ECLI:NL:RBSHE:2004:AQ5878

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
351956
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens onvoldoende begeleiding en aanspreken op disfunctioneren

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 29 juli 2004 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Deltatechniek Best B.V. en [verweerder]. Verzoekster, Deltatechniek, heeft op 23 juni 2004 een verzoekschrift ingediend, waarop verweerder op 9 juli 2004 heeft gereageerd. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 juli 2004, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren. Deltatechniek heeft het verzoek tot ontbinding gebaseerd op disfunctioneren van [verweerder], waarbij zij enkele voorvallen en omzetvergelijkingen met andere projectleiders heeft aangevoerd. Tevens heeft Deltatechniek een afwijzende beslissing van het CWI overgelegd, waarin werd gesteld dat de onderneming verliesgevend is, maar dat de ontslagvergunning is geweigerd vanwege een onjuiste toepassing van het anciënniteitsbeginsel.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat hij niet bevoegd is om de beslissing van het CWI te herzien, tenzij er sprake is van een kennelijke misslag. De rechter heeft geconcludeerd dat de bedrijfseconomische omstandigheden en de toepassing van de anciënniteitsregel het oordeel van het CWI respecteren. Wat betreft het disfunctioneren van [verweerder] heeft de kantonrechter opgemerkt dat er wel aanwijzingen zijn voor onderpresteren, maar dat niet is aangetoond dat [verweerder] op zijn prestaties is aangesproken of dat er pogingen zijn gedaan om hem te begeleiden naar verbetering.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding afgewezen, omdat niet is gebleken dat [verweerder] op zijn disfunctioneren is aangesproken en dat er begeleiding is geboden. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd. Deze beschikking is gegeven door mr. P.M. Knaapen, kantonrechter in Eindhoven, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank 's-Hertogenbosch
K A N T O N R E C H T E R E I N D H O V E N
BESCHIKKING OP EEN VERZOEK TOT ONTBINDING
VAN EEN ARBEIDSOVEREENKOMST (BW 7:685)
in de zaak van:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Deltatechniek Best B.V., gevestigd in Best,
Verzoekster;
gemachtigde: mr I.E.H.E. Gerards,
tegen
[verweerder], wonend in [woonplaats],
verweerder,
gemachtigde: mr M. Hartholt.
Het verloop van het geding
Verzoekster heeft het verzoekschrift ingediend op 23 juni 2004. Van verweerder is een verweerschrift ingekomen op 9 juli 2004. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juli 2004. Aanwezig waren, behalve de gemachtigden, de heer [werknemer] namens verzoekster en verweerder persoonlijk. Er zijn van beide zijden pleitnotities overgelegd.
Verzoek en verweer
1.1. Verzoekster, Deltatechniek, verzoekt de ontbinding van haar arbeidsovereenkomst met verweerder, [verweerder].
1.2. Zij beroept zich op een verandering van omstandigheden, die bestaat uit het volgende
- de bedrijfseconomische omstandigheden zijn slecht, zodat er niet aan te ontkomen valt werknemers te laten afvloeien
- toepassing van de anciënniteitsregel brengt mee dat [verweerder] moet wijken
- [verweerder] functioneert onvoldoende.
1.3. Deltatechniek fundeert het disfunctioneren op enkele voorvallen die zij beschrijft en op een vergelijking van de omzet van [verweerder] met die van andere projectleiders.
2.1. Zij heeft aan het CWI vergunning gevraagd [verweerder] te ontslaan.
2.2. De afwijzende beslissing van het CWI heeft Deltatechniek overgelegd. Daaruit blijkt, dat het CWI aannemelijk acht dat de onderneming verliesgevend is en dat de verwachtingen voor de toekomst somber zijn. De ontslagvergunning is echter geweigerd omdat Deltatechniek in relatie tot een andere werknemer ([werknemer]) het anciënniteitsbeginsel niet goed heeft toegepast. Deltatechniek is het daar niet mee eens.
3. [verweerder] heeft verweer gevoerd en met name naar voren gebracht:
- dat hij nooit is aangesproken op slechte of mindere prestaties
- dat zijn beoordelingen goed zijn; hij legt de evaluatie van de periode 1 januari 2002 tot 1 februari 2003 over
- dat die beoordeling ook meetelt voor het werk als projectleider, omdat hij die functie al op 1 juli 2002 gekregen heeft en niet, zoals Deltatechniek zegt, pas op 1 februari 2003
- dat de omzetvergelijkingen niet redengevend zijn, omdat andere projectleiders grotere projecten doen en dus meer winst kunnen behalen.
