ECLI:NL:RBSHE:2004:AO3273
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering na herbeoordeling geschiktheid voor eigen werk
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 22 januari 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Divers en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de intrekking van de WAO-uitkering van een werkneemster. De werkneemster, die als sociaal-cultureel werkster werkzaam was, had haar werkzaamheden moeten staken wegens psychische klachten. Na een periode van arbeidsongeschiktheid werd zij in 1998 in aanmerking gebracht voor een WAO-uitkering, die aanvankelijk was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Echter, in 2000 werd deze herzien naar 35 tot 45% arbeidsongeschiktheid, wat leidde tot de intrekking van de uitkering per 1 november 2001.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkneemster op 4 oktober 2001 door een verzekeringsarts geschikt werd geacht voor haar eigen werk, en dat er geen medische beperkingen meer waren. De eiseres, Stichting Divers, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van de uitkering, stellende dat de werkneemster niet in staat was om haar oude werk te hervatten. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van het UWV om de uitkering in te trekken terecht was, omdat de werkneemster weer in staat was haar werkzaamheden te verrichten. De rechtbank verwierp de argumenten van eiseres dat er verwachtingen waren gewekt over de werkhervatting en dat de intrekking van de uitkering onzorgvuldig was.
De rechtbank concludeerde dat de werkneemster, na een lange periode van arbeidsongeschiktheid, weer geschikt was voor haar eigen werk en dat de intrekking van de WAO-uitkering op goede gronden was gebeurd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien om de proceskosten te vergoeden. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.