ECLI:NL:RBSHE:2002:AD9620

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
75624 / KG ZA 01-946
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A. Adang
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding tussen Landis ICT Group B.V. en Norted International B.V. over aansprakelijkheid en betaling

In deze zaak heeft Landis ICT Group B.V. (hierna: Landis) in kort geding Norted International B.V. (hierna: Norted) aangesproken op basis van aansprakelijkheid voortvloeiend uit verklaringen ex artikel 2:403 lid 1 sub f van het Burgerlijk Wetboek. De procedure is gestart na een eerdere veroordeling van X B.V. en Y B.V. tot betaling aan Landis, waarbij Norted hoofdelijk aansprakelijk was gesteld voor de schulden van deze vennootschappen. Norted had op 20 april 2001 haar aansprakelijkheid ingetrokken, maar Landis betwistte of deze intrekking rechtsgeldig was, omdat de publicatie in het Reformatorisch Dagblad niet voldeed aan de vereisten van artikel 2:404 lid 3 BW. De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of Norted aan de voorwaarden voor beëindiging van de aansprakelijkheid had voldaan en of de publicatie in het Reformatorisch Dagblad als een landelijk verspreid dagblad kon worden aangemerkt. De rechter oordeelde dat de oplage van het Reformatorisch Dagblad te beperkt was en dat het niet als een landelijk dagblad kon worden beschouwd. Hierdoor bleef de aansprakelijkheid van Norted voor de schulden van X B.V. en Y B.V. bestaan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Landis voldoende spoedeisend belang had bij de gevraagde voorziening, omdat zij door het uitblijven van betaling door Norted in haar bedrijfsvoering werd geschaad. Uiteindelijk werd Norted veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan Landis, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
VONNIS IN KORT GEDING
Zaaknummer : 75624 / KG ZA 01-946
Datum uitspraak: 21 februari 2002
Vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank te ’s-Hertogenbosch in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Landis ICT Group B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 7 januari 2002,
procureur mr. L.A.T. Hol,
advocaat mr. C.W. Kniestedt,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Norted International B.V.,
gevestigd te Heeswijk, kantoorhoudende te 's-Hertogenbosch,
gedaagde bij gemeld exploot,
procureur mr. M.A.M. Bannenberg.
Partijen zullen hierna “Landis” en “Norted” worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Landis heeft in kort geding gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven.
1.2. De advocaat van Landis heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.3. De procureur van Norted heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.4. Na gevoerd debat hebben partijen vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1. Norted, voorheen geheten Detron International B.V., heeft op 2 juli 1998 ten behoeve van X B.V. en Y B.V. een verklaring ex artikel 2:403 lid 1 sub f van het Burgerlijk Wetboek afgelegd. Zij verklaart zich hierin tot wederopzegging hoofdelijk aansprakelijk voor de uit met ingang van 2 juli 1998 (of enig ander moment) aangegane rechtshandelingen van X B.V. en Y B.V. voortvloeiende schulden.
2.2. Op 20 april 2001 heeft Norted de aansprakelijkstellingen ten aanzien van beide vennootschappen ingetrokken, welke verklaringen op 23 april 2001 bij het Handelsregister zijn gedeponeerd.
2.3. Bij brieven d.d. 20 april 2001 heeft Norted aan de Kamer van Koophandel medegedeeld dat zij, in verband met het feit dat X B.V. en Y B.V. met ingang van 30 december 1998 niet meer tot de groep behoren, heeft besloten de haar overblijvende aansprakelijkheid voor de schulden van deze beide vennootschappen als geëindigd te beschouwen met ingang van de datum waarop aan de voorwaarden van artikel 2:404 lid 3 BW is voldaan.
2.4. Norted heeft in het Reformatorisch Dagblad d.d. 23 april 2001 aangekondigd dat zij ten aanzien van X B.V. en Y B.V. mededelingen heeft gedaan als bedoeld in artikel 2:404 lid 3 sub b BW en dat deze mededelingen ter inzage liggen bij de Kamer van Koophandel te Utrecht.
