ECLI:NL:RBSHE:2003:AF3747

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/025364-02
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens afpersing, mishandeling en opzetheling

In deze strafzaak, behandeld door de rechtbank 's-Hertogenbosch op 31 januari 2003, is de verdachte beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder afpersing, mishandeling van haar vader en een ambtenaar, en opzetheling. De rechtbank heeft op tegenspraak geoordeeld na het onderzoek ter terechtzitting op 17 januari 2003. De verdachte werd schuldig bevonden aan afpersing en mishandeling, maar vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank overwoog dat de verdachte, in de periode van 1 januari 2001 tot en met 20 augustus 2002, haar vader meermalen heeft mishandeld en gedwongen tot de afgifte van geld door middel van geweld en bedreiging. Ook heeft zij een ambtenaar mishandeld tijdens de rechtmatige uitoefening van diens functie. De rechtbank hield rekening met de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte, die werd gekarakteriseerd door een persoonlijkheidsstoornis. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder gedragsaanwijzingen van de Reclassering. De uitspraak is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 01/025364-02
Uitspraakdatum: 31 januari 2003
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [woonplaats], [adres]
gedetineerd in p.i. Zuid Oost, locatie Ter Peel, te Evertsoord
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 januari 2003.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 oktober 2002. Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. zij op meerdere, althans een, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2001 tot en met 20 augustus 2002, te Breugel, gemeente Son en Breugel, tesamen en in vereniging met een ander, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer]] (geboren 7 oktober 1920), (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van hoeveelheden of een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] voornoemd, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) hierin bestond(en)
- dat zij, verdachte, en/of haar mededader die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met tot vuist gebalde hand(en) tegen diens rug, borst en/of hoofd, in elk geval tegen diens lichaam, heeft/hebben gestompt en/of
- dat zij, verdachte, en/of haar mededader die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met geschoeide voet(en), tegen diens benen, in elk geval tegen diens lichaam, heeft/hebben geschopt of getrapt, en/of
- dat zij,verdachte, en/of haar mededader die [slachtoffer] meermalen met een stok (bezemsteel), althans met een hard voorwerp, tegen diens armen, benen, rug en/of borstkast, in elk geval tegen diens lichaam, heeft/hebben geslagen, en/of
- dat zij, verdachte, en/of haar mededader die [slachtoffer] (dreigend) heeft/hebben gezegd dat hij geld moest geven en/of dat hij klappen zou krijgen indien zij, verdachte, en/of haar mededader géén geld zou krijgen;
[artikel 317 Wetboek van Strafrecht]
2. zij op meerdere, althans een, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2001 tot en met 20 augustus 2002 te Breugel, gemeente Son en Breugel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] (geboren 07 oktober 1920), (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een stofzuigerslang, althans met een hard en/of zwaar voorwerp, tegen diens hoofd en/of -elders- tegen diens lichaam heeft geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, met tot vuist gebalde hand(en), tegen diens rug en/of borst en/of hoofd, in elk geval tegen diens lichaam, heeft gestompt en/of geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, met geschoeide voet(en), tegen diens benen, in elk geval tegen diens lichaam, heeft geschopt of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[artikel 302 juncto artikel 45 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 01 januari 2001 tot en met 20 augustus 2002 te Breugel, gemeente Son en Breugel, opzettelijk mishandelend haar vader (te weten [slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
artikel 300 juncto artikel 304 Wetboek van strafrecht;
3. zij op of omstreeks 04 september 2002 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een ambtenaar van Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, te weten [slachtoffer 2] gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, te weten belast met de arrestantenzorg, tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
artikel 300 juncto artikel 304 Wetboek van strafrecht;
4. zij op meerdere, althans een, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2001 tot en met 20 augustus 2002 te Breugel, gemeente Son en Breugel, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer]] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader, waarbij verdachte en/of haar mededader (telkens) die weg te nemen hoeveelheid geld onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onrechtmatig gebruikte bankpas met bijbehorende pincode;
artikel 311 Wetboek van strafrecht;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 01 januari 2001 t/m 20 augustus 2002 te Breugel, gemeente Son en Breugel,, in elk geval in Nederland, op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal, (telkens) hoeveelheden, althans een hoeveelheid geld heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die hoeveelheden, althans hoeveelheid, geld (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen geld betrof;
artikel 416/417bis Wetboek van strafrecht;
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 primair en 4 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. op tijdstippen in de periode van 01 januari 2001 tot en met 20 augustus 2002, te Breugel, gemeente Son en Breugel, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer]] (geboren 7 oktober 1920), (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [slachtoffer] voornoemd, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) hierin bestond(en)
