ECLI:NL:RBSHE:2004:AR4406

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/085028-04
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor uitlokking en medeplegen van vals proces-verbaal door politiefunctionaris

Op 25 oktober 2004 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die was beschuldigd van uitlokking en medeplegen van het opmaken van een vals proces-verbaal. De tenlastelegging was gebaseerd op artikelen 207 en 225 van het Wetboek van Strafrecht. Tijdens de zitting op 18 oktober 2004 werd de dagvaarding gewijzigd op vordering van de officier van justitie. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voldoende feitelijk en duidelijk was omschreven en dat de dagvaarding voldeed aan de wettelijke eisen.

De rechtbank heeft de bewijsbeslissing uitvoerig besproken. Hoewel er voldoende wettig bewijs was voor de tenlastegelegde uitlokking, ontbrak de overtuiging dat de verdachte opzet had om de medeverdachte aan te zetten tot het strafbare feit. Ook was er onvoldoende bewijs voor het medeplegen van het misdrijf. De rechtbank concludeerde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van alle tenlastegelegde feiten.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is op tegenspraak gewezen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De zaak was aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 september 2004, en de verdachte was op de hoogte van de beschuldigingen tegen hem. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de officier van justitie en de bevoegdheid van de rechtbank bevestigd, en er zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging aangetroffen. De uitspraak is gedaan in het kader van de strafrechtelijke procedure.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/085028-04
Uitspraakdatum: 25 oktober 2004, bij vervroeging
STRAFVONNIS
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te '[geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949,
wonende te [woonplaats], [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 oktober 2004.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht
.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 september 2004.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 25 november 2003 tot en met 26
november 2003 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in het arrondissement
's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
in een (onder meer) door hem als hoofdagent van politie van de politieregio
Brabant Noord ambtsedig opgemaakt proces-verbaal, gedateerd 26 november 2003,
in elk geval in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring
onder ede vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt,
schriftelijk, persoonlijk, opzettelijk valselijk een verklaring onder ede
heeft afgelegd,
door tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
persoonlijk, schriftelijk, opzettelijk valselijk geheel of ten dele in strijd
met de waarheid te verklaren in vorenbedoeld proces-verbaal,
- zakelijk weergegeven -:
"Ik, verbalisant [medeverdachte], zag dat de bestuurder van de bromfiets in plaats
van te remmen zijn snelheid bleef verhogen. Ik, verbalisant [medeverdachte], kwam
daardoor links-voor de bromfiets te staan. Ik, verbalisant [medeverdachte], vreesde
door de bestuurder van de bromfiets omver gereden te worden en draaide
links-om mijn as. Ik, verbalisant [medeverdachte], voelde dat ik aan mijn
linkerzijde licht werd geraakt door de bromfiets en/of de opzittenden.
Ik, verbalisant [medeverdachte], zag dat de bromfietser met opzittenden mij verder
passeerde en met hoge snelheid zijn weg vervolgde over de Baksvelstraat in de
richting van de Wolfsdonklaan. Ik, verbalisant [medeverdachte], zag dat beide
opzittenden omkeken en dat de bestuurder zijn bromfiets naar rechts stuurde.
Ik, verbalisant [medeverdachte], zag dat de bestuurder van de bromfiets nog verder
naar rechts stuurde en dat een of beide wielen van de bromfiets de aan de
rechterzijde gelegen trottoirrand raakte(n). Dit was ongeveer twintig meter
verder in de richting van de Wolfsdonklaan.