2.5. Bij vonnis van de president van de rechtbank Utrecht d.d. 20 november 2001 zijn X B.V. en Y B.V. veroordeeld tot betaling aan Landis van een bedrag van f 524.889,97, te vermeerderen met de wettelijke rente over f 515.089,97 vanaf 24 oktober 2001 respectievelijk f 136.083,18, te vermeerderen met de wettelijke rente over f 132.683,18 vanaf 8 juni 2001. Beide vennootschappen zijn ook veroordeeld in de proceskosten.
2.6. Aan X B.V. en Y B.V. is op 13 november 2001 respectievelijk 4 december 2001 surséance van betaling verleend.
3. Het geschil
3.1. Landis vordert in dit kort geding bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Norted te veroordelen
1. tot betaling aan Landis van een bedrag van € 238.184,68 (zijnde f 524.889,97), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 233.737,64 (zijnde f 515.089,97) vanaf 24 oktober 2001 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. tot betaling aan Landis van een bedrag van € 61.751,85 (zijnde f 136.083,18), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 60.209,00 (zijnde f 132.683,18) vanaf 8 juni 2001 tot aan de dag der algehele voldoening;
3. tot betaling aan Landis van een bedrag van € 4.462,96 (zijnde f 9.835,06), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
4. in de kosten van deze procedure.
3.2. Landis legt naast de genoemde vaststaande feiten (voor zover door haar aangedragen) aan deze vorderingen het navolgende ten grondslag.
De overblijvende aansprakelijkheid van Norted uit hoofde van de door haar afgelegde en ingetrokken verklaringen ex artikel 2:403 lid 1 sub f BW is niet beëindigd. Aan de vereisten van artikel 2:404 lid 3 sub c BW is niet voldaan, aangezien publicatie in het Reformatorisch Dagblad niet kan gelden als publicatie in een landelijk verspreid dagblad. Norted blijft derhalve aansprakelijk voor schulden uit rechtshandelingen van X B.V. en Y B.V. tussen 2 juli 1998 en 23 april 2001. De vordering op X B.V. ziet op door Landis geleverde diensten en zaken over de periode 1999 tot en met maart 2001. De vordering op Y B.V. vloeit voort uit een afrekening gebaseerd op een overeenkomst van begin maart 2001.
Ondanks sommatie heeft Norted geweigerd over te gaan tot betaling van de gevorderde bedragen. Landis heeft een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening, aangezien zij de aan X B.V. en Y B.V. in rekening gebrachte BTW reeds aan de belastingdienst heeft moeten afdragen en zij door het uitblijven van betaling door Norted geschaad wordt in haar bedrijfsvoering.
3.3. Het verweer van Norted tegen de vordering komt zakelijk weergegeven op het volgende neer.
1. Aan alle eisen voor beëindiging van de overblijvende aansprakelijkheid is voldaan. Landis is expliciet op de hoogte gebracht van het voornemen Norted te liquideren en de verklaringen ex artikel 2:403 lid 1 sub f BW in te trekken. Hierbij ging het ook om de beëindiging van de overblijvende aansprakelijkheid. De verklaringen omtrent de intrekking zijn gedeponeerd en gepubliceerd en Landis heeft geen verzet ingesteld. Het Reformatorisch Dagblad is te beschouwen als een landelijk verspreid dagblad. De aan Landis expliciet gedane mededeling over de intrekking is belangrijker dan de publicatie. Overigens is ook de Staatscourant, waarin eveneens mededeling is gedaan, aan te merken als een landelijk verspreid dagblad.
2. Enkel een vordering van f 515.089,97 dateert van vóór de intrekking van de verklaringen ex artikel 2:403 lid 1 sub f BW. De wettelijke rente vanaf 24 oktober 2001 en de incassokosten betreffende vordering sub 1 van Landis kunnen niet gevorderd worden met een beroep op de door Norted afgelegde aansprakelijkstellingen. Hetzelfde geldt voor vordering sub 2, welke gebaseerd is op de factuur van 8 mei 2001, en voor vordering sub 3, de proceskosten uit het kort gedingvonnis d.d. 20 november 2001.