- dat zij, verdachte, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met tot vuist gebalde hand(en) tegen diens rug, borst en/of hoofd, in elk geval tegen diens lichaam, heeft gestompt en/of
- dat zij,verdachte, die [slachtoffer] meermalen met een stok (bezemsteel), althans met een hard voorwerp, tegen diens armen, benen, rug en/of borstkast, in elk geval tegen diens lichaam, heeft geslagen, en/of
- dat zij, verdachte, die [slachtoffer] (dreigend) heeft gezegd dat hij geld moest geven en/of dat hij klappen zou krijgen indien zij, verdachte, géén geld zou krijgen;
2. in de periode van 01 januari 2001 tot en met 20 augustus 2002 te Breugel, gemeente Son en Breugel, opzettelijk mishandelend haar vader (te weten [slachtoffer]), meermalen heeft geslagen en gestompt waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3. op 04 september 2002 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een ambtenaar van Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, te weten [slachtoffer 2] gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, te weten belast met de arrestantenzorg, tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
4. in de periode van 01 januari 2001 tot en met 20 augustus 2002 te Breugel, gemeente Son en Breugel, op tijdstippen, telkens geld heeft verworven terwijl zij ten tijde van het verwerven van dat geld wist dat het door misdrijf verkregen geld betrof.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te hare laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 300, 304 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID.
De eis van de officier van justitie.
· vrijspraak van feit 2 primair en feit 4 primair;
· t.a.v. feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3 en feit 4 subsidiair:
21 maanden gevangenisstraf waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht onder oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals die in het door het Leger des Heils uitgebrachte voorlichtingsrapport van 30 december 2002 staan omschreven.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden:
ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het gewelddadig karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, waarbij verdachte er niet voor is teruggeschrokken om dergelijk zwaar geweld tegen haar vader te gebruiken alsmede dat verdachte zich om diens lot kennelijk volstrekt niet heeft bekommerd;
strafmatigende omstandigheden:
- verdachte werd terzake strafbare feiten soortgelijk aan de door haar gepleegde strafbare feiten niet eerder veroordeeld;
- uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door H.L.C. Morre, psychiater en M.P. Ruiter, psychiater i.o., blijkt dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten slechts in verminderde mate aan haar kunnen worden toegerekend. Dit rapport houdt onder meer zakelijk weergegeven in:
Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te beschrijven als een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met voornamelijk "cluster B" kenmerken (theatrale, narcistische, borderline en antisociale kenmerken). Er is geen sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde was er sprake van de duurzaam aanwezige, bovengenoemde persoonlijkheidsstoornis in combinatie met luxerende, relationele problemen. Door de gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens werden de gedragskeuzen van betrokkene beïnvloed. Het handelen van betrokkene ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde werd mede bepaald door de bij haar aanwezige persoonlijkheidsstoornis en de stressvolle relationele problemen. Op grond hiervan is dan ook te adviseren om betrokkene het haar ten laste gelegde delict, mits bewezen verklaard, verminderd toe te rekenen.
Uit de hiervoor genoemde rapporten neemt de rechtbank de conclusies en adviezen en de gronden waarop zij berusten over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de hierna te formuleren houdt. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair en onder 4 primair is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
afpersing, meermalen gepleegd (artikel 317 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht);
ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn vader, meermalen gepleegd (artikelen 300 eerste lid en 304 aanhef en onder 1º van het Wetboek van Strafrecht);
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (artikelen 300 eerste lid en 304 aanhef en onder 2º van het Wetboek van Strafrecht);
ten aanzien van het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde:
opzetheling, meermalen gepleegd (artikel 416 eerste lid onder a van het Wetboek).
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en):
T.a.v. feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3, feit 4 subsidiair:
· een gevangenisstraf voor de duur van eenentwintig maanden, met bevel dat een deel van deze gevangenisstraf te weten zeven maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, danwel niet heeft nageleefd de hierna te stellen bijzondere voorwaarde.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen haar te geven door of namens de Reclassering Nederland, Arrondissementaal Secretariaat van de Reclassering, Leeghwaterlaan 14 te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien zulks een behandeling van veroordeelde binnen de GGz Eindhoven zou inhouden, zoals nader is omschreven in het door het Leger des Heils, unit Eindhoven, op 30 december 2002 uitgebrachte voorlichtingsrapport.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.M. de Vries, voorzitter,
mr. C.N.M. Goyaerts-Antens en mr. S. Riemens, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier
en is uitgesproken op 31 januari 2003