ECLI:NL:RBSHE:2002:AD9644

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
76451 / KG ZA 02-40
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Strijbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over toegang tot perceel en noodweg

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch op 26 februari 2002 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde. Eiser, eigenaar van een perceel met een loods, vorderde toegang tot een stuk grond dat eigendom is van gedaagde, dat noodzakelijk is voor de bereikbaarheid van zijn loods. Eiser had eerder een kapvergunning aangevraagd voor kastanjebomen op zijn perceel, maar deze was geweigerd door de gemeente. Gedaagde had het betrokken stukje weg afgesloten, waardoor eiser zijn loods niet meer kon bereiken met vrachtwagens. Eiser stelde dat er een noodsituatie was ontstaan door de afsluiting van de weg en vorderde dat gedaagde zou gedogen dat hij en zijn huurders gebruik konden maken van het stukje weg tot 1 mei 2002.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiser toewijsbaar was. De rechter overwoog dat het belang van eiser om zijn loods bereikbaar te houden, onmiskenbaar was. De voorzieningenrechter constateerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die meebrachten dat eiser zijn recht op een noodvoorziening had verspeeld. Gedaagde had geen feiten aangedragen die de noodsituatie ontkrachtten. De rechter wees gedaagde op zijn verplichting om de belemmeringen binnen 24 uur na betekening van het vonnis te verwijderen, zodat de loods bereikbaar zou zijn voor vrachtverkeer. Tevens werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiser direct gebruik kon maken van de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
VONNIS IN KORT GEDING
Zaaknummer : 76451 / KG ZA 02-40
Datum uitspraak: 26 februari 2002
Vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch in de zaak van:
(eiser),
wonende te (woonplaats),
eiser bij exploot van dagvaarding van 30 januari 2002,
procureur mr. J.H.M. Erkens,
advocaat mr. W.J.G.M. van den Broek te Nijmegen,
tegen:
(gedaagde),
wonende te (woonplaats),
gedaagde bij gemeld exploot,
procureur mr. S.J.P.H. Kuijpers.
Partijen zullen hierna "eiser" en "gedaagde" worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Eiser heeft in kort geding gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven.
1.2. Voor de behandeling van de zaak heeft de voorzieningenrechter zich begeven naar de plaats waar de vordering betrekking op heeft.
1.3. De advocaat van eiser heeft de vordering ter plaatse toegelicht, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.4. De procureur van gedaagde heeft ter plaatse verweer gevoerd, mede aan de hand van de door haar overgelegde pleitnotities met producties.
1.5. Na gevoerd debat hebben partijen vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1. Eiser is eigenaar van het perceel grond met woonhuis met aanhorigheden en een grote loods, voorheen bekend gemeente (A) nummer 135.017, na de ruilverkaveling d.d. 29 maart 1996 kadastraal bekend als gemeente (A) M604. Gedaagde is eigenaar van het perceel grond met opstallen, voorheen bekend gemeente (A) nummer 135.022, na de ruilverkaveling d.d. 29 maart 1996 kadastraal bekend als gemeente (A) M362.
2.2. Op de scheidslijn tussen de percelen 135.017/135.018/135.020 enerzijds en 135.021 en 135.022 anderzijds liep voorheen de Hoefseweg van de provinciale weg tot aan de Dommelsvoort. Deze weg werd gebruikt voor de ontsluiting van de diverse percelen.
2.3. In verband met ruilverkaveling is met ingang van 1 november 1995 de Hoefseweg aan de zijde van de provinciale weg aan de openbaarheid onttrokken. Dit had tot gevolg dat de loods van eiser enkel bereikbaar was via de weg vanaf de Dommelsvoort.
Het laatste stukje van deze oude weg is bij de ruilverkaveling toegedeeld aan de eigenaar van perceel 135.022, gedaagde, zodat de loods van eiser niet meer grensde aan de openbare weg. Dit stukje weg, althans het gebruik daarvan, vormt de inzet van het onderhavige geschil. Het zal verder ook worden aangeduid met "het betrokken stukje weg".
2.4. Eiser heeft gedaagde verzocht om mee te werken aan de verkoop en overdracht van het betrokken stukje oude openbare weg dat nu eigendom is van gedaagde, dan wel een erfdienstbaarheid te vestigen of een aanwijzing van een stukje als noodweg. Gedaagde weigert hieraan zijn medewerking.
