ECLI:NL:RBSHE:2002:AE0329
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep van werkgever tegen niet-ontvankelijk verklaring inzake ziekengeld aan werknemer
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 9 januari 2002 uitspraak gedaan in het geschil tussen Lödige Holland B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De zaak betreft de vraag of de werkgever, Lödige Holland B.V., als belanghebbende kan worden aangemerkt in het besluit van het UWV over de ingangsdatum van de ziekengelduitkering aan een werknemer, mevrouw A-B. De werknemer had zich op 22 mei 2000 ziek gemeld, en het UWV had bepaald dat de ziekengelduitkering pas inging op 8 juni 2000. De werkgever maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde de werkgever niet-ontvankelijk in het bezwaar, omdat deze niet als belanghebbende werd aangemerkt.
De rechtbank overwoog dat het primaire besluit van het UWV geen betrekking had op het bestaan van de ongeschiktheid tot werken, maar op de toepassing van artikel 38a van de Ziektewet. De rechtbank concludeerde dat de werkgever geen rechtstreeks belang had bij het besluit, maar slechts een afgeleid belang, omdat de loondoorbetalingsverplichting voortvloeit uit de contractuele relatie met de werknemer. De rechtbank oordeelde dat de werkgever niet kon worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat het UWV terecht de werkgever niet-ontvankelijk had verklaard.
De rechtbank verklaarde het beroep van de werkgever ongegrond en bevestigde de beslissing van het UWV. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbende in bestuursrechtelijke procedures, waarbij alleen diegenen die rechtstreeks bij een besluit zijn betrokken, als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de Ziektewet en de rol van werkgevers in het proces van ziekengelduitkeringen.