ECLI:NL:RBSHE:2003:AF7191

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
92270 - KG ZA 03-161
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • S.J.G.N.M. Willard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over de verplaatsing van tenniscomplex De Pettelaer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch op 10 april 2003 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Bossche Tennisclub De Pettelaer en de gemeente 's-Hertogenbosch. De Pettelaer vorderde dat de gemeente haar volledige medewerking zou verlenen aan de sluiting van een ruilovereenkomst voor de verplaatsing van het tenniscomplex naar een andere locatie nabij de Coornhertlaan. De gemeente had echter de ruilovereenkomst nog niet ondertekend, omdat zij eerst de goedkeuring van het bestemmingsplan 'Zuiderpark-Stadswalzone' wilde afwachten. De Pettelaer stelde dat de gemeente in strijd met beginselen van behoorlijk bestuur handelde door de overeenkomst niet te ondertekenen, wat leidde tot onzekerheid voor de leden van de vereniging.

De voorzieningenrechter oordeelde dat beide partijen de wens hadden om het tenniscomplex te verplaatsen, maar dat de gemeente niet in strijd met de goede trouw handelde door de onderhandelingen niet af te breken. De rechter concludeerde dat De Pettelaer onvoldoende spoedeisend belang had bij de vorderingen, aangezien de gemeente zorgvuldig moest omgaan met de belangen van derden in het kader van de wijziging van het bestemmingsplan. De vorderingen van De Pettelaer werden afgewezen, en de vereniging werd veroordeeld in de proceskosten van de gemeente.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming van de gemeente en de noodzaak voor De Pettelaer om te wachten op de definitieve goedkeuring van het bestemmingsplan voordat verdere stappen konden worden ondernomen. De rechter wees erop dat de gemeente de regie moest houden over de wijze waarop zij haar publiekrechtelijke verplichtingen wilde nakomen, en dat de Pettelaer haar leden adequaat moest informeren over de voortgang van de onderhandelingen en de bijbehorende onzekerheden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
VONNIS IN KORT GEDING
Zaaknummer : 92270 / KG ZA 03-161
Datum uitspraak: 10 april 2003
Vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch in de zaak van:
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
BOSSCHE TENNISCLUB DE PETTELAER,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 28 februari 2003,
procureur mr. A.A.P.M. Theunen,
tegen:
DE GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH,
zetelende te 's-Hertogenbosch,
gedaagde bij gemeld exploot,
procureur mr. J.H.H. Theuws,
Partijen zullen hierna "De Pettelaer" of "de vereniging" onderscheidenlijk "de gemeente" worden genoemd.
1. De procedure
1.1. De Pettelaer heeft in kort geding gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven.
1.2. De procureur van De Pettelaer heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.3. De procureur van de gemeente heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van de door haar overgelegde pleitnotities.
1.4. Na gevoerd debat hebben partijen vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1. Het tenniscomplex van De Pettelaer is thans gevestigd aan het Zuiderpark nabij de Hekellaan te 's-Hertogenbosch. In verband met te verrichten restauratiewerkzaamheden aan de vestingwerken en de bouw van een parkeergarage achtte de gemeente het gewenst dat het tenniscomplex wordt verplaatst naar een andere locatie. Het overleg hieromtrent is reeds meer dan tien jaar geleden aangevangen.
2.2. Partijen hebben op 11 december 2002 overeenstemming bereikt omtrent de verplaatsing van het tenniscomplex naar een andere locatie in het Zuiderpark, te weten nabij de Coornhertlaan. Daartoe is een concept-ruilovereenkomst opgesteld waarin is voorzien in -kort gezegd- de ruil tussen de gemeente en De Pettelaer van (het recht van erfpacht op) de percelen grond nabij de Hekellaan en de Coornhertlaan.
In de concept-ruilovereenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
"Deze overeenkomst komt van de zijde van de gemeente tot stand onder de voorwaarde dat de gemeenteraad hiertoe besluit c.q. van de zijde van de vereniging tot stand onder de voorwaarde dat de Algemene Ledenvergadering hiertoe besluit (...).
2b- Het notarieel transport vindt eerst dan plaats wanneer de vereniging over een onherroepelijke bouwvergunning beschikt en uiterlijk binnen één maand na de datum waarop de bouwvergunning onherroepelijk is geworden. (...)
