ECLI:NL:RBSHE:2004:AO3269
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand en de toepassing van de Algemene Bijstandswet
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 26 januari 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. E.P.M. Smit, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel, vertegenwoordigd door J.C.P. de Haan. De zaak betreft de terugvordering van bijstandsuitkeringen op basis van de Algemene Bijstandswet (ABW). Eiser ontving sinds 1979 bijstand, maar heeft verzuimd om melding te maken van zijn eigendom van een woning in Nijmegen, die hij sinds 1980 bezit. De gemeente heeft op basis van artikel 58, tweede lid, van de ABW de bijstand teruggevorderd, omdat eiser niet beschikte over de middelen die voortvloeien uit de verkoop van de woning.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van zijn woning en de huuropbrengsten. Echter, de rechtbank oordeelt dat de gemeente ten onrechte artikel 58, tweede lid, heeft toegepast, omdat deze bepaling niet van toepassing is op de situatie van eiser. De rechtbank concludeert dat de terugvordering over de periode van 1 augustus 1992 tot en met 31 december 1995 niet kan worden gehandhaafd, omdat de verjaringstermijn van vijf jaar is overschreden. Ook voor de periode van 1 januari 1996 tot en met 30 juni 1997 kan de terugvordering niet worden gehandhaafd, omdat de gemeente een onjuiste wettelijke grondslag heeft toegepast.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de gemeente op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de schending van de informatieplicht door eiser. Tevens wordt de gemeente Boxtel veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 644,-. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar uitgesproken en belanghebbenden kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.