ECLI:NL:RBSHE:2002:AE6145

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
82433 / KG ZA 02-427
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Strijbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over toegangspoort en garagedeur

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch op 6 augustus 2002 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagden]. [Eiser] vorderde dat [gedaagden] hem een afstandsbediening voor de toegangspoort zouden overhandigen en dat zij de palen en het houten schot voor de garagedeur zouden verwijderen. [Eiser] stelde dat hij door de acties van [gedaagden] in zijn gebruik van de uitrit en de garagedeur werd belemmerd, wat hem ernstig hinderde in zijn dagelijkse werkzaamheden, waaronder de verzorging van zijn honden. De rechtbank oordeelde dat [gedaagden] tekortschoten in hun verplichtingen en dat [eiser] recht had op toegang tot de uitrit. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van [eiser] toe, met uitzondering van de vordering tot nakoming van de kwalitatieve verplichting zoals opgenomen in de notariële akte. De rechtbank oordeelde dat de voorwaarden die [gedaagden] stelden voor het gebruik van de afstandsbediening onredelijk waren en dat zij [eiser] deze moesten overhandigen zonder dat hij daarvoor een verklaring hoefde te ondertekenen. Tevens werd geoordeeld dat [gedaagden] onrechtmatig handelden door het gebruik van de tweede garagedeur te beletten, en dat zij de feitelijke belemmeringen dienden te verwijderen. In reconventie werd de vordering van [gedaagden] afgewezen, omdat zij geen voldoende onderbouwing hadden gegeven voor hun eis.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
VONNIS IN KORT GEDING
Zaaknummer : 82433 / KG ZA 02-427
Datum uitspraak: 6 augustus 2002
Vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie bij exploot van dagvaarding van 2 juli 2002,
verweerder in reconventie,
procureur mr. J.E. Benner,
advocaat mr. C.R. van Breevoort te Arnhem,
tegen:
1.[gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2.[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie bij gemeld exploot,
eisers in reconventie,
procureur mr. J.H.M. Erkens,
procureur ter zitting mr. C.M. van Beers
advocaat mr. H.C.J. Oomen,
Partijen zullen hierna "[eiser]" en "[gedaagden]" worden genoemd.
1. De procedure
1.1. [Eiser] heeft in kort geding in conventie gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven.
1.2. De advocaat van [eiser] heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.3. [Gedaagden] hebben verweer gevoerd tegen de vordering in conventie en in reconventie gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven. De procureur van [gedaagden] heeft dit verweer en de eis in reconventie ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van de door haar overgelegde pleitnotities tevens conclusie van eis in reconventie.
1.4. De advocaat van [eiser] heeft verweer gevoerd in reconventie.
1.5. Na gevoerd debat hebben partijen vonnis gevraagd.
2. Het geschil in conventie en in reconventie
In conventie
2.1. [Eiser] vordert in conventie, uitvoerbaar bij voorraad en met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure, dat [gedaagden] gedwongen worden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag of ieder dagdeel dat [gedaagden] in gebreke zijn met de nakoming van de hierna uit te spreken veroordelingen:
1. hem binnen zeven dagen na de betekening van dit vonnis de afstandsbediening van de toegangspoort op de uitrit van de [straatnaam] te [plaatsnaam] te overhandigen;
2. de palen voor de loods te verwijderen en de grond te egaliseren en bestraten;
3. het houten schot van één van de garagedeuren te verwijderen en deze deur te herstellen dan wel te vervangen:
4. [gedaagden] te gebieden de kwalitatieve verplichting zoals opgenomen in de notariële akte van 19 juli 2001 met onmiddellijke ingang na te komen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag of ieder dagdeel dat [gedaagden] in gebreke zijn met de nakoming hiervan.
2.2. [Eiser] legt hieraan het volgende ten grondslag.
