ECLI:NL:RBSHE:2002:AE5876

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
83590 / BP RK 02-912
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.F.M. Strijbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlof voor conservatoir beslag op onroerende zaak

In deze beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch, gedateerd 26 juli 2002, wordt een verzoek behandeld dat op 23 juli 2002 is ingediend. Verzoekers hebben verzocht om verlof tot het leggen van conservatoir beslag op een onroerende zaak die toebehoort aan de verweerders. Dit verzoek is gedaan in het kader van een vordering die voortvloeit uit een koopovereenkomst van 18 december 2001, waarbij verzoekers een onroerende zaak aan verweerders hebben verkocht. Verzoekers vorderen een bedrag van 495.000 euro, inclusief rente en kosten, en vrezen voor verduistering van de onroerende zaak door verweerders.

De voorzieningenrechter heeft in een eerder kort geding op 20 juni 2002 de vordering tot nakoming van de koopovereenkomst afgewezen. De rechter oordeelde dat het niet buiten redelijke twijfel staat dat de bodemrechter zal oordelen dat de koopovereenkomst nog steeds bestaat, ondanks de ontbindingsmededeling door verweerders. Dit eerdere vonnis heeft invloed op de beoordeling van het huidige verzoek om verlof tot beslaglegging.

De voorzieningenrechter weegt de belangen van beide partijen. Verzoekers hebben belang bij een waarborg voor verhaal van hun vordering, terwijl verweerders belang hebben bij de mogelijkheid om hun woning te verkopen en een andere aan te kopen. De rechter concludeert dat de belangen van verweerders zwaarder wegen, waardoor het verzoek tot verlof wordt afgewezen. Verzoekers worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van verweerders op nihil worden gesteld. De beschikking is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en de procureur van verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
BESCHIKKING
Zaaknummer : 83590 / BP RK 02-912
Datum beschikking : 26 juli 2002
Beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch
Deze beschikking wordt gegeven naar aanleiding van een op 23 juli 2002 ter griffie van deze rechtbank ingediend verzoekschrift (- exclusief bijlagen - in fotokopie aan deze beschikking gehecht), strekkende tot het verkrijgen van verlof tot het doen leggen van conservatoir derdenbeslag op een onroerende zaak, door:
1. [verzoeker sub1],
2. [verzoekster sub2],
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers,
procureur mr. E.E.M. van Schaijk-Böhm,
tegen:
1. [verzoeker sub 1],
2. [verzoekster sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
verweerders.
1. Inleiding
Verzoekers zijn per brief van 23 juli 2002 in de gelegenheid gesteld om op 25 juli 2002 te 13.30 uur te verschijnen voor de voorzieningenrechter van deze rechtbank om te worden gehoord naar aanleiding van dit verzoek.
Op 25 juli 2002 te 13.30 uur waren aanwezig:
mr. J.F.M. Strijbos, voorzieningenrechter, en
mr. J.P.W. Manders, griffier,
en is verschenen en gehoord:
mr. E.E.M. van Schaijk-Böhm.
2. De beoordeling
2.1. Door verzoekers is bij rekest van 23 juli 2002 om verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir beslag op de aan verweerders toebehorende onroerende zaak, met begroting van de vordering van verzoekers, met inbegrip van rente en kosten, op 495.000,--. Verzoekers hebben hieraan ten grondslag gelegd dat de vordering betrekking heeft op de koopprijs van de koopovereenkomst d.d. 18 december 2001, waarbij verzoekers aan verweerders hebben verkocht de aan verzoekers in eigendom toebehorende zaak gelegen aan de [straatnaam] [huisnummer] te [woonplaats], en de niet-nakoming daarvan door verweerders alsmede de vrees voor verduistering van de in beslag te nemen onroerende zaak. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande als volgt.
2.2. In het onderhavige geval is van belang dat tussen partijen reeds een kort geding aanhangig is geweest met betrekking tot de litigieuze koopovereenkomst, waarbij verzoekers nakoming van de koopovereenkomst hadden gevorderd. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis 20 juni 2002 de vordering afgewezen. De dragende overweging van de voorzieningenrechter in die uitspraak komt er kort gezegd op neer dat niet buiten redelijke twijfel staat dat de bodemrechter te zijner tijd van oordeel zal zijn dat de koopovereenkomst ondanks de ontbindingsmededeling door verweerders nog steeds bestaat. Met andere woorden: het stond niet buiten redelijke twijfel dat de bodemrechter zal oordelen dat de vordering bestaat en moet worden voldaan, zodat in kort geding de vordering tot nakoming moest worden afgewezen.
2.3. Uiteraard dient een dergelijke beslissing welke is genomen over dezelfde rechtsfeiten na debat daarover tussen beide partijen in het summier onderzoek op grond van artikel 700 Rv te worden betrokken en ligt het op de weg van (de procureur van) verzoekers in voorkomend geval de aangezochte voorzieningenrechter van die beslissing op de hoogte te stellen.
2.4. Thans moet derhalve de vraag beantwoord worden of in weerwil van het voorlopig oordeel in kort geding, voldoende grond bestaat het gevraagde verlof te verlenen. Dat is natuurlijk pas mogelijk als de vordering voldoende deugdelijk voorkomt, hetgeen een minder strenge toets betekent dan de vordering tot nakoming in kort geding. In dit geval moet worden aangenomen dat het niet geheel uitgesloten is dat de bodemrechter het bestaan van de vordering aanwezig zal achten en verweerders tot nakoming zal veroordelen. Deze kans is echter zeer klein, al was het maar dat het onverantwoord lijkt de woning van verzoekers zo lang uitsluitend voor verweerders beschikbaar te houden. Het zal dus hoogstwaarschijnlijk in het voor verzoekers meest gunstige geval neerkomen op een veroordeling tot betaling van schadevergoeding.
Dat die veroordeling zal plaatsvinden is echter niet erg aannemelijk. Verzoekers hebben enkele omstandigheden aangevoerd waarmee zij het oordeel in kort geding relativeren. Hiermee hebben zij echter de kern van de beoordeling niet aangetast.
2.5. Verder geldt dat de beoordeling niet kan geschieden los van de vereiste afweging van de wederzijdse belangen. Het belang van verzoekers is gelegen in het hebben van een waarborg dat wanneer de vordering wordt toegewezen (waarbij hier in aanmerking wordt genomen de vordering tot schadevergoeding, die maar een fractie van de oorspronkelijke koopprijs zal zijn) daarvoor verhaal mogelijk zal zijn, terwijl het belang van verweerders erin gelegen is hun woning thans te kunnen verkopen en een andere aan te kopen. Dat zij geen andere woning zullen kopen is onaannemelijk; waarbij de kans dat zij geen verhaal zullen bieden voor de vordering als bovenvermeld, erg klein zal zijn. Deze afweging valt aldus in het nadeel van verzoekers uit.
2.6. Gelet op het vorenstaande zal het verlof worden geweigerd. Verzoekers zullen de kosten hebben te dragen, welke aan de zijde van verweerders op nihil worden gesteld.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt verzoekers in de kosten van de wederpartij, tot op heden begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F.M. Strijbos, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juli 2002, in tegenwoordigheid van de griffier.