2.5. De litigieuze loods kan over het eigen perceel van eiser bereikbaar worden gemaakt door een rij van 11 oude kastanjebomen op dat perceel te kappen, een tuinmuur en een deel van de kantooraccommodatie behorend bij de loods af te breken en het zwembad te verplaatsen.
2.6. De gemeente (A) heeft de kapvergunning voor de kastanjebomen geweigerd, waardoor eiser zich genoodzaakt zag via een gerechtelijke procedure een noodweg te vorderen.
2.7. Bij vonnis van 3 december 1999 heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch de vorderingen van eiser tot het aanwijzen van het betrokken stukje weg als noodweg afgewezen. In hoger beroep heeft het Hof 's-Hertogenbosch bij arrest van 17 december 2001 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
2.8. Op 8 januari 2002 heeft eiser bij de gemeente (A) wederom een kapvergunning aangevraagd voor de voornoemde 11 kastanjebomen.
2.9. Op 17 januari 2002 heeft gedaagde het betrokken stukje weg afgesloten voor eiser door een lint te spannen over de breedte van de weg en een aantal voertuigen en een container te plaatsen zodat de loods van eiser niet langer bereikbaar is voor (vracht)verkeer.
2.10. De loods is door eiser verhuurd aan Jesa Profielen B.V.. Deze heeft eiser aansprakelijk gesteld voor de te lijden schade omdat de huurovereenkomst niet wordt nagekomen.
3. Het geschil
3.1. Eiser vordert in dit kort geding na wijziging van eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van gedaagde:
1 om te gehengen en te gedogen dat eiser en zijn huurders tot 1 mei 2002, hangende de cassatieprocedure, hangende de beslissing van de gemeente (A) op de door eiser gevraagde kapvergunning, en hangende de realisering van de verbouwingswerkzaamheden, gebruik maken van het stukje weg, onderdeel uitmakend van een perceel grond, kadastraal bekend gemeente (A) sectie M362, onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per keer dat hij desondanks belemmerende maatregelen neemt en per dag dat de belemmering voortduurt;
2 om alle door hem aangebrachte belemmeringen op vorenbedoeld stuk perceel binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te verwijderen en tot 1 mei 2002 verwijderd te houden, op zodanig wijze dat de in het lichaam van de dagvaarding genoemde loods via het (voornoemde deel van het) perceel van gedaagde voor vrachtverkeer bereikbaar zal zijn en blijven;
3 tot betaling van de kosten van dit geding.
3.2. Eiser legt daaraan het navolgende ten grondslag.
Zijn loods is na de ruilverkaveling niet meer via de openbare weg toegankelijk maar enkel via het perceel van gedaagde. Aangezien gedaagde zijn perceel voor eiser heeft afgesloten in januari 2002 is er een noodsituatie ontstaan omdat zijn loods niet meer met (vracht)wagens bereikbaar is voor hem of zijn huurders. Eiser vordert thans bij wijze van noodmaatregel toegelaten te worden tot het stukje weg op het perceel van gedaagde tot 1 mei 2002. Gedurende die periode kan eiser, nadat hij de kapvergunning van de gemeente (A) heeft ontvangen, zijn perceel zodanig aanpassen dat zijn loods ook voor grote (vracht)wagens bereikbaar is.
3.3. Het verweer van gedaagde tegen de vordering komt zakelijk weergegeven op het volgende neer.
3.3.1. Het gedeelte waar eiser gebruik van wil maken behoort gedaagde toe in eigendom zodat hij er naar believen over kan beschikken. Gedaagde wenst niet belemmerd te worden in zijn bedrijfsvoering. Zo heeft hij al veel hinder gehad van het feit dat eiser, dan wel derden die bij de loods moeten zijn, gebruik maken van de weg door te parkeren op de weg zodat gedaagde belemmerd wordt in het gebruik van de weg.
3.3.2. Eiser heeft een mogelijkheid om over zijn perceel op de Rodevoort te komen, zodat er geen recht op aanwijzing van een noodweg is.
3.3.3. In het verleden heeft hij de mogelijkheid gehad om bezwaar te maken tegen de ruilverkaveling en de toewijzing van het stuk aan gedaagde. Dat hij dit heeft nagelaten dient voor zijn rekening te blijven.
