ECLI:NL:RBSHE:2003:AM2894

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
300146
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een zwangere werkneemster en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 23 juli 2003 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Universal Computer Systems B.V. (UCS) en een werkneemster, aangeduid als [verweerster]. UCS verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster], die zwanger was en weigerde naar de Verenigde Staten te verhuizen voor werk. De kantonrechter oordeelde dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet aan UCS kon worden verweten. De werkneemster had eerder ingestemd met de verhuizing naar Houston, maar trok zich terug vanwege haar zwangerschap. De kantonrechter stelde vast dat de zwangerschap geen reden was om de arbeidsovereenkomst niet te ontbinden, aangezien UCS voldoende had aangetoond dat er geen werk meer voor [verweerster] in Nederland was en dat de werkzaamheden in Houston noodzakelijk waren. De kantonrechter besloot de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2003 te ontbinden en de proceskosten te compenseren, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg. De kantonrechter wees het verzoek om een ontbindingsvergoeding af, omdat de omstandigheden niet aan UCS konden worden toegerekend. De uitspraak benadrukt de afweging tussen de rechten van een zwangere werkneemster en de bedrijfsbelangen van de werkgever.

Uitspraak

R E C H T B A N K 's - H E R T O G E N B O S C H
KANTONRECHTER te EINDHOVEN
Zaaknummer: 300146
Rolnummer : 03/3421
Uitspraak : 23 juli 2003
Conc : MF
BESCHIKKING
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Universal Computer Systems B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
verzoekster,
gemachtigde: mr. drs. R.W.L. Russell, advocaat en procureur te Amsterdam,
t e g e n :
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
gemachtigde: mr. T. Hoekstra, werkzaam bij de Stichting Achmea Rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch
1. DE PROCEDURE
Verzoekster vraagt ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en heeft daartoe op 30 mei 2003 een verzoekschrift ingediend. Van de zijde van verweerster is op 18 juni 2003 een verweerschrift ontvangen. Het verzoek is behandeld ter zitting van 25 juni 2003, onder gelijktijdige behandeling van het namens verweerster ingediende kort geding (4170/03). Ter zitting zijn verschenen verweerster in persoon alsmede de beide gemachtigden. Voorts is namens verzoekster verschenen [naam directeur], directeur.
Partijen zullen verder worden aangeduid als 'UCS' en '[verweerster]'.
2. HET GESCHIL
2.1. UCS verzoekt om ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op grond
van een dringende reden, subsidiair een gewichtige reden, bestaande uit verandering in de omstandigheden. UCS legt daaraan het volgende ten grondslag.
[verweerster] is op 1 oktober 2001 in dienst getreden bij Kalamazoo B.V., thans UCS, in de functie van vertaler/translator. Het laatstgenoten salaris bedraagt € 1418,18 bruto per maand exclusief 8 % vakantietoeslag. [verweerster] is in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Deze overeenkomst is 1 maal verlengd, wederom voor een periode van 6 maanden. Deze periode zou eindigen op 1 oktober 2002. Omdat de werkzaamheden in Nederland op korte termijn zouden eindigen zijn in september 2002 gesprekken gevoerd met [verweerster] om de mogelijkheden te bezien dat [verweerster] in de Verenigde Staten voor de moedermaatschappij UCS Inc. zou gaan werken. [verweerster] stemde hiermee in. Hierop is een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd overeengekomen ingaande op 1 oktober 2002. Op 19 december 2002 was alles rond met betrekking tot de werkzaamheden in Houston en is een nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten, waarin is overeengekomen dat [verweerster] voor de duur van één jaar, met een optie op een tweede jaar, vertaalwerkzaamheden zou gaan verrichten in Houston. In de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat dit contract alle voorgaande contracten, ook dat van 1 oktober 2002, zou vervangen. Na het afronden van het laatste project zou [verweerster] naar Houston vertrekken. De daartoe benodigde formaliteiten zijn allemaal in orde gebracht. Eind februari 2003 zou [verweerster] vertrekken, maar op verzoek van UCS Inc is dat vertrek uitgesteld tot april zodat [verweerster] al haar werkzaamheden in Nederland zou hebben afgerond.
Op 2 april 2003 deelde [verweerster] aan UCS mede dat zij zwanger is en om die reden niet naar de Verenigde Staten kan gaan. UCS gaf aan dat haar zwangerschap wat UCS betrof niet in de weg hoefde te staan aan haar vertrek naar Houston. [verweerster] weigerde echter naar de Verenigde Staten af te reizen. Op 30 mei heeft UCS aan [verweerster] een brief gezonden waarin haar de kans werd geboden om op 6 juni 2003 haar werkzaamheden in Houston aan te vangen. Indien zij dat niet zou doen, zou er sprake zijn van werkweigering hetgeen aanleiding zou zijn een verzoek in te dienen om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Er zijn voor [verweerster] geen werkzaamheden meer in Nederland.
Derhalve dient de arbeidsovereenkomst te worden ontbonden op een zo kort mogelijke termijn.
2.2. [verweerster] heeft, kort weergegeven, het volgende verweer gevoerd. Er is geen sprake van een
