ECLI:NL:RBSHE:2002:AF0160

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/3 R
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van schuldsaneringsregeling na gijzeling van maatschappelijk werkster

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 26 maart 2002 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van een schuldsaneringsregeling. De schuldenaar had een medewerkster van het algemeen maatschappelijk werk gegijzeld in zijn woning, onder dreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, om een geldbedrag te verkrijgen dat volgens hem ten onrechte niet tijdig was uitbetaald. De gijzeling leidde tot een stopzetting van alle hulpverlening, waaronder budgetbeheer, wat de bewindvoerder ertoe bracht om de rechter-commissaris te adviseren de schuldsaneringsregeling te beëindigen.

Tijdens de zitting heeft de schuldenaar erkend dat zijn handelen fout was, maar hij betoogde dat hij geen andere keuze had en dat beëindiging van de regeling zijn dochter zou benadelen. De rechter-commissaris en de bewindvoerder waren het echter eens dat de omstandigheden, waaronder de gijzeling en de dreigementen, een ernstige schending van de voorwaarden van de schuldsaneringsregeling vormden. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen, vooral gezien het feit dat het budgetbeheer was stopgezet.

De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd en de schuldenaar in staat van faillissement verklaard. Tevens zijn de bewindvoerder en de curator benoemd. Het salaris van de bewindvoerder is vastgesteld op €362,10, exclusief omzetbelasting. Deze uitspraak benadrukt de ernst van de situatie en de gevolgen van crimineel gedrag voor de schuldsanering.

Uitspraak

Rechtbank 's-Hertogenbosch
Enkelvoudige kamer
Bij vonnis van deze kamer van 2 januari 2001 is de definitieve schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:
X.,
Wonende te P.,
appellant,
--------------------------------------------------------------------------------
Door de bewind voerder is op 22 februari 2002 een schriftelijk verslag aan de rechter-commissaris uitgebracht in verband met het voorstel tot beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Ter zitting van 26 maart 2002 is op dit verslag door de bewindvoerder een mondelinge toelichting gegeven.
Het schriftelijk verslag houdt onder meer in dat alle hulpverlening (o.a. vanuit het maatschappelijk werl, alsmede butgetbeheer) als gevolg van een gijzeling en het uiten van dreigementen door schuldenaar is stopgezet. Tevens voldoet schuldenaar niet aan de voorwaarden die aan de schuldsaneringsregeling worden gesteld.
Schuldenaar heeft, vanuit de wens om te kunnen beschikken over een geldbedrag dat hem naar zijn mening toekwam en dat volgens hem ten onrechte niet tijdig genoeg zou zijn uitbetaals, een medewerkster van het algemeen maatschappelijk werk een uur in zijn woning gegijzeld teneinde de beschikking te krijgen over dat bedrag. daarbij had schuldenaar, aldus de bewindvoerder, schuldenaar een op een echt vuurwapen gelijkend voorwerp in handen. Onder dreiging van deze situatie en onder het uiten van dreigementen is de medewerkster er toe gedwongen om contact op te nemen met de GKB die het butgetbeheer uitvoert. Op basis van de belofte dat er een spoedbetaling zou worden gedaan, mocht de medewerkster vertrekken.
Tijdens de behandeling ter zitting heeft schuldenaar het standpunt ingenomen dat wat hij had gedaan fout was, maar dat hij geen keus had. Hij was van mening dat zijn daad niet mocht leiden tot beëindiging van de regeling. Daar zou anders zijn dochter de dupe van worden.
Ofschoon geconstateerd moet worden dat er geen direchte inbreuk is gemaakt op verplichtigen die op schuldenaar in het kader van de schuldsaneringsregeling rusten, moet beoordeeld worden dat hetgeen is gebeurd zodanig nauw verbonden is aan aspectecten die raken aan de schuldsaneringsregeling, dat voornoemde gebeurtenis een grond vormt tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Door de beëindiging van het butgetbeheer moet immers worden gevreesd dat schuldenaar niet in staat zal zijn te voldoen aan de verplichtingen die in het kader van de WSNP op hem rusten.Het butgetbeheer is er immers omdat schuldenaar niet in staat is om structuur aan te brengen in zijn uitgavenpatroon. de steun die hem via butgetbeheer werd gegeven komt thans te vervallen.
Bovendien moet op grond van het gedrag van schuldenaar tegenover voornoemde medewerkster worden aangenomen dat schuldenaar ook niet in staat zal zijn tegenover de bewindvoeder een coöperatieve houding aan te nemen inzake aangelegenheden die de afwikkeling van de schuldsaneringsregeling betreffen zodra die zaken niet lopen zoals hij wil. In een gesprek dat na voornoemd voorval op het politiebureau in het bijzijn van de bewindvoerder heeft plaatsgevonden zijn bovendien ook tegenover de bewindvoerder bedreigingen geuit, terwijl ook tijdens de behandeling ter zitting is gebleken dat schuldenaar zich niet onder controle heeft.
De bewindvoerder heeft geadviseerd tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling over te gaan.
De rechter-commissaris heeft zich bij dit oordeel aangesloten. Geen van de schuldeisers heeft redenen aangevoerd om tot een ander oordeel te komen. Zodanig redenen zijn ook overigens niet gebleken.
De schuldenaar is ter zitting verhoord.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen. De kosten van de in de schuldsaneringsregeling bevolen publicaties kunnen uit de boedel worden voldaan.
Beslissing
De rechtbank:
Stelt vast dat de schuldenaar:
torekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
beëindigd de toepassing van de schuldsaneringsregeling en benoemt, voor het geval deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat, waardoor schuldenaar van rechtswege in staat van faillissement verkeert, in dat faillissement tot rechter-commissaris mr. R.M.M. van den Heuvel,
en tot curator P.J.F.M. Vermaat,
wonende/gevestigd te
Postbus 5687
4801EB Breda;
stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder vast op €362,10 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting).
Gewezen door mr. P. Kooijman, lid van de genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 maart 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.