3.3.4. Eiser verhuurt de loods. De huurder heeft hem aansprakelijk gesteld, hetgeen niet aan gedaagde tegengeworpen kan worden nu eiser de loods pas heeft verhuurd hangende de hoger beroep procedure.
3.3.5. De gevorderde dwangsommen komen buitensporig hoog voor.
3.4. Op hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd, zal voor zoveel nodig bij de beoordeling worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het in kort geding treffen van een voorlopige voorziening als maatregel om eiser tegemoet te komen in zijn noodsituatie, zonder dat daarvoor een bijzondere rechtsgrond (als bijvoorbeeld een subjectief recht of een contractuele aanspraak) bestaat, kan geschieden indien een afweging van de betrokken belangen dat bepaaldelijk medebrengt. Daarbij kan het alleen gaan om gerechtvaardigde belangen. Voor de vraag in welke mate een belang gerechtvaardigd is, is onder meer relevant de wijze waarop het is ontstaan en meer in het bijzonder de vraag welke rol een of beide partijen in het ontstaan ervan heeft c.q. hebben gespeeld, en eventuele verdere bijzondere omstandigheden van het geval als de reeds bestaande relatie van partijen. Bovendien dient de minst bezwaarlijke oplossing voor gedaagde als uitgangspunt te worden genomen.
4.2. De door eiser gevraagde voorziening voldoet aan dit criterium, zodat de vordering zal worden toegewezen. Het belang van eiser om voor zijn loods aansluiting te hebben met de openbare weg is onmiskenbaar. Hieraan doet niet af dat hij de loods op enig moment heeft verhuurd, want of hij de loods verhuurt of zelf gebruikt doet aan zijn exploitatiebelang van die loods niet af. Het verweer onder 3.3.4 treft reeds daarom geen doel.
4.3. Ook overigens zijn er geen omstandigheden aangevoerd die mee kunnen brengen dat eiser zijn recht op een noodvoorziening van uitweg heeft verspeeld omdat hij de noodsituatie door eigen roekeloosheid heeft teweeg gebracht. Zoals onder r.o. 2.3 reeds is weergegeven, is de huidige situatie ontstaan door de ruilverkaveling in november 1995.
Daaraan voorafgaand heeft eiser bij de plannen tot ruilverkaveling geconstateerd dat door de afsluiting van de Hoefseweg zijn loods niet meer grensde aan de openbare weg. Hij heeft daarom overleg gevoerd met de Landinrichtingscommisie en toen een stuk grond van ongeveer 80 m2 van zijn toenmalige buurman (...) gekocht teneinde de ontsluiting van de loods veilig te stellen. Naar aanleiding van de brief van de landinrichtingscommissie aan eiser d.d. 2 oktober 1995 (als productie 11 overgelegd) heeft eiser erop vertrouwd dat hij zijn doel bereikt had. Onweersproken is door eiser gesteld dat op het moment dat hij erachter kwam dat de Landinrichtingscommissie haar koers had gewijzigd en het litigieuze stukje weg aan gedaagde had toebedeeld, de beroep- en bezwaartermijn reeds was verstreken zodat hij zich rechtstreeks tot zijn buurman (gedaagde) diende te wenden. Weliswaar heeft hij nagelaten tijdig bezwaar te maken tegen de toedeling van het litigieuze stuk grond aan gedaagde, maar gelet op de weergegeven omstandigheden is dit hem niet zo zwaar aan te rekenen dat er thans van aanmerkelijke eigen schuld sprake is. Het verweer onder 3.3.3 faalt daarom eveneens. Overigens is de noodsituatie gedeeltelijk ook te wijten aan het feit dat de gemeente de noodzakelijke kapvergunning voor de bomen op het terrein van eiser desgevraagd in het verleden heeft geweigerd.
4.4. Ook overigens is niet gebleken van omstandigheden die meebrengen dat eiser geacht moet worden zijn recht op een noodvoorziening te hebben verwerkt. De gespannen verhouding tussen partijen maakt het vinden van een oplossing moeilijk en er is geen aanleiding te veronderstellen dat de schuld van die gespannen verhouding uitsluitend of in overwegende mate aan eiser te wijten is. Ook is niet gebleken of aannemelijk gemaakt dat eiser zich jegens gedaagde zodanig misdragen heeft dat redelijkerwijs geen enkele tegemoetkoming van gedaagde meer kan worden gevergd.