verband tussen de overeengekomen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en de mogelijkheid om in de Verenigde Staten te werk te worden gesteld. Van beëindiging van werkzaamheden in Nederland was geen sprake. Het vertrek van [verweerster] naar Houston is steeds door UCS uitgesteld omdat [verweerster] nog projecten in Nederland diende af te ronden. Er is nog steeds voldoende werk voor [verweerster] in Nederland. Bovendien zou [verweerster] de werkzaamheden waarvoor zij naar Houston zou vertrekken indien gebruik zou worden gemaakt van moderne communicatiemiddelen, heel goed in Nederland kunnen uitoefenen.
[verweerster] stelt dat haar zwangerschap een kwestie is van overmacht. Onder deze omstandigheden kan en mag van haar niet verwacht worden dat zij naar Houston vertrekt. De opdracht van UCS kan niet worden gezien als een redelijke opdracht.
Indien de arbeidsovereenkomst desondanks toch wordt ontbonden, dient rekening te worden gehouden met de fictieve opzegtermijn van een maand. [verweerster] vraagt in dat geval een vergoeding van toe te kennen met een factor C=2.
3. DE BEOORDELING
3.1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als aangeduid in artikel 7:685 lid 1 BW. Het verzoek tot ontbinding is niet gebaseerd op [verweerster]'s zwangerschap. De zwangerschap hoeft niet in de weg te staan - zoals UCS terecht opmerkt - aan het uitoefenen van haar werkzaamheden.
In dit kader dient tevens beoordeeld te worden of artikel 7:670 lid 2 in de weg staat aan opzegging tijdens de zwangerschap van [verweerster]. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is. In artikel 7:670b, lid 2, is - kort gezegd - bepaald dat artikel 7:670 niet van toepassing is indien er sprake is van beëindiging van werkzaamheden van de onderneming of van het onderdeel van de onderneming waarin de werkneemster werkzaam is, tenzij de werkneemster reeds zwangerschaps- of bevallingsverlof geniet. Dit laatste is in casu niet het geval.
Naar het oordeel van de kantonrechter is bovendien door UCS voldoende aangetoond dat de werkzaamheden van [verweerster] in Nederland eindigen, en daarmee alle vertaalwerkzaamheden van UCS in Nederland. UCS richt zich namelijk maar op één produkt: 'POWER workstation'. De verkoop van de overige produkten van (voorheen) Kalamazoo worden geleidelijk afgebouwd en in ieder geval niet meer ontwikkeld, waardoor geen vertaalwerkzaamheden (meer) nodig zijn, behalve ten behoeve van Powerwork en deze werkzaamheden dienen te geschieden vanuit Houston, Verenigde Staten.
3.2. De kantonrechter is van oordeel dat de door UCS aangedragen feiten onvoldoende basis bieden voor een ontslag op grond van dringende redenen.
Wel is er sprake van gewichtige redenen, bestaande uit verandering in de omstandigheden die dienen te leiden tot beëindiging van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en wel met ingang van 1 augustus 2003.
Daartoe is met name van belang dat vast is komen te staan dat tussen partijen duidelijke afspraken zijn gemaakt omtrent het vertrek van [verweerster] naar Houston. [verweerster] heeft de daartoe strekkende overeenkomst van 19 december 2002 ondertekend en bestrijdt in onderhavige procedure ook niet de gemaakte afspraken. Onderdeel van de gemaakte afspraken was dat zij 'zo snel mogelijk' zou vertrekken. Dat het vertrek vertraging heeft opgelopen doet aan de afspraak dát zij zou gaan niet af.
Voorts kan niet worden gezegd dat UCS onredelijke eisen stelt aan [verweerster] door van haar te vragen naar Houston te gaan. Aannemelijk is dat de aanwezigheid van de vertaler ter plekke noodzakelijk is voor een goede communicatie. Ook vertalers die werkzaam zijn (geweest) ten behoeve van de implementatie van 'POWER Workstation' in andere landen hebben die werkzaamheden vanuit Houston verricht.
Ook het feit dat [verweerster] zwanger blijkt te zijn maakt deze opdracht van UCS niet onredelijk. Het is haar eigen keuze om tijdens de zwangerschap in Nederland te willen zijn. USC legt haar niets in de weg om haar werkzaamheden (in de Verenigde Staten) uit te oefenen. Niet is gesteld dat er - afgezien van de zwangerschap - sprake bijzondere omstandigheden die het noodzakelijk maken [verweerster] tijdens de zwangerschap in Nederland dient te blijven.
Tenslotte heeft UCS afdoende aangetoond dat er geen andere, passende werkzaamheden voor [verweerster] voorhanden zijn. Vertaalwerk is niet meer nodig omdat er nog maar één product gevoerd zal worden: POWER Workstation.
3.3. Vervolgens rijst de vraag of [verweerster] in aanmerking dient te komen voor een ontbindingsvergoeding. Daarbij is van belang of partijen en zo ja in welke mate, over en weer verwijten vallen te merken van de thans ontstane situatie.
3.4. Naar het oordeel van de kantonrechter is duidelijk geworden dat beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet aan UCS valt te verwijten. Ook aan [verweerster] kan natuurlijk geen verwijt worden gemaakt, maar de omstandigheid dat zij zwanger is en er daarom voor kiest niet naar Houston te vertrekken dient toch voor haar rekening en risico te komen. De kantonrechter ziet om die reden geen aanleiding een ontbindingsvergoeding toe te kennen.
3.5. De kantonrechter acht termen aanwezig de proceskosten te compenseren in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt.
4. DE BESLISSING
De kantonrechter:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2003;
- compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partijen de eigen kosten draagt;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. J.P.M. van der Ham, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juli 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.