3. Landis vormt met Detron Group B.V. feitelijk en financieel een eenheid. Norted heeft op laatstgenoemde een vordering van f 392.000,--. Hoewel een fusie tussen Landis en Detron Group B.V. nog niet formeel is en Norted zich derhalve in onderhavige procedure niet op verrekening kan beroepen of een reconventionele vordering kan instellen, kan deze vordering wel worden meegeteld voor de liquiditeit van Landis als geheel zodat Landis slechts een spoedseisend belang van maximaal f 123.089,97,-- heeft.
4. Landis kan zich niet te goeder trouw op de afgelegde aansprakelijkstellingen beroepen. Indien zij, nadat zij op de hoogte was gesteld van de minder goede liquiditeitspositie van X B.V. en Meijsen Bedrijven B.V, niet zo lang had gewacht met het instellen van haar vorderingen, was er wellicht nog verhaal mogelijk geweest. Bovendien heeft zij Norted nooit medegedeeld zich op de verklaringen ex artikel 2:403 lid 1 sub f BW te zullen beroepen.
3.4. Op hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd, zal voor zoveel nodig bij de beoordeling worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Voor toewijzing van de in dit kort geding door Landis gevorderde betaling van een geldsom is slechts plaats indien buiten redelijke twijfel staat dat ook in een bodemprocedure de rechter tot de beslissing zal komen dat Norted het bedrag verschuldigd is. Voorts is voor een dergelijke voorziening in kort geding nodig dat de eisende partij - mede gelet op die hardheid van de vordering en het restitutierisico voor de wederpartij - een voldoende spoedeisend belang bij die voorziening heeft.
4.2. De centrale vraag in deze is of Norted aan de vereisten van artikel 2:404 lid 3 BW heeft voldaan en of derhalve haar overblijvende aansprakelijkheid ten opzichte van Landis voor de schulden van X B.V. en Meijsen Bedrijven B.V is beëindigd. Het debat tussen partijen spitst zich hoofdzakelijk toe op de vraag of het Reformatorisch Dagblad, waarin Norted de mededeling als bedoeld in artikel 2:404 lid 3 sub b BW heeft gedaan, al dan niet een landelijk verspreid dagblad in de zin van artikel 2:404 lid 3 sub c BW is.
4.3. Norted heeft ter onderbouwing van haar stelling dat het Reformatorisch Dagblad als een landelijk verspreid dagblad te beschouwen is aangevoerd dat publicaties ex boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in het Reformatorisch Dagblad veel voorkomen en dat een aantal andere rechtbanken in Nederland het Reformatorisch Dagblad ook als een landelijk verspreid dagblad beschouwt.
4.4. Bovenstaande stelling van Norted wordt vooralsnog niet gevolgd. Volgens onbetwiste stelling van Landis heeft het Reformatorisch Dagblad over het tweede kwartaal van 2001 een oplage van circa 57.810 abonnementen en enkele tientallen losse verkooppunten in Nederland. In vergelijking met andere in Nederland verspreide dagbladen gaat het hier om een beperkte oplage. Daarnaast richt het Reformatorisch Dagblad zich blijkens haar internetsite op lezers met een bepaalde geloofsovertuiging, hetgeen aannemelijk maakt dat de kring van lezers beperkt en bepaald specifiek is, en heeft Norted niet betwist dat het dagblad slechts een verspreiding in met name twee gebieden in Nederland met een beperkte omvang kent. Gelet op het vorenstaande in samenhang met de aard en de strekking van artikel 2:404 lid 3 sub c BW kan naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het Reformatorisch Dagblad niet gelden als een landelijk verspreid dagblad. Ook de Staatscourant kan niet worden aangemerkt als een landelijk verspreid dagblad, omdat de Staatscourant, gegeven de specifieke functie daarvan als mededelingenblad, niet is een dagblad in de zin der wet.
4.5. Het bovenstaande brengt met zich dat, nu het voornemen tot beëindiging van de overblijvende aansprakelijkheid niet in een landelijk verspreid dagblad is gepubliceerd, deze aansprakelijkheid van Norted niet is beëindigd. Dit voorlopig oordeel zou niet anders luiden indien Landis, zoals Norted stelt en door Landis wordt betwist, expliciet op de hoogte zou zijn gebracht van het voornemen de aansprakelijkstellingen in te trekken en de overblijvende aansprakelijkheid te beëindigen, aangezien publicatie één van de constitutieve voorwaarden van artikel 2:404 lid 3 BW is en bovendien uit de mededeling van Norted waarop zij in dit verband een beroep doet, niet kan worden opgemaakt dat beëindiging van overblijvende aansprakelijkheid aan de orde is.