12a. (...) De gemeente verplicht zich om binnen het kader van haar wettelijke mogelijkheden de realisatie van het tenniscomplex te bevorderen, waartoe onder andere behoort dat zij in (de planvoorschriften van) het te maken en vast te stellen (ontwerp)bestemmingsplan "Zuiderpark-Stadswalzone" daartoe mogelijkheden treft.
12b. De vereniging verplicht zich binnen één maand nadat de raadscommissie ROB een positief advies zal hebben uitgebracht over het ontwerp bestemmingsplan "Zuiderpark-Stadswalzone" een aanvraag voor een bouwvergunning in te dienen en, nadat een bouwvergunning zal zijn verleend doch daartegen door derden bezwaar en/of beroep wordt ingesteld, ten volle gebruik te maken van haar wettelijke mogelijkheden daartegen verweer te voeren. De gemeente zal de vereniging informeren omtrent de datum waarop bedoelde raadscommissie een positief advies zal hebben uitgebracht."
2.3. Op 27 januari 2003 heeft de algemene ledenvergadering (ALV) van De Pettelaer ingestemd met de ruilovereenkomst. De overeenkomst is thans nog niet ondertekend door de gemeente.
3. Het geschil
3.1. De Pettelaer vordert in dit kort geding, kort weergegeven:
a) de gemeente te gebieden haar volledige medewerking te verlenen aan het sluiten van de ruilovereenkomst, althans deze ter besluitvorming voor te leggen aan de gemeenteraad;
b) de gemeente te gebieden om onmiddellijk na besluitvorming -strekkende tot vaststelling van de ruilovereenkomst- in de gemeenteraad resp. het college van burgemeester en wethouders, de ruilovereenkomst te ondertekenen;
alles op straffe van dwangsommen en met veroordeling van de gemeente in de proceskosten.
3.2. De Pettelaer legt daaraan het navolgende ten grondslag.
De gemeente handelt door de ruilovereenkomst niet te tekenen in strijd met een aantal beginselen van behoorlijk bestuur, te weten het rechtszekerheidbeginsel, het specialiteitsbeginsel en het verbod van détournement de pouvoir. De leden van de tennisvereniging hebben behoefte aan duidelijkheid en zolang die duidelijkheid er niet is, zijn zij niet te bewegen zich op vrijwillige basis in te zetten voor de verhuizing. Bovendien kan de vereniging in deze situatie van onzekerheid geen verplichtingen aangaan met de architect en financiers. Voorts staat het niet sluiten van de ruilovereenkomst gelijk aan het afbreken van onderhandelingen in de precontractuele fase.
3.4. Het verweer van de gemeente tegen de vordering komt zakelijk weergegeven op het volgende neer.
De ruilovereenkomst anticipeert op het nog vast te stellen bestemmingsplan "Zuiderpark-Stadswalzone" (verder: 'het bestemmingsplan'), dat erg gevoelig ligt in de buurt en waarop veel inspraakreacties zijn ontvangen. De gemeente wenst het tekenen van de ruilovereenkomst niet eerder te doen plaatsvinden dan nadat het ontwerp-bestemmingsplan met de daarop ingekomen inspraakreacties is behandeld in de Commissie Ruimtelijke Ordening en Beheer (ROB), zulks met het oog op de te betrachten zorgvuldigheid jegens de insprekers en met inachtneming van de ingevolge boek 3 BW en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur op haar rustende verplichtingen.
Voorts verkrijgt De Pettelaer ook bij toewijzing van de onderhavige vordering niet de zekerheid die zij wenst: op grond van artikel 2b jo. 12b van de concept-ruilovereenkomst kan pas nadat de bouwvergunning onherroepelijk is geworden de ruil plaatsvinden. Die bouwvergunning kan pas worden verleend nadat de ROB-commissie positief advies heeft uitgebracht. Het ontbreekt De Pettelaer dan ook aan spoedeisend belang.
De gemeente handelt ook niet in strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur noch met artikel 3:13, 3:14 en 3:15 BW.
3.5. Op hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd, zal voor zoveel nodig bij de beoordeling worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Vooropgesteld dient te worden dat partijen beiden de wens hebben het tenniscomplex te verplaatsen naar de locatie nabij de Coornhertlaan. Reeds om deze reden kan het betoog van De Pettelaer, inhoudende dat de gemeente in strijd met de goede trouw de onderhandelingen afbreekt, niet slagen. De gemeente heeft de onderhandelingen immers niet afgebroken, noch is zij van zins zulks te doen. Niet alleen De Pettelaer, ook de gemeente acht zich aan de inhoud van de concept-ruilovereenkomst gebonden.
4.2. De kern van dit geschil wordt gevormd door aan de ene kant de wens van De Pettelaer om na jaren van onderhandelingen te komen tot een tastbaar resultaat dat zij over kan leggen aan haar leden teneinde deze zo gemotiveerd mogelijk te houden, en aan de andere kant het streven van de gemeente om op een zo zorgvuldig mogelijke wijze te komen tot de met de verplaatsing samenhangende planologische besluitvorming. De Pettelaer heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat daar, waar overeenstemming bestaat omtrent een beoogde ruil, uitstelling van effectuering van die overeenstemming -het tekenen van de overeenkomst- strijd oplevert met algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4.3. Hoezeer het gevoelen van De Pettelaer ook begrijpelijk is dat zij na de vele jaren dat de onderhandelingen reeds voortduren, een concreet onderhandelingsresultaat op basis waarvan zij 'verder' kan ondertekend wil zien, zij verliest daarbij uit het oog dat de gemeente bij het wijzigen van het bestemmingsplan in het kader van haar publiekrechtelijke taakuitoefening rekening heeft te houden met de belangen van derden. De rechter is voorshands van oordeel dat de gemeente een te respecteren belang heeft om de insprekers niet op voorhand te hoeven confronteren met een voldongen feit, zodat deze insprekers zich tenminste gehoord en niet miskend in hun standpunten kunnen voelen.
Daarbij is ook het belang van De Pettelaer gediend bij een zorgvuldige besluitvorming ten aanzien van het bestemmingsplan. Onzorgvuldigheid in die procedure zou immers de effectuering van de ruilovereenkomst in gevaar kunnen brengen. Het motiveren van haar leden kan De Pettelaer ook bewerkstelligen door hen te voorzien van adequate voorlichting omtrent het belang dat ook de vereniging heeft bij een zorgvuldige planologische procedure aan de zijde van de gemeente en haar stellingen daartoe zijn mitsdien onvoldoende ter onderbouwing van haar vordering. Ook de omstandigheid, dat de vereniging wenst (langlopende) verplichtingen aan te gaan met o.a. de architect en financiers, leidt niet tot een ander oordeel. Het ligt immers in de rede dat dergelijke verplichtingen pas worden aangegaan op het moment dat er volledige zekerheid bestaat omtrent de beoogde ruil, en die zekerheid ontstaat als gezegd pas indien het bestemmingsplan op dusdanige wijze is aangepast dat daarin voor de ruil geen belemmeringen meer liggen.
Daarentegen heeft de gemeente -als in de tweede zin van deze rechtsoverweging vermeld- wel degelijk belang bij het wachten met de ondertekening. Bovendien is het, in het kader van de ingevolge artikel 12 van de concept-ruilovereenkomst op de gemeente rustende inspanningsverplichting om het door partijen beoogde doel volgens de planologische voorschriften te verwezenlijken, aan de gemeente om de weg te kiezen waarlangs en de regie te houden over de wijze waarop zij dat doel wenst te bereiken.
4.4. Gelet op het vorenstaande is van strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur voorshands niets gebleken, nog daargelaten de omstandigheid dat het handelen van de gemeente bij het aangaan van een privaatrechtelijke verplichting als in dezen primair dient te worden getoetst aan de bepalingen van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, waaraan De Pettelaer overigens geen relevante stellingen heeft gewijd.
4.5. Op grond van het hierboven overwogene dient te worden geconcludeerd dat De Pettelaer onvoldoende (spoedeisend) belang heeft bij toewijzing van haar vorderingen. De vorderingen zullen mitsdien worden afgewezen, waarbij De Pettelaer als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten zal hebben te dragen.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt de Pettelaer in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de wederpartij begroot op € 908,00, waarvan € 703,00 salaris procureur en € 205,00 verschotten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.G.N.M. Willard, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.