Op 19 juli 2001 is door [eiser] aan [gedaagden] als kopers geleverd het horecapand gelegen aan de [straatnaam] te [plaatsnaam]. Van het perceel waarop dit pand staat is een gedeelte niet gekocht door en geleverd aan [gedaagden], zodat dit eigendom is gebleven van [eiser]. [Eiser] heeft een loods op dit deel van het perceel staan. De in een noord-zuid lijn staande zijde van de loods met de twee garagedeuren grenst aan het deel van het perceel dat in eigendom is gekomen bij [gedaagden]. Ten behoeve van de toegang tot deze loods is in de notariële akte van levering een kwalitatieve verplichting opgenomen, bestaande uit het recht gebruik te maken van de uitrit ter breedte van ongeveer 4,5 meter, gelegen aan de ongeveer noordelijke grens van het geleverde registergoed, teneinde te komen van en te gaan naar de bij [eiser] in eigendom gebleven ongeveer oostelijke strook van het perceel.
2.3. In december 2001 hebben [gedaagden] een toegangspoort geplaatst voor de betreffende uitrit, die zonder afstandsbedieningsapparaat niet kan worden geopend doch waarvan aan [eiser] tot op heden nog geen (afstands)bediening is vertrekt. [Eiser] kan dientengevolge geen gebruik maken van deze uitrit. Op 10 mei 2002 zijn door [gedaagden] twee palen voor de zuidelijke garagedeur (verder: de tweede garagedeur) van de loods van [eiser] geplaatst, zodat het gebruik van deze deur geblokkeerd is. Op 30 mei 2002 hebben [gedaagden] deze tweede garagedeur ook nog volledig laten barricaderen middels een daarop getimmerd of geschroefd houten schot.
2.4. [Gedaagden] schieten hiermee toerekenbaar tekort in de op hen rustende kwalitatieve verplichting en handelen onrechtmatig jegens [eiser]. [Eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering, daar hij meerdere malen per dag bij zijn loods moet zijn, onder andere voor de verzorging van de honden die hij daarin houdt.
2.5. [Gedaagden] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Het recht van uitweg is verleend over de uitrit ter breedte van ongeveer 4,5 meter vanuit de noordelijke perceelsgrens. Het uiteinde van de tweede garagedeur ligt op 6,34 meter uit deze perceelsgrens. [gedaagden] menen dat zij daarom [eiser] niet hoeven toe te staan van deze tweede garagedeur gebruik te maken. Teneinde het gebruik van deze garagedeur door [eiser] te verhinderen, hebben zij twee paaltjes geplaatst en later de deur gebarricadeerd.
2.6. [Gedaagden] hebben nog geen afstandsbediening voor de toegangspoort overhandigd, omdat [eiser] weigerde de voorwaarden die zij stelden te ondertekenen. [Gedaagden] erkennen dat zij wellicht te zware voorwaarden aan de afgifte van de afstandsbediening hebben gesteld, doch willen voorkomen dat zij voor kosten gesteld worden die mogelijk door [eiser] veroorzaakt worden (reparaties, verlies).
In reconventie
2.7. [Gedaagden] vorderen in reconventie dat, indien de vordering van [eiser] terzake het verwijderen van de paaltjes en het houten schot voor de garagedeur wordt toegewezen, het [eiser] geboden wordt geen gebruik te maken van betreffende garagedeur op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag of ieder dagdeel dat [eiser] in gebreke is met de nakoming van dit gebod, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure in reconventie.
2.8. [Gedaagden] hebben aan deze vordering geen bijzondere stellingen ten grondslag gelegd, zodat het verweer in conventie als zodanig zal worden aangemerkt.
2.9. [Eiser] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Er is geen (genoegzame) grondslag voor de eis in reconventie. Beide garagedeuren zaten al in de loods op het moment dat het perceel aan [gedaagden] geleverd werd. Op dat moment hebben zij geen bezwaar gemaakt of de voorwaarde in de kwalitatieve verplichting laten aanpassen. Daarmee hebben zij toestemming gegeven voor het gebruik van de deur.
2.10. Op hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd zal voor zoveel nodig bij de beoordeling worden ingegaan.