4. [verweerder] is bij Deltatechniek in dienst sinds 1 juli 2000; hij is 34 jaar. Zijn salaris bedraagt € 2.348,69 bruto per maand, plus vakantietoeslag.
Beoordeling
5.1. De kantonrechter is door de wet niet aangewezen als beroepsrechter ten aanzien van de CWI-beslissing en mag daarom niet treden in de beoordeling van vragen waarover het CWI geoordeeld heeft. Misschien is dat anders als het CWI een kennelijke misslag heeft begaan of een evident onredelijk oordeel heeft gegeven, maar dat zal zich niet snel voordoen en doet zich in ieder geval hier niet voor.
5.2. Wel mag hij treden in vragen die het CWI niet beantwoord heeft, zoals nieuwe feiten of feiten die niet aan het CWI zijn voorgelegd.
5.3. In strijd met de wettelijke regel dat ieder der partijen zich te allen tijde tot de kantonrechter mag wenden met een ontbindingsverzoek is dit niet, want deze opvatting laat onverlet dat men door de kantonrechter kan laten toetsen of zich een van de bedoelde uitzonderingen voordoet.
5.4. De eerste conclusie is, dat ten aanzien van de bedrijfseconomische omstandigheden en de toepassing van de anciënniteitsregel het oordeel van het CWI geëerbiedigd moet worden.
6.1. Dan resteert het disfunctioneren.
6.2. Op dat punt spreken partijen elkaar tegen.
6.3. Deltatechniek heeft wel concrete voorbeelden genoemd, zij het dat [verweerder] van die gevallen een andere lezing heeft gegeven.
6.4. En voorts zijn er de omzetlijsten die wel een opvallend verschil in winstgevendheid laten zien tussen de projecten die [verweerder] geleid heeft en de projecten die collega-projectleiders hebben aangevoerd. [verweerder] heeft daar wel tegenovergesteld, dat zijn collega's grotere projecten toebedeeld krijgen, maar die tegenwerping snijdt geen hout want die kan wel een verschil in omzet verklaren, maar niet een verschil in rendement. En daar komt nog bij, dat Deltatechniek op de zitting ook naar voren heeft gebracht, dat de winstgevendheid juist bij grotere projecten afneemt omdat de concurrentie daarbij groter is zodat de prijzen zo laag mogelijk gehouden moeten worden.
6.5. Dat [verweerder] niet voldoet is daarom toch wel in zekere mate aannemelijk.
7.1. Dat hij op dat onderpresteren is aangesproken en de gelegenheid heeft gekregen daar gericht aan te werken en daarbij begeleid is, is echter niet aannemelijk geworden.
7.2. Deltatechniek zegt dat wel, maar het blijkt nergens uit.
7.3. Uit het evaluatieverslag van (kort na) 1 februari 2003 blijkt het onderpresteren nog niet terwijl [verweerder] volgehouden heeft dat hij op 1 februari 2003 al een half jaar als projectleider werkte.
7.4. Voorts heeft Deltatechniek het in de procedure bij het CWI niet aan de orde gesteld, terwijl het disfunctioneren en het niet vatbaar zijn voor verbeteringen nota bene betere argumenten zijn om van de anciënniteitsregel af te wijken dan de gezocht aandoende rechtvaardiging die Deltatechniek daarvoor gegeven heeft.
8.1. De tweede conclusie is, dat het verzoek moet worden afgewezen.
8.2. Niet omdat van disfunctioneren niets gebleken is; zoals onder 6.5. is overwogen zijn daar wel degelijk aanwijzingen voor.
8.3. Maar wel omdat niet is gebleken dat [verweerder] daarop is aangesproken en dat er pogingen zijn gedaan hem te begeleiden naar verbetering.
9. De aard van de zaak brengt mee dat de kosten gecompenseerd moeten worden.
BESLISSING
De kantonrechter
Wijst het verzoek af;
Compenseert de proceskosten.
Deze beschikking is gegeven door mr P.M. Knaapen, kantonrechter in Eindhoven, en door hem in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2004.