4.5. Het belang van gedaagde om zijn eigen terrein te gebruiken als het hem goeddunkt, is daarentegen relatief gering. Het stukje weg heeft geen bijzondere betekenis voor gedaagde en fungeert als weg. Gedaagde heeft weliswaar gesteld dat hij binnen anderhalf jaar zijn bedrijf dusdanig wil uitbreiden dat hij het litigieuze stuk nodig heeft en derhalve ongestoord gebruik wil kunnen maken van zijn eigendomsrecht, maar hij heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat zijn plannen concreet zijn. Vaststaat dat gedaagde in de komende 2,5 maand geen ander gebruik van het stukje weg gaat maken dan thans.
Sinds de ruilverkaveling heeft gedaagde eiser ook in de gelegenheid gesteld om via zijn eigendom naar de loods te komen. Na het arrest van het hof te 's-Hertogenbosch d.d. 17 december 2001 heeft gedaagde zijn perceel plotseling afgesloten zodanig dat het voor eiser niet meer mogelijk was de loods te bereiken met een (vracht)wagen, met als enige motivering dat hij het thans genoeg vond.
Het verweer onder 3.3.1. faalt eveneens.
4.6. Tot slot heeft gedaagde met het verweer onder 3.3.2. kennelijk trachten te betogen dat er helemaal geen noodsituatie aanwezig is omdat er een alternatief voor eiser open staat. De voorzieningenrechter heeft ter plaatste evenwel zelf geconstateerd dat dit alternatief een onregelmatig zandpad betreft, dat bij neerslag van enige betekenis verandert in een modderpoel en voor het berijden met vrachtauto's ongeschikt is. Ook dit verweer treft geen doel.
4.7. De voorzieningenrechter merkt wellicht niet geheel ten overvloede op dat bij het gebruik van de thans te geven noodvoorziening eiser (en degenen die namens hem daarvan gebruik maken) zich tot het uiterste zullen moeten inspannen de overlast voor gedaagde zo gering mogelijk te houden. Op het stuk weg mag niet worden geparkeerd en het parkeren op de openbare weg dient zo veel mogelijk te geschieden op een manier die het voor gedaagde mogelijk maakt met vrachtauto's vanaf zijn terrein de openbare weg op te draaien. Ook als dat zou inhouden dat eiser (en de zijnen) de door hun gebruikte auto's iets verder op de openbare weg moeten neerzetten dan precies op de grens van die weg en het terrein van gedaagde. En ook indien eiser (en de zijnen) daarvoor (gedeeltelijk) moeten parkeren op het perceel van eiser.
4.8. De gevorderde dwangsom zal gemitigeerd worden. Aan de gevorderde dwangsom wordt een rechterlijke matigingsbevoegdheid van de hierna te vermelden inhoud verbonden.
4.9. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
veroordeelt gedaagde om te gehengen en te gedogen dat eiser en zijn huurders tot uiterlijk 1 mei 2002, hangende de cassatieprocedure, hangende de beslissing van de gemeente (A) op de door eiser gevraagde kapvergunning, en hangende de realisering van de verbouwingswerkzaamheden, gebruik maken van het stukje weg, onderdeel uitmakend van een perceel grond, kadastraal bekend gemeente (A) sectie M362;
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiser van een dwangsom ten bedrage van € 500,-- voor elke dag en iedere keer, dat gedaagde in strijd zal handelen met voornoemd gebod of enig gedeelte daarvan, met dien verstande dat deze dwangsomsanctie vatbaar zal zijn voor matiging door de rechter, voorzover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding en dat deze dwangsomsanctie slechts zal gelden na betekening van dit vonnis aan gedaagde;
om alle door gedaagde aangebrachte belemmeringen op tussen partijen genoegzaam bekend deel van zijn perceel binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te verwijderen en tot 1 mei 2002 verwijderd te houden, op zodanig wijze dat de genoemde loods via het perceel van gedaagde voor (vracht)verkeer bereikbaar zal zijn en blijven;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de wederpartij begroot op € 973,92, waarvan € 703,36 salaris procureur en € 270,56 verschotten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Strijbos, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 februari 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.