3. De beoordeling
In conventie:
3.1. Niet in het geding is het recht van [eiser] om gebruik te maken van de uitrit op het perceel van [gedaagden] teneinde bij zijn achter op dit perceel gebouwde loods te kunnen komen. Om van dit recht gebruik te kunnen maken, zullen [gedaagden] hem ook feitelijk de toegang tot de uitrit mogelijk moeten maken. Door het onthouden van een afstandsbediening voor het openen en sluiten van de toegangspoort, schieten [gedaagden] tekort in de nakoming van deze verplichting. Eerder hebben [gedaagden] aangegeven deze afstandsbediening te onthouden omdat [eiser] weigert de door hen gestelde voorwaarden te ondertekenen. Tijdens de zitting hebben [gedaagden] erkend dat zij te zware eisen hebben gesteld en nieuwe condities aangeboden. De nu gestelde voorwaarden zijn gelijkluidend met de eerdere, met dien verstande dat [gedaagden] bereid zijn in een periode van drie jaren één nieuwe afstandsbediening te verstrekken.
3.2. In beginsel zijn de gestelde voorwaarden door [gedaagden] niet onredelijk of ongebruikelijk. Ongebruikelijk is echter wel dat de gebruiker hiertoe een verklaring moet ondertekenen. De afstandsbediening wordt overhandigd aan [eiser] teneinde van zijn recht gebruik te kunnen maken. Het betreft hier een subjectief, persoonlijk recht. Dit houdt in dat het gebruik door (willekeurige) derden van deze afstandsbediening niet toegestaan is, daar is geen ondertekende verklaring van [eiser] voor nodig. Ditzelfde geldt voor de kosten van vervanging of reparatie. Indien de afstandsbediening bij [eiser] in gebruik is, is hij verantwoordelijk voor een deugdelijk gebruik en dus ook voor schade tengevolge van onjuist gebruik. Het in de omstandigheden van het onderhavige geval genoopt worden die verklaring te ondertekenen, wordt door [eiser] kennelijk als vernederend ervaren, en dit naar het oordeel van de rechter terecht. [gedaagden] zijn gehouden een afstandsbedieningsapparaat aan [eiser] ter beschikking te stellen (waarbij [eiser] hooguit gehouden zal zijn te tekenen voor ontvangst), zodat hij van zijn recht gebruik kan maken.
3.3. [Gedaagden] betogen dat zij [eiser] niet willen toestaan van de tweede garagedeur gebruik te maken omdat zij vrezen voor een permanent recht dat overgaat op rechtsopvolgers. Dit verweer slaagt niet. In de notariële akte is opgenomen dat de (als zodanig aangeduide) kwalitatieve verplichting eindigt wanneer [eiser] zijn perceel waaraan de uitrit grenst, vervreemdt of krachtens persoonlijk of zakelijk gebruiksrecht in gebruik geeft aan derden. [Gedaagden] kunnen dus niet geconfronteerd worden met rechtsopvolgers die hetzelfde recht van uitweg kunnen opeisen.
3.4. Bij het gebruik van de tweede garagedeur overschrijdt [eiser] het in de notariële akte opgenomen recht van gebruik van de uitrit. Echter, niet is vast te stellen in welke mate dit recht overschreden wordt, daar in de akte is opgenomen dat de uitrit "ongeveer" 4,5 meter breed is. De garagedeur valt maximaal 1,84 meter buiten de strook van 4,5 meter (immers: 6,34 m -/- 4,5 m) en om door de opening van de tweede garagedeur te rijden is slechts overschrijding over een korte afstand van enkele meters nodig, welke lijn bovendien schuin loopt ten aanzien van de strook van 4,5 meter. De aldus benodigde extra ruimte bedraagt hooguit 3 m².
