ECLI:NL:RBSHE:2005:AT2736

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/070815-04
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoer van AI-gevoelige dieren tijdens vervoersverbod in verband met vogelpestcrisis

In deze zaak heeft de economische politierechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 29 maart 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren van AI-gevoelige dieren (kippen) tijdens een vervoersverbod dat was ingesteld in verband met de vogelpestcrisis. De zaak kwam ter terechtzitting op 15 maart 2005, waar de officier van justitie zijn vordering heeft gepresenteerd en de verdachte haar verdediging heeft gevoerd. De tenlastelegging bevatte enkele schrijffouten, die door de rechter zijn hersteld zonder dat de verdachte in haar verdediging is geschaad.

De rechter heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 juni 2003 in de gemeente Maasbree en Veghel AI-gevoelige dieren heeft vervoerd, wat in strijd was met de geldende regelgeving. De economische politierechter heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De rechter heeft overwogen dat de verdachte handelde vanuit een oprechte zorg voor haar dieren, maar dat dit niet rechtvaardigde dat zij de wet overtrad. De rechter heeft de ernst van het feit onderkend en heeft een geldboete opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk is, met een proeftijd van twee jaar.

De uitspraak is gebaseerd op verschillende artikelen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Wet op de economische delicten. De rechter heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen, waaronder haar oprechte intenties en de tijd die verstreken is sinds het gepleegde feit. De uiteindelijke beslissing was een geldboete van EUR 1500,00, met een voorwaardelijk deel en een subsidiaire hechtenis.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/070815-04
Uitspraakdatum: 29 maart 2005
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de economische politierechter in bovengenoemde rechtbank 's-Hertogenbosch in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum) 1961,
wonende te (woonplaats), (adres).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 maart 2005.
De economische politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 januari 2005.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 4 juni 2003 in de gemeente Maasbree, zijnde dit binnen het
vervoersbeperkingsgebied Nederweert, genoemd in bijlage I onderdeel 1 onder 2
behorende bij de Regeling vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003 en/of in de
gemeente Veghel, zijnde dit binnen het vervoersbeperkingsgebied Gelderse
Vallei- Beneden Leeuwen, genoemd in bijlage I onderdeel i onder 1 behorende
bij voornomede Regeling, tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
althans alleen, al dan niet opzettelijk AI-gevoelige dieren (kippen) heeft
vervoerd;(zaak 2.3., pagina 669 en volgende alsmede 724 en volgende van het
proces-verbaal)
(artikel 3 lid 1 onder a van voornoemde Regeling juncto artikel 30 van de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, strafbaar gesteld in artikel 1 onder
1e van de Wet op de economische delicten)
Tengevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging begaan staat in de vijfde regel "bijlage I onderdeel i onder 1" vermeld in plaats van "bijlage I onderdeel 1 onder 1" en in de zesde regel "voornomede" in plaats van "voornoemde". De economische politierechter herstelt deze schrijffouten en leest telkens het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de economische politierechter.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de economische politierechter bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De rechtmatigheid van de bewijsmiddelen.
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer aangevoerd dat zij haar verklaringen, zoals opgenomen in het dossier, niet in vrijheid heeft kunnen afleggen.
De economische politierechter acht niet aannemelijk geworden dat verdachte door de medewerkers van de AID op een ontoelaatbare wijze onder druk is gezet, waardoor zij niet in vrijheid zou hebben kunnen verklaren. De economische politierechter is dan ook van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden, die aan het gebruik van door verdachte in de voorfase afgelegde verklaringen in de weg staan.
De bewezenverklaring.
De economische politierechter acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 4 juni 2003 in de gemeente Maasbree, zijnde dit binnen het vervoersbeperkingsgebied Nederweert, genoemd in bijlage I onderdeel 1 onder 2 behorende bij de Regeling
vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003, en in de gemeente Veghel, zijnde dit binnen het vervoersbeperkingsgebied Gelderse Vallei- Beneden Leeuwen, genoemd in bijlage I onderdeel 1 onder 1 behorende bij voornoemde Regeling, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
opzettelijk AI-gevoelige dieren (kippen) heeft vervoerd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard is naar het oordeel van de economische politierechter niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde feit.
De strafbaarheid.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat zij zich, als houder van huisdieren, wilde houden aan de wettelijke verplichting goed voor haar dieren te zorgen. Zij zag zich daardoor genoodzaakt haar gezonde dieren van een zekere dood te redden. Zij stelde bewust ervoor te hebben gekozen de wettelijke verplichting om voor het welzijn van haar dieren te zorgen, zwaarder te laten wegen dan de regels die de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij tijdens de crisis hanteerde. Verdachte acht zich derhalve niet schuldig aan het plegen van enig strafbaar feit.
De economische politierechter overweegt dat de artikelen 17, 21 en 22 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren het voor de Minister mogelijk maken om, ter voorkoming van overbrenging van besmettelijke dierziekten, af te wijken van artikel 36 van deze wet (inhoudende dat het verboden is om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen). De Minister is derhalve bevoegd vergaande maatregelen te treffen, ook indien deze inhouden het instellen van een vervoersverbod of het doden van dieren in bepaalde gebieden.
Een ieder, inclusief verdachte, heeft zich in crisissituaties als de onderhavige aan de dan vigerende regelgeving te houden. Niet aannemelijk is geworden dat in dezen voor verdachte bijzondere omstandigheden hebben gegolden die voor haar een uitzonderingspositie zouden rechtvaardigen.
Van een rechtens relevant conflict van plichten kan derhalve niet gesproken worden.
De economische politierechter verwerpt het verweer van verdachte.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van verdachte uitsluiten.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47 en 91 van het Wetboek van Strafrecht
1(oud), 2, 6 en 87 van de Wet op de economische delicten
1, 15, 30 en 131 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
1, 2, 3 en 15 van de Regeling vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003 (oud)
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
een werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.
De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de economische politierechter gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de draagkracht.
Bij de strafoplegging zal de economische politierechter in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid:
- verdachte kwam ter terechtzitting authentiek over wat betreft het handelen uit liefde voor haar dieren;
- de uitvoering van het beleid van de Minister heeft bij verdachte geleid tot gevoelens van verdriet en onmacht (waarvoor de economische politierechter begrip op kan brengen), tengevolge waarvan verdachte kennelijk geen andere uitweg heeft gezien dan het plegen van het strafbare feit;
- sedert het tijdstip waarop het door verdachte gepleegde feit heeft plaatsgehad is inmiddels geruime tijd verstreken (bijna twee jaar).
Met betrekking tot een deel van de op te leggen geldboete zal de economische politierechter bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat zij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De economische politierechter wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 30, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan (artikel 3, eerste lid en onder a, van de Regeling vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003 (oud)).
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
Geldboete van EUR 1500,00 subsidiair 30 dagen hechtenis waarvan EUR 600,00 subsidiair 12 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde geldboete desgewenst te voldoen in 6 termijnen van elk EUR 150,- per maand.
Dit vonnis is gewezen door,
mr. G.A.F.M. Wouters, economische politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.M.C. Carmiggelt, griffier
en is uitgesproken op 29 maart 2005.