ECLI:NL:RBSHE:2002:AE5641

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
82434 / KG ZA 02-0428
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Strijbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende ontruiming van de echtelijke woning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch op 23 juli 2002 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde. Gedaagde is niet ter zitting verschenen, waardoor verstek is verleend. Eiser heeft zijn vordering toegelicht en verzocht om een vonnis. De vordering betreft de ontruiming van de echtelijke woning, waar gedaagde mede-eigenaar van is. De rechter heeft vastgesteld dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is, ondanks het feit dat gedaagde mede-eigenaar is. De rechter heeft verschillende factoren meegewogen, waaronder de moeilijkheid om contact te krijgen met gedaagde, de eerdere pogingen van eiser om tot een oplossing te komen, en de onoplosbare situatie waarin de woning zich bevindt zolang gedaagde deze bewoont.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis dient te verlaten en te ontruimen. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 724,50. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Strijbos, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
VONNIS IN KORT GEDING
Zaaknummer : 82434 / KG ZA 02-428
Datum uitspraak: 23 juli 2002
Vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij exploot van dagvaarding van 2 juli 2002,
procureur mr. B. du Fossé,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde bij gemeld exploot,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna "[eiser]" en "[gedaagde]" worden genoemd.
1. De procedure
1.1. [Gedaagde] is niet ter zitting verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
1.2. [Eiser] heeft ter zitting gesteld en gevorderd zoals is weergegeven in de aan dit vonnis gehechte fotokopie van de dagvaarding.
1.3. De procureur van [eiser] heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht.
1.4. [Eiser] heeft vonnis gevraagd.
2. De beoordeling van de vordering
2.1. De vordering komt, hoewel [gedaagde] mede-eigenaar van de te ontruimen woning is, noch onrechtmatig noch ongegrond voor, waarbij de rechter onder meer het volgende heeft laten meewegen:
- met [gedaagde] is zeer moeilijk contact te krijgen, ook door haar eigen raadsman. Overleg is daarom onmogelijk;
- [eiser] heeft alle andere hem openstaande mogelijkheden reeds benut, zonder dat dit tot een oplossing leidde;
- zonder toewijzing van de vordering is de huidige situatie onoplosbaar, de echtelijke woning is onverkoopbaar zolang [gedaagde] deze bewoont. Zij weigert iedereen elke vorm van toegang tot de woning, zodat de makelaar weigert de woning in de verkoop te nemen;
- indien [gedaagde] zich uit de echtelijke woning verwijdert dan wel wordt verwijderd, zo is aan [eiser] meegedeeld, zal haar familie haar opvangen en onderdak bieden;
- de raadsman van [gedaagde] is op de hoogte van de huidige procedure, doch krijgt van [gedaagde] geen volmacht hierin namens haar op te treden.
2.2. Het voorgaande leidt tot toewijzing van de vordering, met dien verstande dat de mede gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie wordt afgewezen omdat zij strikt genomen overbodig is. Artikel 556, eerste lid, Rv schrijft al voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. De deurwaarder behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent hij rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
2.3. [Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter:
bepaalt dat [gedaagde] de echtelijke woning, staande en gelegen te [woonplaats] aan [straatnaam], binnen twee weken na betekening van dit vonnis dient te verlaten en te ontruimen;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de wederpartij begroot op € 724,50, waarvan € 454,00 salaris procureur en € 270,50 verschotten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Strijbos, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juli 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.