3.5. Door [gedaagden] is onvoldoende gemotiveerd weergegeven welk bezwaar zij hebben tegen het gebruik van deze extra ruimte en welk belang zij hebben bij het niet gebruiken daarvan door [eiser]. Het betreft geen permanent gebruik door [eiser] en kennelijk geen gemis van deze ruimte voor [gedaagden]; [eiser] vervoert slechts zijn auto of tuinmeubelen over deze ruimte zodat hij er slechts kortstondig gebruik van maakt. [Gedaagden] hebben niet betoogd dat zij die ruimte gebruiken op een wijze die hinder zou ondervinden door de toegang door [eiser] tot zijn loods. Door desalniettemin strikt vast te houden aan het door [eiser] respecteren van de denkbeeldige strookmarkering van 4,5 meter maken [gedaagden], naar het voorlopig oordeel van de rechter, misbruik van bevoegdheid nu de afweging van de betrokken belangen over en weer zich in redelijkheid daartegen verzet. [gedaagden] handelen daarom onrechtmatig door [eiser] het gebruik van de tweede garagedeur te beletten. De door hen opgeworpen feitelijke belemmeringen dienen zij daarom ongedaan te maken. Dat daarvoor het opnieuw bestraten nodig is, lijkt overdreven; met egaliseren kan, na het verwijderen van de betonnen palen, worden volstaan.
3.6. Voor wat betreft de bevestiging van een houten schot op de tweede garagedeur, komt daar nog bij dat [gedaagden] het eigendomsrecht van [eiser] hebben aangetast en diens bezit beschadigd. Ter zitting hebben zij dit ook erkend. De vordering tot herstel zal daarom worden toegewezen, voor zover die het verwijderen van het schot betekent. Verder herstelwerk zal [eiser] beter zelf kunnen (laten) uitvoeren en tezijnertijd voor zover dit redelijk is qua aard en omvang, bij [gedaagden] in rekening brengen, om discussies over wat voldoende herstel in dit geval betekent te vermijden, hetgeen van belang is nu op deze veroordeling de sanctie van een dwangsom wordt gesteld.
3.7. [Eiser] vordert voorts dat het [gedaagden] geboden wordt de kwalitatieve verplichting zoals opgenomen in de notariële akte na te komen. Met toewijzing van de vordering voor zover het betreft het overhandigen van de afstandsbediening en het verwijderen van de paaltjes en het houten schot, komen [gedaagden] feitelijk deze kwalitatieve verplichting na. Immers, zij houdt niets anders of méér in dan het hiervoor vermelde, zodat hiervan geen aparte, algemene voorziening zal worden gegeven.
3.8.Het voorgaande leidt tot toewijzing van de vordering als hieronder zal worden omschreven, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom wordt gelimiteerd als na te melden en dat aan de gevorderde dwangsommen een maximum en een rechterlijke matigingsbevoegdheid van de hierna te vermelden inhoud worden verbonden en het gebod tot nakoming van de kwalitatieve verplichting wordt afgewezen.
In reconventie
3.9. Aan de eis in reconventie zijn geen nadere argumenten ten grondslag gelegd door [gedaagden]. De voorzieningenrechter begrijpt uit het ter zitting voorgedragen verweer van [gedaagden], dat zij met de reconventionele eis beogen te voorkomen dat [eiser] gebruik zal maken van de tweede garagedeur. Op grond van het gestelde onder 3.5 wordt deze vordering afgewezen.
In conventie en in reconventie
3.10. [Gedaagden] zullen als de, zowel in conventie als in reconventie, grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
In conventie:
veroordeelt [gedaagden] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te overhandigen een afstandsbediening voor de toegangspoort tot de uitrit aan de [straatnaam] te [plaatsnaam];
veroordeelt [gedaagden] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de palen voor de loods en het houten schot van de garagedeur van [eiser] te doen verwijderen;
veroordeelt [gedaagden] tot betaling aan [eiser] van een dwangsom ten bedrage van € 1.000,-- voor elke dag en iedere keer, dat [gedaagden] in strijd zullen
handelen met voornoemde geboden of enig gedeelte daarvan, met dien verstande:
- dat boven de som van € 100.000,-- geen dwangsommen meer worden verbeurd;
- dat deze dwangsomsanctie vatbaar zal zijn voor matiging door de rechter, voorzover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
- dat deze dwangsomsanctie slechts zal gelden na betekening van dit vonnis aan [gedaagden];
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn gekweten, in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de wederpartij begroot op € 973,56, waarvan € 703,-- salaris procureur en € 270,56 verschotten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiser] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Strijbos, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.