ECLI:NL:RBSHE:2004:AP1449

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/2700 NABW
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.W. Govers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering wegens onvoldoende informatie over medebewoner

In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van eiseres, die sinds 2001 een uitkering ontving naar de norm voor een alleenstaande ouder met een toeslag van 20% van het wettelijk minimumloon. Tijdens een onderzoek door de sociale recherche in de maanden februari tot en met april 2003 werd vastgesteld dat de heer [inwonende] sinds 21 januari 2003 hoofdverblijf had in de woning van eiseres, zonder dat zij dit had gemeld aan verweerder. Op basis hiervan heeft verweerder op 14 mei 2003 de bijstandsuitkering van eiseres met terugwerkende kracht ingetrokken voor de periode van 21 januari 2003 tot 1 april 2003 en de ten onrechte betaalde uitkering teruggevorderd.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder op 26 augustus 2003. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 18 mei 2004, waarbij verweerder vertegenwoordigd was door een gemachtigde.

De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende bewijs heeft geleverd dat eiseres een gezamenlijke huishouding voerde met de heer [inwonende]. De rechtbank kan de conclusie van verweerder niet volgen dat eiseres onvoldoende informatie heeft verstrekt over haar woon- en leefsituatie. Hoewel eiseres inderdaad niet heeft gemeld dat de heer [inwonende] bij haar woonde, kan dit niet leiden tot de conclusie dat haar recht op bijstandsuitkering niet kan worden vastgesteld. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens ondeugdelijke motivering en bepaalt dat de gemeente Eindhoven het door eiseres gestorte griffierecht van € 31,00 moet vergoeden. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 322,00.

Uitspraak

RECHTBANK ’S?HERTOGENBOSCH
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
AWB 03/2700 NABW
Uitspraak van de rechtbank ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geschil tussen
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde mr. M.J.M. Strijbosch, advocaat te Eindhoven,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, verweerder,
gemachtigde drs. E.M. Vrijsen, werkzaam bij verweerders gemeente.
I. PROCESVERLOOP
Eiseres ontving sinds 2001 bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande ouder met een toeslag van 20% van het wettelijk minimumloon. Bij een in de maanden februari tot en met april 2003 door de sociale recherche ingesteld onderzoek kwam naar voren dat de heer [inwonende] sinds 21 januari 2003 hoofdverblijf had in de woning van eiseres zonder dat zij daarvan mededeling had gedaan aan verweerder. In verband hiermee heeft verweerder bij besluit van 14 mei 2003 eiseresses bijstandsuitkering met terugwerkende kracht over de periode van 21 januari 2003 tot 1 april 2003 alsnog ingetrokken en de aldus ten onrechte betaalde uitkering van haar teruggevorderd. Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij verweerders besluit van 26 augustus 2003 ongegrond verklaard. Tegen dit laatste besluit is namens eiseres beroep ingesteld.
Het geding is behandeld ter zitting van 18 mei 2004, waar van partijen verweerder bij gemachtigde is verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Verweerder heeft genoemde intrekking gegrond op de overweging dat eiseres onvoldoende informatie heeft verstrekt omtrent haar woon- en leefsituatie en dat ten gevolge daarvan het recht op bijstandsuitkering over genoemde periode niet was vast te stellen.
De rechtbank kan die overweging niet volgen. In de eerste plaats is op geen enkele manier gebleken - zijdens verweerder is daar ook geen onderzoek naar gedaan - dat eiseres ten tijde hier van belang met [inwonende] een gezamenlijke huishouding voerde. Dan kan haar ook niet worden verweten dat zij dienaangaande onvoldoende informatie zou hebben verstrekt. In dit verband wordt gewezen op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 januari 2003, nr. 00/1075 NABW, gepubliceerd in USZ 2003 nr. 128 en JABW 2003 nr.92.
Wèl staat vast dat eiseres verweerder ten onrechte niet heeft geïnformeerd omtrent het hoofdverblijf van [inwonende] in haar woning. Dan kan echter niet worden gezegd dat het recht op bijstand ten gevolge van die schending van de informatieplicht niet is vast te stellen; verweerder kan immers de toeslag op de bijstandsuitkering (met terugwerkende kracht alsnog) verlagen wegens de aanwezigheid van een medebewoner.
Gezien het vorenoverwogene dient het bestreden besluit - met gegrondverklaring van het daartegen gerichte beroep - wegens een ondeugdelijke motivering te worden vernietigd.
De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 322,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
· 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
· waarde per punt € 322,00
· wegingsfactor 1.
Tevens zal de rechtbank bepalen dat door de gemeente Eindhoven aan eiseres het door haar gestorte griffierecht ad € 31,00 dient te worden vergoed.
III. BESLISSING
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- gelast de gemeente Eindhoven aan eiseres te vergoeden het door haar gestorte griffierecht ad € 31,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten vastgesteld op € 322,00, te vergoeden door de gemeente Eindhoven en te voldoen aan de griffier.
Aldus gedaan door mr. A.W. Govers als rechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Drs. M.T. Petersen als griffier op 21 mei 2004.
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Afschrift verzonden: