ECLI:NL:RBSHE:2003:AF9763

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
awb 02/2221
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.A.H. Schifferstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking beroep wegens wetswijziging in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 6 juni 2003, heeft eiser, vertegenwoordigd door R.T. van Baarlen van De Fiscount Adviesgroep B.V., beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van een WAO-uitkering aan een (ex-)werknemer, die met ingang van 22 maart 2002 was toegekend. Eiser stelde dat de WAO-uitkering geen gevolgen meer had voor de door hem te betalen gedifferentieerde premie vanaf het premiejaar 2004, en trok zijn beroep in, omdat hij geen belang meer had bij de voortzetting ervan.

Eiser verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten, omdat hij van mening was dat verweerder tegemoet was gekomen aan zijn bezwaren. Verweerder daarentegen, stelde dat het bestreden besluit op goede gronden was genomen en dat er geen aanleiding was om de proceskosten te vergoeden. De rechtbank overwoog dat, hoewel eiser zijn beroep had ingetrokken, dit niet betekende dat verweerder zijn standpunt had gewijzigd. De rechtbank concludeerde dat de wetswijziging de reden was dat eiser geen belang meer had bij het beroep.

Uiteindelijk wees de rechtbank het verzoek van eiser om proceskostenvergoeding af, omdat het bestreden besluit ongewijzigd was gebleven en er geen aanleiding was om tot een proceskostenveroordeling over te gaan. De uitspraak werd gedaan met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK ’S-HERTOGENBOSCH
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
UITSPRAAK
AWB 02/2221
Uitspraak van de rechtbank ingevolge artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb in het geschil tussen
[eiser], h.o.d.n. [handelesnaam], gevestigd te [plaats], eiser,
gemachtigde R.T. van Baarlen, De Fiscount Adviesgroep B.V. te Zwolle,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gevestigd te Amsterdam, verweerder,
vertegenwoordigd door UWV Bouwnijverheid te Amsterdam.
I. PROCESVERLOOP
Verweerder heeft aan de (ex-)werknemer van eiser, de heer […] (hierna te noemen: de werknemer), met ingang van 22 maart 2002 een uitkering toegekend ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100 %.
Het hiertegen door eiser ingediende bezwaar is door verweerder bij besluit van 18 juli 2002 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld.
Bij brief van 7 maart 2003 heeft eiser het beroep ingetrokken en de rechtbank daarbij verzocht verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure.
Verweerder heeft bij brief van 26 maart 2003 aangegeven geen aanleiding te zien om tot vergoeding van de proceskosten van eiser over te gaan, nu het bestreden besluit op goede gronden is genomen en door verweerder ook is gehandhaafd.
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb kan de rechtbank bij intrekking van het beroep ten gevolge van het alsnog geheel of gedeeltelijk tegemoet komen aan eiser, het bestuursorgaan met toepassing van artikel 8:75 in de kosten veroordelen, indien daarom bij intrekking wordt verzocht.
In reactie op schriftelijke vragen van de rechtbank heeft eiser in zijn brief van 7 maart 2003 onder meer het volgende gesteld.
Voor het premiejaar 2004 wordt hij aangemerkt als kleine werkgever in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit premiedifferentiatie WAO. Gelet op artikel 4a van genoemd Besluit, zoals dat luidt sinds 1 januari 2003, heeft de aan de werknemer met ingang van 22 maart 2002 toegekende WAO-uitkering derhalve geen gevolgen meer voor de door eiser te betalen gedifferentieerde premie vanaf het premiejaar 2004. Eiser heeft daarom geen belang meer bij voortzetting van het beroep en trekt dit beroep in. Aangezien verweerder in het toekenningsbesluit van 8 maart 2002 stelde dat de door eiser te betalen gedifferentieerde premie WAO wél afhankelijk zou zijn van deze WAO-uitkering, is verweerder thans tegemoet gekomen aan eisers bezwaren en is er grond voor een proceskostenvergoeding, aldus eiser.
De rechtbank kan eiser niet volgen in zijn standpunt dat verweerder tegemoet is gekomen aan de bezwaren van eiser. Het bestreden WAO-besluit is ongewijzigd in stand gebleven en dat dit besluit niet langer gevolgen heeft voor de door eiser in de toekomst te betalen gedifferentieerde premie WAO, zodat eiser geen belang meer heeft om zijn beroep voort te zetten, is een gevolg van een wetswijziging op dat punt.
De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om tot een proceskostenveroordeling over te gaan en zal uitspraak doen met toepassing van artikel 8:54 van de Awb.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De rechtbank,
wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten af.
Aldus gedaan door mr. A.A.H. Schifferstein als rechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. N. Hofman als griffier op 6 juni 2003.
Tegen deze uitspraak staat het rechtsmiddel verzet open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken, dient u binnen zes weken na de dagtekening van de verzending van het afschrift, een verzetschrift aan deze rechtbank te zenden. Daarin vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt. Tevens gelieve u aan te geven of u wel/niet in de gelegenheid gesteld wilt worden over het verzet te worden gehoord.
Afschrift verzonden: