ECLI:NL:RBSHE:2002:79

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 juli 2002
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
9182 HA ZA 94-2079
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Robers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vergoeding van inkomensschade na ongeval

In deze civiele zaak, behandeld door de enkelvoudige kamer van de Rechtbank 's-Hertogenbosch, is op 31 juli 2002 een vonnis uitgesproken in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door procureur mr. H.A.M.J. Loeffen, en gedaagde, de Zwolsche Algemene Schadeverzekering N.V., vertegenwoordigd door procureur mr. J.E. Lenglet. De zaak betreft een vordering tot vergoeding van inkomensschade die voortvloeit uit een eerder ongeval. De procedure is een vervolg op een eerder vonnis van 16 februari 1996, dat door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 19 april 1999 gedeeltelijk is vernietigd. Het hof heeft toen beslist over de rente en proceskosten, maar de vordering tot schadevergoeding bleef nog open.

Eiser heeft in de procedure aanvullende informatie verstrekt over de schade en heeft op 15 mei 2002 een akte uitlating genomen. Gedaagde heeft hierop gereageerd met een antwoordakte op 12 juni 2002. De rechtbank heeft in dit vonnis de vordering tot vergoeding van schade ter zake verlies aan verdienvermogen toewijsbaar geacht, maar heeft besloten deze schadepost naar een schadestaatprocedure te verwijzen. Dit is gedaan omdat de begroting van de schade op dat moment niet mogelijk was en er nog veel onduidelijkheid bestond over de relevante feiten en uitgangspunten voor de schadeberekening.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de rente over de toekomstige schade bij kapitalisatie op de peildatum zal kunnen ingaan, maar heeft geen specifieke ingangsdata voor de rente in het dictum opgenomen. Gedaagde is veroordeeld tot vergoeding van de geleden schade en de daarover verschuldigde wettelijke rente, en is ook veroordeeld in de proceskosten die tot dat moment zijn gemaakt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
i
VONNIS
Zaaknummer : 9182 / HA ZA 94-2079 Datum uitspraak : 31 juli 2002
Vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch, enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, in de zaak van:
[eiser] ,
w,onende te [woonplaats] , eiser,
procureur mr. H.A.M.J. Loeffen, tegen:
de naamloze vennootschap
ZWOLSCHE ALGEMEENE SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Nieuwegein, gedaagde,
procureur mr. J.E. Lenglet,
als vervolg op het vonnis d.d. 16 februari 1996.

1.De verdere procedure

1.1.
Eiser heeft op 12 april 1996 een akte genomen, waarin hij de in het vonnis van 16 februari 1996 gevraagde informatie over data van betalingen heeft verschaft.
1.2.
Gedaagde heeft appel ingesteld tegen het vonnis van 16 februari 1996. Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 19 april 1999 is dat vonnis vernietigd, doch uitsluitend voor wat betreft de rente die was toegewezen over het voorschot van/ 25.000,-­ en die door het hof alsnog werd afgewezen. Het hof besliste krachtens art. 355 lid 2 Rv definitief over de nog openstaande rente over de nota's van de raadsman en [naam] en over het voorschot op het smartengeld. Ook besliste het Hof over de proceskosten in eerste aanleg.
1.3.
Gedaagde heeft tegen dit arrest cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft dit beroep bij arrest van 18 juni 2001 verworpen.
1.4.
Nadat de zaak weer op de rol van de rechtbank was gebracht, heeft eiser op 15 mei 2002 een akte uitlating genomen. Gedaagde heeft op 12 juni 2002 een antwoordakte genomen.
1.5.
Partijen hebben vonnis gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Na het arrest van het hof hoeft thans alleen nog definitief te worden beslist over de vordering tot vergoeding van inkomensschade (die de rechtbank in het vervolg ter voorkoming van fiscale problemen schade terzake verlies aan verdienvermogen zal noemen), de rente daarover en de na het arrest van het hof gemaakte proceskosten.
2.2.
De vordering tot vergoeding van schade terzake verlies aan verdienvermogen is gelet op de eerdere beslissingen toewijsbaar. Eiser gaat in zijn akte van 15 mei 2002 nog steeds uit van verwijziµg van deze schadepost naar een schadestaatprocedure. Gedaagde reageert in haar antwoordakte dat die verwijzing niet nodig is, omdat eiser thans de informatie in het geding kan brengen aan de hand waarvan zijn schade kan worden begroot. De rechtbank zal deze schadepost overeenkomstig de wens van eiser naar de schadestaatprocedure verwijzen, omdat begroting van deze schadepost op dit moment niet mogelijk is en het ook niet te verwachten valt dat schadebegroting op korte termijn alsnog mogelijk zal worden indien eiser enige stukken in het geding brengt. Gedaagde heeft in haar antwoordakte een geheel nieuw element aan de schadebegroting toegevoegd door te stellen dat eiser, naast zijn werk als chauffeur, mede-eigenaar was van een transportbedrijf en bovendien elders als bedrijfsleider heeft gewerkt. Eiser heeft op die stelling nog niet kunnen reageren, maar het ligt voor de hand dat deze stelling zal leiden tot een uitvoerige discussie en wellicht ook tot een uitgebreid feitenonderzoek. Bovendien zijn partijen nog niet of nauwelijks ingegaan op de bij de berekening van de toekomstige schade te hanteren uitgangspunten (zoals de datum van al dan niet vervroegd pensioen), die in de praktijk ook vaak meningsverschillen opleveren.
2.3.
In F.o. 4.10 van het tussenvonnis is overwogen dat de rente over de toekomstige schade bij kapitalisatie op de gehanteerde peildatum zal kunnen ingaan. In het dictum van dit vonnis zullen geen ingangsdata van rente worden opgenomen, omdat de rente over de geleden en toekomstige schade terzake verlies arbeidsvermogen rekening houdend met toegewezen voorschot in het kader van de schadestaatprocedure aan de orde zal komen als onderdeel van de te begroten schade (zoals ook het hof heeft overwogen).
2.4.
Omdat gedaagde wat betreft de verwijzing naar de schadestaatprocedure in het ongelijk is gesteld, zal gedaagde worden veroordeeld in de na het arrest van het hof nog bij de rechtbank gemaakte proceskosten.

3.De beslissing

De rechtbank:
veroordeelt gedaagde tot vergoeding van de als gevolg van het onderhavige ongeval geleden en nog te lijden schade ter zake verliês aan verdienvermogen en de daarover verschuldigde wettelijke rente, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de wederpartij begroot op€ 195,00 terzake salaris procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Robers, vice-president, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 juli 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.
, i