4.6. De mogelijkheid voor Landis om rechtstreeks Norted aan te spreken op grond van de verklaringen ex artikel 2:404 lid 1 sub f BW bestaat naast de eigen aansprakelijkheid van X B.V. en Y B.V.. Dat Landis voor de eerste mogelijkheid heeft gekozen betekent derhalve voorshands niet dat zij niet te goeder trouw zou hebben gehandeld. Verder is een mededeling van de schuldeiser zich op de afgelegde verklaringen te zullen beroepen geen vereiste, ook niet uit het oogpunt van de goede trouw, zodat hierdoor niet van kwade trouw aan de kant van Landis gesproken kan worden.
4.7. Landis heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, nu zij stelt door het uitblijven van betaling door Norted geschaad te worden in haar bedrijfsvoering. Norted heeft niet aannemelijk kunnen maken dat zij een vordering van f 392.000,-- heeft op Detron Group B.V., zodat het verweer dat er slechts met betrekking tot een gedeelte van de vordering sprake is van spoedeisend belang reeds daarom niet op gaat.
4.8. Met betrekking tot de omvang van de vorderingen van Landis overweegt de voorzieningenrechter tenslotte als volgt. Norted heeft erkend, althans niet weersproken, dat zij aansprakelijk is voor de sub 1 gevorderde hoofdsom zodat daarvan kan worden uitgegaan. Naar voorlopig oordeel moeten de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2001 en de incassokosten tot betaling waarvan X B.V. is veroordeeld worden aangemerkt als schulden die voortvloeien uit rechtshandelingen die X B.V. gedurende de periode dat de aansprakelijkheid van Norted bestond heeft verricht, aangezien deze kosten verband houden met het feit dat X B.V. haar verplichtingen op grond van de rechtshandelingen waaruit de schuld bestaande in voormelde hoofdsom is ontstaan niet is nagekomen. Norted is derhalve gehouden het sub 1 gevorderde geheel te voldoen. Met betrekking tot het door Landis sub 2 gevorderde heeft Norted het er ter zitting met Landis voor gehouden dat deze schuld voortvloeit uit een of meerdere rechtshandelingen uit het jaar 2000, zodat daarvan kan worden uitgegaan en zij ook dit bedrag inclusief de rente en incassokosten zal dienen te voldoen. Hetzelfde geldt voor de onder 3 gevorderde proceskosten, nu de kosten net als de rente en de incassokosten verband houden met het feit dat X B.V. en Y B.V. hun verplichtingen op grond van de rechtshandelingen waaruit eerdergenoemde schulden zijn ontstaan niet zijn nagekomen, zodat deze kosten moeten worden geacht te vallen onder de schulden waarvoor Norted zich aansprakelijk heeft gesteld.
4.9. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen zal Norted als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van het geding.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
veroordeelt Norted om tegen kwijting aan Landis te betalen een bedrag van € 238.184,68 (zegge: tweehonderdachtendertigduizendhonderdvierentachtig euro en achtenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over € 233.737,64 vanaf 24 oktober 2001 tot aan de dag van de voldoening;
veroordeelt Norted om tegen kwijting aan Landis te betalen een bedrag van € 61.751,85 (zegge: eenenzestigduizendzevenhonderdeenenvijftig euro en vijfentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over € 60.209,00 vanaf 8 juni 2001 tot aan de dag van de voldoening;
veroordeelt Norted om tegen kwijting aan Landis te betalen een bedrag van € 4.462,96 (zegge: vierduizendvierhonderdtweeënzestig euro en zesennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van de voldoening;
veroordeelt Norted in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de wederpartij begroot op € 4.393,13, waarvan € 703,36 salaris procureur en € 3.689,77 verschotten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of andere gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Adang, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 februari 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.