Ik, verbalisant [medeverdachte], zag dat de bestuurder zijn bromfiets verder niet
meer onder controle had en dat de bromfiets naar rechts kantelde. Ik,
verbalisant [medeverdachte], zag dat de bromfiets en/of de opzittenden de aldaar
staande en in werking zijnde lantaarnpaal raakten en vervolgens ten val
kwamen.",
en/of dit proces-verbaal (vervolgens) op ambtseed/ambtsbelofte te ondertekenen,
hebbende hij,verdachte, voornoemd misdrijf opzettelijk uitgelokt op of
omstreeks 25 november 2003 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in het
arrondissement 's-Hertogenbosch,
door misbruik van gezag en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of
middelen en/of inlichtingen,
hebbende hij, verdachte, als inspecteur van politie en/of hoofd van de
districtsrecherche te 's-Hertogenbosch, op dat moment werkzaam als officier
van dienst, tegenover en ten overstaan van voornoemde [medeverdachte], hoofdagent
van politie, en/of een of meer andere ondergeschikten in rang, mededelingen
en/of voorstellen en/of suggesties gedaan over de inhoud van het valselijk op
te maken proces-verbaal zoals hieronder weergegeven
en/of hebbende hij, verdachte,
(ten overstaan van) voornoemde [medeverdachte] en/of een of meer ander(en)
opzettelijk medegedeeld - zakelijk weergegeven-:
dat [medeverdachte] in grote problemen zou komen wanneer hij zijn ervaringen met
betrekking tot het bromfietsongeval naar waarheid in een proces-verbaal zou
opnemen en/of
dat [medeverdachte] een zodanige omschrijving van het ongeval moest geven dat het
minder consequenties kon hebben en/of
dat het contact met de berijders van de bromfiets ook kon zijn geweest door
een afdraaiende of afwerende beweging en/of
dat [medeverdachte], terwijl hij zijn bevindingen vertelde aan zijn collega's,
daarmee moest stoppen en/of
dat het verhaal anders was gegaan dan [medeverdachte] zijn collega's vertelde en/of
dat het voorval op papier moest worden omschreven zoals hij, [verdachte], dat toen
(vervolgens) voorstelde en/of vertelde en/of
dat [medeverdachte] het op papier moest zetten zoals afgesproken tussen [verdachte] en [medeverdachte]
en/of dat [medeverdachte] niet in het proces-verbaal moest opnemen dat hij de bromfietser
had vastgepakt of geduwd,
in elk geval opzettelijk medegedeeld -zakelijk weergegeven- dat de feitelijke
toedracht met betrekking tot de oorzaak van het bromfietsongeval geheel of ten
dele in strijd met de waarheid in een proces-verbaal moest worden verwoord;
(artikel 207 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 25 november 2003 tot en met 26
november 2003 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in het arrondissement
's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans
alleen, een ambtsedig proces-verbaal gedateerd 26 november 2003 - zijnde een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk
heeft opgemaakt of heeft vervalst, immers heeft hij, [medeverdachte], tezamen en in
vereniging met die ander(en), althans alleen, valselijk in dat proces-verbaal
opgenomen -zakelijk weergegeven-:
"Ik, verbalisant [medeverdachte], zag dat de bestuurder van de bromfiets in plaats
van te remmen zijn snelheid bleef verhogen. Ik, verbalisant [medeverdachte], kwam
daardoor links-voor de bromfiets te staan. Ik, verbalisant [medeverdachte], vreesde
door de bestuurder van de bromfiets omver gereden te worden en draaide
links-om mijn as. Ik, verbalisant [medeverdachte], voelde dat ik aan mijn
linkerzijde licht werd geraakt door de bromfiets en/of de opzittenden.
Ik, verbalisant [medeverdachte], zag dat de bromfietser met opzittenden mij verder
passeerde en met hoge snelheid zijn weg vervolgde over de Baksvelstraat in de
richting van de Wolfsdonklaan. Ik, verbalisant [medeverdachte], zag dat beide
opzittenden omkeken en dat de bestuurder zijn bromfiets naar rechts stuurde.
Ik, verbalisant [medeverdachte], zag dat de bestuurder van de bromfiets nog verder
naar rechts stuurde en dat een of beide wielen van de bromfiets de aan de
rechterzijde gelegen trottoirrand raakte(n). Dit was ongeveer twintig meter
verder in de richting van de Wolfsdonklaan.
