ECLI:NL:RBSHE:2003:AF9725
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.A.A. Dellaert
- J. Buhrs
- G.A.F.M. Wouters
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van vermeende hulp bij zelfmoord
In deze strafzaak, behandeld door de rechtbank 's-Hertogenbosch, stond de verdachte terecht op beschuldiging van het helpen bij de zelfmoord van een vrouw die leed aan ernstige psychische problemen. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met een dagvaarding op 29 april 2003, en de zitting vond plaats op 27 mei 2003. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte zorgvuldig overwogen. De verdachte, een psycholoog verbonden aan de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie (NVVE), had in de periode van maart tot mei 1999 gesprekken met de overledene, die haar doodswens had geuit en informatie vroeg over zelfdoding.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat zij behulpzaam was bij de zelfmoord. De rechtbank stelde vast dat de verdachte zich had beperkt tot het geven van informatie en morele steun, zonder instructies te geven die tot de zelfmoord zouden hebben geleid. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie, waarin werd gesteld dat louter morele steun niet kan worden aangemerkt als 'behulpzaam zijn' in de zin van artikel 294 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank concludeerde dat de overledene volledig wilsbekwaam was en zelf het initiatief had genomen tot haar zelfdoding.
Daarnaast werd ook het subsidiair tenlastegelegde, het nalaten van hulp aan een in levensgevaar verkerende persoon, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de overledene op het moment van de zelfdoding niet in een situatie verkeerde die zij niet wenste, en dat de verdachte op de hoogte was van haar intenties. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen, omdat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.