ECLI:NL:RBSHE:2002:AE4992

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
81461 / KG ZA 02-0370
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.F.M. Strijbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende contact- en straatverbod tussen vader en dochter

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch op 9 juli 2002 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een dochter en haar vader. De dochter vorderde een contactverbod en een straatverbod voor haar vader, omdat zij zich in haar privacy aangetast voelde door zijn gedragingen. De vader zou haar lastigvallen door onder andere claxonnerend langs haar woning te rijden, haar te volgen en haar telefonisch te benaderen. De vader ontkende deze beschuldigingen en stelde dat zijn dochter geestelijk ziek is en zelf verantwoordelijk is voor de escalatie van hun relatie.

De rechter heeft de vordering van de dochter in grote lijnen toegewezen. Hij oordeelde dat de vader, ondanks zijn verklaring dat hij geen kwaad in de zin had, zich bewust was van het feit dat zijn dochter geen contact met hem wilde en dat zijn gedragingen haar hinderden. De rechter vond het noodzakelijk om de dochter te beschermen, vooral gezien het feit dat zij twee jonge kinderen heeft die bij haar wonen. De opgelegde verboden zijn tijdelijk van aard, met uitzondering van het straatverbod in België, dat niet in tijd is beperkt.

De vader werd veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 5.000,00 voor elke overtreding van de verboden. De rechter benadrukte dat de situatie tussen de partijen delicaat is en dat de voorzieningenrechter niet lichtvaardig omgaat met de belangen van beide partijen. De vader werd ook veroordeeld in de proceskosten van de dochter, die op € 970,56 zijn begroot. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de vader zich onmiddellijk aan de opgelegde verboden moet houden, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
VONNIS IN KORT GEDING
Zaaknummer : 81461 / KG ZA 02-0370
Datum uitspraak: 9 juli 2002
Vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres bij exploot van dagvaarding van 6 juni 2002,
procureur mr. T.J.A. Winnubst,
tegen:
[gedaagde]
wonende te [woonplaats],
gedaagde bij gemeld exploot,
procureur mr. M.W.M.J. van Rooij.
Partijen zullen hierna "de dochter" en "de vader" worden genoemd.
1. De procedure
1.1. De vordering is behandeld ter terechtzitting van 4 juli 2002, welke zitting heeft plaatsgevonden met gesloten deuren. Daartoe is besloten - overigens nadat beide partijen daarom hadden verzocht - op grond van het feit dat partijen in een zeer nauwe en delicate familierechtelijke betrekking tot elkaar staan, welke betrekking als zodanig het voorwerp van het geschil uitmaakt. Het belang van de zaak en van ieder van partijen vereist dat over die betrekking open kan worden gesproken, zonder dat men zich daarbij gehinderd kan voelen door de vrees dat deze openheid tot publiekelijke aantasting van de privacy leidt.
1.2. De dochter heeft in kort geding, na vermeerdering van eis, gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven.
1.3. De procureur van de dochter heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.4. De procureur van de vader heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van de door haar overgelegde pleitnotities met producties.
1.5. Na gevoerd debat hebben partijen vonnis gevraagd.
2. Het geschil
2.1. De dochter vordert in dit kort geding, na vermeerdering van eis, kort weergegeven, om haar vader een contactverbod op te leggen ten behoeve van haar en haar kinderen, alsmede een straatverbod voor de straat waarin zij nu woont met haar kinderen en wel tot een tijdstip in augustus van dit jaar, waarna zij in België gaat wonen, en daarom ook een straatverbod van de betrokken straat aldaar.
2.2. De dochter legt daaraan ten grondslag dat de vader inbreuk maakt op haar privacy door haar voortdurend op allerlei wijzen lastig te vallen, onder meer door het per auto of per fiets claxonnerend respectievelijk bellend langs haar woning te rijden, door naar binnen te gluren, haar telefonisch lastig te vallen, te volgen en te (laten) bespioneren. Deze gedragingen van de vader zijn te bestempelen als een onrechtmatige daad jegens haar op grond waarvan zij recht heeft op en belang heeft bij het verzochte contact- en straatverbod.
