ECLI:NL:RBSHE:2002:AD9785

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/1200
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gebruik van AND-routeplanner voor reisafstand bij vergoedingen rechtsbijstand

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch geoordeeld over de toepassing van de AND-routeplanner bij het vaststellen van reisafstanden voor vergoedingen in het kader van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Bvr 2000). Eiser, mr. A te B, had administratief beroep ingesteld tegen besluiten van de Raad voor Rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch, die de reisafstand voor een traject van B naar Maastricht op 26 km had vastgesteld. Eiser betoogde dat deze afstand onjuist was en dat hij recht had op een hogere vergoeding op basis van een langere reisafstand van 60 km retour, omdat hij gebruik maakte van openbaar vervoer.

De rechtbank overwoog dat de artikelen 24 en 25 van het Bvr 2000 bepalen dat de reisafstand op gestandaardiseerde wijze moet worden berekend. De AND-routeplanner werd als de standaard erkend en de rechtbank zag geen reden om aan de juistheid van deze methode te twijfelen. De vastgestelde afstand van 26 km werd als correct beschouwd, en omdat deze afstand minder dan 60 km retour was, kwam eiser niet in aanmerking voor een vergoeding van reistijd.

De rechtbank verwierp ook het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel, omdat eerdere toekenningen op basis van een langere afstand niet correct waren en niet herhaald hoefden te worden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand in stand bleef. Eiser had geen recht op een hogere vergoeding, en de rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-HERTOGENBOSCH
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
UITSPRAAK
AWB 01/1200
Uitspraak van de rechtbank ingevolge artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geschil tussen
mr. A te B, eiser
en
de Raad voor Rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch, verweerder.
I. PROCESVERLOOP
Bij formulieren van 25 oktober 2000 en 17 november 2000 heeft eiser bij verweerder aanvragen ingediend voor vergoedingen ingevolge het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: Bvr 2000).
Bij besluiten van 29 november 2000 (1BT5618) respectievelijk 14 december 2000 (1BU9006) heeft het aan verweerder verbonden bureau rechtsbijstandvoorziening (hierna: het bureau) aan eiser terzake vergoedingen toegekend van f. 1400,44 respectievelijk f. 2577,55. Verzoeken van eiser om herziening van deze besluiten zijn door het bureau afgewezen.
Eiser heeft daarop administratief beroep ingesteld bij verweerder.
Op 12 maart 2001 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. De door verweerder ingestelde Commissie voor bezwaar en beroep (de commissie) heeft op diezelfde datum verweerder geadviseerd het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren.
Bij besluit van 27 maart 2001 heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de commissie, het administratief beroep van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard in die zin dat de vergoeding voor de reisafstand B-Maastricht zodanig is gewijzigd dat de enkele reisafstand over dit traject op 26 kilometer wordt vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft eiser bij schrijven van 15 mei 2001 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift alsmede de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank van 9 januari 2002, waar namens eiser mr. R.J. Kramer is verschenen. Als gemachtigde van verweerder is verschenen mr. R.B. van Dijken.
II. OVERWEGINGEN
In dit geding is de vraag aan de orde of het besluit van verweerder van 27 maart 2001 in rechte stand kan houden.
Bij de beantwoording van die vraag gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser heeft bij verweerder administratief beroep ingesteld tegen de besluiten van het bureau tot (niet herziening van de) vaststelling van de vergoedingen voor verleende rechtsbijstand in een tweetal zaken (1BT5618 en 1BU9006). Het administratief beroep richtte zich tegen de vaststelling, in afwijking van de door eiser gedane opgave, van de kilometervergoeding over het door eiser in die zaken afgelegde traject B-Maastricht. Ter toelichting op deze besluiten heeft het bureau aangegeven dat volgens het door het bureau gehanteerde systeem de afstand B-Maastricht 20,9 km bedraagt, zodat afgerond maximaal 45 kilometer retour wordt vergoed.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder – in navolging van het advies van de commissie – overwogen dat de door het bureau standaard gehanteerde AND-routeplanner voor de afstand B-Maastricht enkele reis 26 km aangeeft en dat het bureau mitsdien van een onjuiste afstand is uitgegaan. In zoverre is het administratief beroep van eiser gegrond verklaard.
