ECLI:NL:RBSHE:2004:AQ5880
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Ontslag en redelijkheid van de vergoeding in het kader van een Sociaal Plan
In deze zaak vordert eiser, [eiser], dat gedaagde, Obdeijn Eindhoven B.V., wordt veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 39.344,16 en buitengerechtelijke incassokosten van € 1.550,=, beide met rente. Eiser stelt dat het ontslag dat hem door Obdeijn is gegeven, kennelijk onredelijk was. De kantonrechter oordeelt dat een ontslag kennelijk onredelijk is als het zó onredelijk is dat geen redelijk denkend mens het zou verdedigen. Eiser heeft een uitkering van € 21.055,40 ontvangen op basis van het Sociaal Plan, wat volgens de kantonrechter een belangrijke factor is in de beoordeling van de redelijkheid van het ontslag.
De kantonrechter overweegt dat het feit dat andere werknemers een hogere vergoeding hebben ontvangen, niet automatisch betekent dat het ontslag van eiser onredelijk was. De kantonrechter wijst erop dat de financiële situatie van Obdeijn, die in 2001 en 2002 aanzienlijke verliezen heeft geleden, een rol speelt in de beoordeling van de redelijkheid van de vergoeding. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat hij door Obdeijn substantieel benadeeld is, en de mogelijkheden voor herplaatsing binnen het concern waren beperkt.
Uiteindelijk komt de kantonrechter tot de conclusie dat de vordering van eiser moet worden afgewezen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van Obdeijn, die zijn begroot op € 820,= wegens gemachtigdensalaris. De uitspraak is gedaan op 25 maart 2004 door de kantonrechter P.M. Knaapen in aanwezigheid van de griffier.