2.3. De vader ontkent zich schuldig te maken aan enig onrechtmatig handelen jegens zijn dochter. Naar zijn overtuiging is de dochter geestelijk ziek en lijdt zij aan achtervolgingswaanzin waardoor zij overal iets achter zoekt. Bovendien zou juist het eigen gedrag van de dochter jegens hem en zijn vrouw grensoverschrijdend zijn. Ten gevolge van de omstandigheid dat hij vlakbij zijn dochter woont rijdt hij regelmatig van en naar zijn werk door [straatnaam], de straat waarin zij woont. Ook laat hij daar zijn hond uit. Deze gedragingen zijn volgens hem niet te bestempelen als onrechtmatig handelen jegens de dochter. De vader betwist dat hij haar op enigerlei wijze zou volgen en/of in de gaten zou (laten) houden.
2.4.Op hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd, zal voor zoveel nodig bij de beoordeling worden ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. In dit geding moet onder meer de vraag worden beantwoord of het voldoende aannemelijk is geworden dat de vader met zijn gedragingen onrechtmatig jegens zijn dochter heeft gehandeld. De vader heeft ter zitting erkend zeer regelmatig door haar straat te rijden, te fietsen dan wel te wandelen met de hond maar geeft als verklaring hiervoor dat hij vlakbij zijn dochter woont en dit een logische route vormt. Dit verweer wordt aldus begrepen dat de vader met zijn gang door [straatnaam] er niet op uit zou zijn de dochter te hinderen en/of te volgen. Dit verweer wordt gepasseerd. Het was en is de vader bekend dat zijn dochter geen contact meer met hem wil en zich bespied voelt, volgens de vader zelf omdat zij lijdt aan een stoornis. Dat de vader desondanks, terwijl daar geen echte noodzaak toe bestaat, dagelijks langs haar huis gaat in de wetenschap dat hij zijn dochter daarmee dwars zit, valt hem als vader te verwijten.
3.2. Ook overigens is in voldoende mate komen vast te staan dat de vader zich heeft schuldig gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag zoals het hangen van een tas met inhoud aan de deur van de dochter. Bovendien is met dit door de vader ook als zodanig erkende feit logischerwijs eveneens komen vast te staan dat de vader zijn dochter heeft bespied. Daarnaast is in voldoende mate aannemelijk geworden dat de vader brieven aan relaties of aan familie van relaties van de dochter heeft verzonden met de kennelijke bedoeling de relatie van de aangesprokene ten opzichte van zijn dochter nadelig te beïnvloeden.
Zulks is af te leiden uit hetgeen ter zitting hierover naar voren is gebracht, de inhoud van de brieven en de door de dochter overgelegde getuigenverklaring van [naam getuige]. De vader heeft het schrijven van die brieven ook niet betwist. Deze handelwijze van de vader is zonder meer als een aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de dochter en derhalve als onrechtmatig jegens haar aan te merken.
3.3. De vader heeft weliswaar aangegeven graag bemiddeling te willen maar heeft niet aangegeven welke concrete stappen hij daartoe heeft gezet. En ook niet hoe hij zich een bemiddeling (de vader spreekt van mediation) voorstelt. Het had in zijn visie van een optreden als teleurgestelde en bezorgde vader met de beste bedoelingen, ook voor de hand gelegen dat hij eenmaal wetende dat zijn dochter ziek is (zoals hij zegt) zich zou hebben ingespannen om een bespoediging van haar genezingsproces te bewerkstelligen en daartoe bij deskundigen te informeren hoe hij haar het beste zou kunnen helpen. Waarschijnlijk zou dat hebben geleid tot een aanbod aan haar tot het volgen van een bepaalde gedragslijn, die voor de dochter enige houvast en duidelijkheid zou hebben geboden. Maar over een en ander is niets gesteld of gebleken. Het tegendeel lijkt, zoals al aangegeven, eerder het geval.
3.4. De vader heeft aangevoerd dat de dochter zich ten onrechte als slachtoffer ziet en dat zij zelf debet is aan de escalatie van de verhouding. De dochter heeft harerzijds erkend vervelende dingen jegens haar vader en diens echtgenote te hebben gedaan, doch verklaart ook uit wanhoop te hebben gehandeld. Dit betekent echter niet dat dit eigen schuld - verweer slaagt, al was het maar omdat de vader zelf al zegt te weten dat de dochter ziek is.