Ik, verbalisant [medeverdachte], zag dat de bestuurder zijn bromfiets verder niet
meer onder controle had en dat de bromfiets naar rechts kantelde. Ik,
verbalisant [medeverdachte], zag dat de bromfiets en/of de opzittenden de aldaar
staande en in werking zijnde lantaarnpaal raakten en vervolgens ten val
kwamen."
en/of (vervolgens) dat proces-verbaal ondertekend,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of
door anderen te doen gebruiken,
hebbende hij,verdachte, voornoemd misdrijf opzettelijk uitgelokt op of
omstreeks 25 november 2003 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in het
arrondissement 's-Hertogenbosch,
door misbruik van gezag en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of
middelen en/of inlichtingen,
hebbende hij, verdachte, als inspecteur van politie en/of hoofd van de
districtsrecherche te 's-Hertogenbosch, op dat moment werkzaam als officier
van dienst, tegenover en ten overstaan van voornoemde [medeverdachte], hoofdagent
van politie, en/of een of meer andere ondergeschikten in rang, mededelingen
en/of voorstellen en/of suggesties gedaan over de inhoud van het valselijk op
te maken proces-verbaal zoals hieronder weergegeven
en/of hebbende hij, verdachte,
(ten overstaan van) voornoemde [medeverdachte] en/of een of meer ander(en)
opzettelijk medegedeeld - zakelijk weergegeven-:
dat [medeverdachte] in grote problemen zou komen wanneer hij zijn ervaringen met
betrekking tot het bromfietsongeval naar waarheid in een proces-verbaal zou
opnemen en/of
dat [medeverdachte] een zodanige omschrijving van het ongeval moest geven dat het
minder consequenties kon hebben en/of
dat het contact met de berijders van de bromfiets ook kon zijn geweest door
een afdraaiende of afwerende beweging en/of
dat [medeverdachte], terwijl hij zijn bevindingen vertelde aan zijn collega's,
daarmee moest stoppen en/of
dat het verhaal anders was gegaan dan [medeverdachte] zijn collega's vertelde en/of
dat het voorval op papier moest worden omschreven zoals hij, [verdachte], dat toen
(vervolgens) voorstelde en/of vertelde en/of
dat [medeverdachte] het op papier moest zetten zoals afgesproken tussen [verdachte] en [medeverdachte]
en/of dat [medeverdachte] niet in het proces-verbaal moest opnemen dat hij de bromfietser
had vastgepakt of geduwd,
in elk geval opzettelijk medegedeeld -zakelijk weergegeven- dat de feitelijke
toedracht met betrekking tot de oorzaak van het bromfietsongeval geheel of ten
dele in strijd met de waarheid in een proces-verbaal moest worden verwoord;
(artikel 225 jo. artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 18 oktober 2004 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
Door de raadsman is als verweer gevoerd dat in de primaire en subsidiaire tenlastelegging ingevolge artikel 261 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering laatste zinsnede is verwezen naar het wettelijk voorschrift, zijnde respectievelijk artikel 207 jo 45 en 225 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht.
De verwijzing naar artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht is een verwijzing naar de poging. Ook als hier sprake is van een kennelijke vergissing en in plaats daarvan artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht moet worden gelezen dan nog is volstrekt onduidelijk hoe door mededelingen, voorstellen en/of suggesties aan [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] [medeverdachte] zou kunnen zijn uitgelokt. De conclusie van de raadsman is dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard nu hier sprake is van een obscuur libel.
De raadsman heeft voorts als verweer gevoerd dat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk is omschreven waardoor eveneens nietigheid van de dagvaarding zou moeten volgen.
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman, zij is van oordeel dat de tenlastegelegde feiten voldoende feitelijk en voldoende duidelijk zijn omschreven.
De dagvaarding voldoet voorts aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank is van oordeel dat van de tenlastegelegde uitlokking wel voldoende wettig bewijs is, echter de rechtbank mist de overtuiging dat verdachte de opzet heeft gehad om [medeverdachte] aan te zetten tot het door deze begane strafbare feit.
De rechtbank is verder van oordeel dat van het tenlastegelegde medeplegen onvoldoende bewijs aanwezig is, zodat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is tenlastegelegd.
DE UITSPRAAK
BESLISSING:
T.a.v. primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair, :
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en
overtuigend bewezen.
Dit vonnis is gewezen door,
mr. P.W.E.C. Pulles, voorzitter,
mr. K. Visser en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van J.C. de Steur, griffier
en is uitgesproken op 25 oktober 2004.
Mr. Kuijs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
5
Parketnummer:01/085028-04 pag. 5
[verdachte]