Voorts is overwogen dat het door eiser nog gedane beroep op het vertrouwensbeginsel, in verband met het feit dat in andere zaken de opgave van eiser van 65 km retour voor het traject B-Maastricht wel is gehonoreerd, niet kan slagen. Daartoe is overwogen dat volgens het beleid van het bureau in beginsel bij het vaststellen van de vergoeding wordt uitgegaan van het aantal door de rechtsbijstandverlener opgegeven kilometers. Steeksproefsgewijs onderzoekt het bureau of de gedane opgaven juist zijn. Bij een van de steekproeven zijn de in geding zijnde toevoegingen naar voren gekomen. De eerdere toekenningen op basis van een reisafstand van 65 km retour zijn onjuist geweest en behoeven als zodanig niet te worden herhaald.
In beroep voert eiser aan dat ten onrechte geen rekening is gehouden met het feit dat hij – zoals ook in administratief beroep is aangegeven - per openbaar vervoer reist. De enkele reisafstand B-Maastricht per trein bedraagt 24 km, waarbij nog komt de reisafstand van zijn kantoor in B naar het station aldaar (1,8 km) en van het station Maastricht naar de rechtbank Maastricht (2,9 km). Ook volgens de ahl-routeplanner bedraagt de reisafstand van zijn kantoor tot de rechtbank Maastricht 57,4 km retour, afgerond 60 km. Eiser meent mitsdien aanspraak te hebben op een kilometervergoeding over 30 km enkele reis (60 km retour) en een reistijdvergoeding van één uur.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 24, eerste lid van het in casu van toepassing zijnde Bvr 2000 wordt voor het tijdverlet in verband met reizen ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand in een andere zaak dan een piketzaak, uitgaande van de totale afstand die is afgelegd bij het reizen naar de zitting, bedoeld in het eerste lid van artikel 7 en het eerste lid van artikel 18, en naar rechtzoekenden wier vrijheid is ontnomen of beperkt, per volle gereisde 60 kilometer een halve punt toegekend. Onder reizen naar de zitting is mede begrepen het reizen in verband met behandeling van de gevangenhouding of gevangenneming, bedoeld in artikel 16, alsmede in verband met het verhoor, bedoeld in artikel 17. Ingevolge het tweede lid van dit artikel bepaalt het bureau de reisafstand op gestandaardiseerde wijze.
Artikel 25, eerste lid van het Bvr 2000 bepaalt dat voor de kosten die worden gemaakt voor reizen als hiervoor bedoeld, een kilometervergoeding wordt toegekend overeenkomstig de vergoedingen die krachtens artikel 8 van het Reisbesluit binnenland wordt verleend. Ten behoeve van de berekening van de kilometervergoeding, bedoeld in onder meer het eerste lid, bepaalt het bureau de reisafstand op gestandaardiseerde wijze, aldus lid 4 van artikel 25.
Blijkens vorenbedoelde bepalingen is de - op gestandaardiseerde wijze berekende - reisafstand uitgangspunt bij de berekening van de toe te kennen reiskosten- en reistijdvergoedingen. Het bureau hanteert – naar niet in geschil is - als gestandaardiseerd systeem voor de bepaling van de reisafstand de zogenoemde AND-routeplanner. De rechtbank ziet geen grond om aan te nemen dat deze specifieke routeplanner niet zou kunnen worden gebruikt.
Naar de gemachtigde van verweerder ter zitting voorts heeft toegelicht, en van de zijde van eiser niet is betwist, is de door verweerder uiteindelijk vastgestelde afstand van 26 km de maximale afstand B-Maastricht die deze routeplanner geeft. Vastgesteld moet dan ook worden dat verweerder in het onderhavige geval de vergoedingen heeft vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van het Bvr 2000. Ingevolge deze bepalingen komt eiser – nu sprake is van een reisafstand van minder dan 60 km retour - niet voor een vergoeding van de reistijd in aanmerking.
De rechtbank overweegt voorts nog dat het feit dat eiser – naar hij stelt – gebruik maakt van het openbaar vervoer, geen omstandigheid vormt op grond waarvan verweerder – onder afwijking van het gestelde in voornoemde bepalingen van het Bvr 2000 – aan eiser een hogere vergoeding zou dienen toe te kennen. Overigens is namens eiser ter zitting bevestigd dat ook in zijn berekeningen geen sprake is van een langere reistijd dan 45 minuten totaal, bij een reisafstand van 57,4 km retour.
Nu ook overigens niet is gebleken dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt, zal het beroep ongegrond worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb ziet de rechtbank geen aanleiding
Mitsdien wordt beslist als volgt.
III. BESLISSING
De rechtbank,
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. N.M. Spelt als rechter in tegenwoordigheid van mr. L.M.H. Vermeulen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2002.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Afschrift verzonden: