ECLI:NL:RBSHE:2003:AF5290

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01.085067.01
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch inzake meineed door opsporingsambtenaar

Dit vonnis betreft een strafzaak die is behandeld door de rechtbank 's-Hertogenbosch op 27 februari 2003. De zaak is op tegenspraak gewezen na een onderzoek ter terechtzitting op 13 februari 2003. De verdachte, een opsporingsambtenaar, is beschuldigd van het opzettelijk afleggen van een valse verklaring onder ede tijdens een getuigenverhoor in een andere strafzaak. De tenlastelegging omvatte twee artikelen uit het Wetboek van Strafrecht, namelijk artikel 225 lid 1 en artikel 207 lid 2. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 december 2000, tijdens de terechtzitting van het gerechtshof, valse verklaringen heeft afgelegd die nadelig waren voor de verdachte in die zaak. De rechtbank concludeert dat de verdachte welbewust een valse verklaring heeft afgelegd, ondanks dat hij eerder aangaf zich weinig te herinneren van de gebeurtenissen. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het eerste tenlastegelegde feit, maar acht het tweede feit bewezen. De rechtbank legt geen straf of maatregel op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische klachten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 27 februari 2003.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/085067-01.
Uitspraakdatum: 27 februari 2003.
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
abusievelijk gedagvaard als [onjuiste naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 februari 2003.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 januari 2003.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 7 december 1998 tot en met 8 december 1998 te 's-Hertogenbosch, in ieder geval in Nederland, een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal d.d. 8 december 1998 (bijlage 2.1.4. bij het proces-verbaal van de politie Brabant-Noord, district 's-Hertogenbosch, districtsrecherche, dossiernr. PL2110/98-012133) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (onder meer) valselijk weergegeven - zakelijk weergegeven - dat:
- de zich [naam 1] noemende man tegen betaling informatie wilde prijsgeven en/of
- de zich [naam 1] noemende man had aangegeven dat de stof waarmee het bier vervuild c.q. vergiftigd zou zijn natriumcholoride betrof en/of
- [naam 2] dreigde de informatievoorziening stop te zetten en dan maar weer aktief mee te gaan doen met de tegen de bierproducent gerichte aktie en/of
- [naam 1] had gezegd daadwerkelijk weer mee te gaan doen aan de tegen het Heinekenconcern gerichte aktie en wel in hoedanigheid van woordvoerder, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(pagina 161 e.v. proces-verbaal Rijksrecherche)
artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 06 december 2000 te 's-Hertogenbosch, ter terechtzitting van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, als getuige in de strafzaak tegen [naam verdachte in die zaak] (parketnummer 20.000983.99) na de krachtens wettelijk voorschrift gevorderde eed/belofte te hebben afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, geheel of ten dele in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven
- heeft verklaard: "Er zijn rond de tijd van 16.30 uur twee telefoongesprekken gevoerd, waarvan er een op de band is terechtgekomen en de andere niet. Ik heb toen vervolgens uit de mond van [naam 3] opgenomen wat er allemaal gezegd werd" en/of "Er is zeker een tweede gesprek geweest, waarbij ik aanwezig ben geweest" en/of "Ik blijf erbij dat [naam 3] de inhoud van het gesprek steeds doorgaf aan mij" en/of "Het klopt dat wat men heeft gezegd en door mij is weergegeven niet op de band stond", zulks terwijl voornoemde verklaring werd afgelegd ten nadele van de verdachte [naam verdachte in die zaak];
artikel 207 lid 2 Wetboek van Strafrecht
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 13 februari 2003 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Vrijspraak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 06 december 2000 te 's-Hertogenbosch, ter terechtzitting van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, als getuige in de strafzaak tegen [naam verdachte in die zaak] (parketnummer 20.000983.99) na de krachtens wettelijk voorschrift gevorderde eed te hebben afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - heeft verklaard: "Er zijn rond de tijd van 16.30 uur twee telefoongesprekken gevoerd, waarvan er een op de band is terechtgekomen en de andere niet. Ik heb toen vervolgens uit de mond van [naam 3] opgenomen wat er allemaal gezegd werd" en "Er is zeker een tweede gesprek geweest, waarbij ik aanwezig ben geweest" en "Ik blijf erbij dat [naam 3] de inhoud van het gesprek steeds doorgaf aan mij" en "Het klopt dat wat men heeft gezegd en door mij is weergegeven niet op de band stond", zulks terwijl voornoemde verklaring werd afgelegd ten nadele van de verdachte [naam verdachte in die zaak].
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzettelijk een valse verklaring ter terechtzitting van het hof heeft afgelegd. Uit het proces-verbaal ter terechtzitting van het hof blijkt dat verdachte in eerste instantie verklaart dat hij zich nauwelijks iets herinnert van de gebeurtenissen op 7 december 1998. Later verklaart hij echter in dezelfde verklaring zonder enige twijfel hetgeen hierboven is bewezenverklaard, terwijl hij deze verklaring gedeeltelijk aflegt nadat het hof hem heeft gewezen op de risico's van het plegen van meineed. In deze situatie kan het niet anders of verdachte, die opsporingsambtenaar is, heeft welbewust een valse verklaring afgelegd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen
9a, 207 Wetboek van Strafrecht
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID.
De eis van de officier van justitie.
- een geldboete van € 2.000,- , subsidiair 40 dagen hechtenis;
- een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de beslissing over de straf zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden:
uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport d.d. juni 2002 blijkt,
(niet opgenomen i.v.m. privacy)
- verdachte is met ingang van 11 oktober 1999 met ziekteverlof als gevolg van de in rapportage genoemde psychische klachten.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met de persoonlijkheid van de dader en de omstandigheden waaronder het feit is begaan geen straf of maatregel opgelegd dient te worden en zal derhalve geen straf of maatregel opleggen.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. feit 2:
in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert, mondeling, persoonlijk, opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen, terwijl de valse verklaring is afgelegd in een strafzaak ten nadele van de verdachte
(artikel 207 eerste en tweede lid van het Wetboek van Strafrecht)
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt geen straf of maatregel op.
Dit vonnis is gewezen door,
mr. M.H. Kobussen, voorzitter,
mr. I.M.E.A. de Quincey-van Eldonk en mr. M.L.W.M. Viering, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. De Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 27 februari 2003.