3.5. In het bovenoverwogene vindt de rechter voldoende grond een voorziening te geven om het gedrag van de vader jegens de dochter te doen stoppen. Nu de dochter twee kleine kinderen heeft die bij haar inwonen, met de dagelijkse verzorging van wie zij is belast, heeft de dochter (anders dan de vader heeft aangevoerd) een voldoende eigen belang om het contactverbod zich ook jegens die kinderen te laten uitstrekken.
3.6. De te treffen voorziening zal, de belangen van beide partijen in aanmerking nemend, zodanig moeten zijn dat enerzijds de dochter voldoende bescherming krijgt, doch anderzijds de vader in zijn directe woonomgeving niet te zeer in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt. Het gevorderde contactverbod alsmede het gevorderde straatverbod in [woonplaats] en in België zijn in overeenstemming met dit uitgangspunt. Gezien de toestand van de dochter, haar kennelijke belevingen en onmacht, heeft zij een groot belang bij de voorzieningen die hier zullen worden gegeven. De vader heeft de mogelijkheid een andere route naar zijn werk te nemen alsmede de mogelijkheid zijn hond elders uit te laten. Die beperkingen in zijn bewegingsvrijheid zijn redelijk te achten, zeker nu het straatverbod in [woonplaats] slechts van korte duur zal zijn. Het straatverbod in België, dat slechts één straat betreft, beperkt de vader op geen enkele noemenswaardige wijze. De voorziening in België zal daarom niet in tijd worden beperkt. Aan de dwangsom zal een rechterlijke matigingsbevoegdheid van de hierna te vermelden inhoud worden verbonden.
3.7. Voorts zullen de verboden ten aanzien van gedragingen in de contactuele sfeer in het dictum nader worden omschreven. Ook hier zal geen beperking in de tijd worden gesteld, omdat niet te verwachten is dat de situatie zich na een afkoelingsperiode ten goede zal keren en ook overigens een inschatting van het verloop van de omstandigheden niet goed te maken is.
Partijen zullen zich zo nodig wederom tot de voorzieningenrechter kunnen wenden indien de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven en zij zelf niet bij machte zijn die wijziging in de voorzieningensfeer tot stand te brengen. Mede daarom - maar niet uitsluitend - zullen op de contactverboden de hieronder te noemen uitzonderingen gelden.
3.8. De rechter wil overigens niet onvermeld laten dat uit het bovenstaande niet mag worden afgeleid dat hij geen oog heeft voor het familiedrama waarmee de vader wordt geconfronteerd. Die omstandigheid brengt evenwel niet mee dat de voorzieningen tot een mildere vorm zouden moeten worden teruggebracht. Met dat laatste zou het belang van de vader - hoe tegenstrijdig dat ook zeker voor de vader moge klinken - ook niet zijn gediend.
3.9. De vader zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
verbiedt de vader na de betekening van dit vonnis direct dan wel indirect contact op te nemen met de dochter en/ of één van haar kinderen. Hieronder dienen met name de volgende gedragingen te worden begrepen:
- het aanspreken, aanstaren of het maken van hinderlijke gebaren en/of anderszins de aandacht trekken;
- het opnemen van telefonisch of schriftelijk contact;
- het aanspreken van of schrijven aan vrienden of bekenden van de dochter, teneinde met haar in contact te komen of om informatie over haar te verkrijgen of te verstrekken;
- het volgen of doen volgen/ in de gaten houden of laten houden;
- het sturen van cadeau's aan het woon- of verblijfadres van de dochter en/of de kinderen;
- het confronteren van de dochter en/of één van de kinderen met zijn belangstellende aanwezigheid, gedragingen en andere feitelijkheden, die hem betreffen.
verbiedt de vader gedurende de periode die eindigt op 1 september 2002 zich te bevinden in de straat [straatnaam] te [woonplaats];
verbiedt de vader zich te bevinden in [straatnaam] te België;
veroordeelt de vader om voor het geval niet aan deze verboden wordt voldaan, aan de dochter een dwangsom te betalen van € 5.000,00 ( vijfduizend euro) voor iedere overtreding daarvan;
bepaalt dat de in dit vonnis uitgesproken dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voorzover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
veroordeelt de vader in de proceskosten van de wederpartij, tot op heden begroot op
€ 970,56, waarvan € 700,00 salaris procureur en € 270,56 verschotten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst hetgeen meer of anders is gevorderd af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.M. Strijbos, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juli 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.