Ten aanzien van feit 1 (10 november 2000):
de verklaring ter terechtzitting door [verdachte] afgelegd voor zover deze inhoudt dat hij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de namiddag van 10 november 2000 thuis op bezoek heeft gehad, dat er in de avond van 10 november 2000 tussen hem, [verdachte], en [medeverdachte 2] telefonische contacten zijn geweest, dat [verdachte] op die avond een bezoek heeft gebracht aan de woning van [slachtoffer] en [medeverdachte 1] te Mariaheide, dat toen in die woning aanwezig waren [slachtoffer] en [medeverdachte 1]; dat [slachtoffer] tijdens dat bezoek op de bank in slaap is gevallen, dat [medeverdachte 1] hem op 11 november 2000 omstreeks 02.30 uur heeft opgebeld en dat hij kort daarop in die nacht [medeverdachte 1] heeft teruggebeld;
de op schrift gestelde uitwerking van de geluidsopname van het telefoongesprek dat [medeverdachte 1] op 11 november 2000 te 02.51 uur met de meldkamer van de politie heeft gevoerd vanuit de woning aan de [adres slachtoffer], op welke geluidsopname de verbalisant duidelijk hoorbaar klopgeluiden en gekreun heeft gehoord (blz. 68 e.v.);
de bevindingen van verbalisanten (blz. 76 e.v.) die op 11 november 2000 rond 02.55 uur een ernstig gewonde man hebben aangetroffen op een bank in de woonkamer van de woning aan de [adres slachtoffer], in welke woning ook [medeverdachte 1] aanwezig bleek te zijn;
- de verklaring van assistent-arts neurochirurgie van het Elisabethziekenhuis te Tilburg, K.S. Han (blz. 109), waarin deze op 13 december 2000 de dan nog levensbedreigende medische situatie van [slachtoffer] uiteenzet;
het aanvraagformulier medische informatie waarop door E. Keus, arts-assistent Intensive Care van het Elisabethziekenhuis te Tilburg, is aangegeven dat [slachtoffer] met een voorwerp op de schedel is geslagen en het letsel van [slachtoffer] is vermeld, te weten schedelfraktuur en hersenbeschadiging met botfragmenten in de hersenen en beschadiging van het rechteroog (blz. 108);
de aangifte van [slachtoffer] van de aanslag op zijn leven op 11 november 2000 in zijn woning aan de [adres slachtoffer] (blz. 429);
- de verklaringen van [medeverdachte 3] (blz. 758 e.v.), dat hij op vrijdagmiddag 10 november 2000 met [medeverdachte 2] een bezoek aan [verdachte] heeft gebracht, dat [medeverdachte 2] hem tijdens dat bezoek verteld heeft dat de baas van [verdachte] (waarmee bedoeld werd [slachtoffer]) dood moest, dat [verdachte] met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] heeft afgesproken dat hij hen op 10 november 2000 zou ophalen, dat [verdachte] dat ook met zijn auto heeft gedaan, waarna zij door verdachte [verdachte] naar het huis van [slachtoffer] zijn gebracht, daar kort na 22.15-22.30 uur door [verdachte] buiten zijn opgewacht en vervolgens door hem zijn binnen gelaten, dat in de woning op de bank een man ([slachtoffer]) lag te slapen, dat hij en [medeverdachte 2] van [verdachte] handschoenen hadden gekregen en dat zij deze aan hadden, dat [verdachte] aan [medeverdachte 2] een hamer heeft aangereikt en dat [medeverdachte 2] deze [slachtoffer] in opdracht en bijzijn van [verdachte] drie of vier keer op het hoofd heeft geslagen met een hamer, zodanig dat het bloed alle kanten opspatte, dat [verdachte] naar boven is geweest, naar de vrouw, en een kwartiertje boven is geweest, dat [verdachte] een plastic zak over het hoofd van [slachtoffer] trok, kennelijk om hem te laten stikken; dat [verdachte] hen vertelde dat de vrouw na ongeveer anderhalf uur de politie zou bellen; dat zij, [verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2], gedrieën vertrokken zijn in de auto van [verdachte] met medeneming van onder meer genoemde hamer en plastic zak welke spullen hij, [medeverdachte 3], in het bos heeft begraven;
de verklaringen van [medeverdachte 2] (blz. 709 e.v.), onder meer inhoudende dat hij, [medeverdachte 2], en [medeverdachte 3] op 10 november 2000 op bezoek zijn geweest bij [verdachte], dat hij later die dag met [medeverdachte 3] door [verdachte] naar het dorp waar [voornaam slachtoffer] ([slachtoffer]) woont is gebracht, en zij rond 22.30 of 23.00 uur door [verdachte] naar de woning van [slachtoffer] werden gehaald, dat zij door [verdachte], buiten werden opgewacht en in deze woning werden binnengelaten, dat in de woning [slachtoffer] op een bank lag te slapen, dat [verdachte] een hamer heeft gehaald, waarmee [medeverdachte 3] en [verdachte] samen de kamer zijn binnengegaan waar [slachtoffer] lag te slapen, waarna hij vanuit de woonkamer drie of vier doffe geluiden hoorde, dat [medeverdachte 3] en [verdachte] terugkwamen en dat [medeverdachte 3] de hamer vast had en er bloed aan de hamer zat, dat [verdachte] zei: ”Hee, hij is niet dood; doe maar nog een keer; we gaan terug, want hij moet vandaag dood; zo gaat het niet goed.”, dat hij, [medeverdachte 2], de hamer even heeft vastgehad, dat [verdachte] drie keer naar boven, naar [voornaam medeverdachte 1] ([medeverdachte 1]) is geweest om te overleggen, dat [verdachte] zei dat [voornaam medeverdachte 1] pas over ongeveer anderhalf uur de politie zou bellen; dat zij gedrieën met medeneming van onder meer de hamer en de handschoenen zijn vertrokken en dat [medeverdachte 3] die spullen in het bos heeft begraven;
de bevindingen van verbalisanten (blz. 746) dat zij op aanwijzing van [medeverdachte 3] op 20 december 2000 onder meer een begraven hamer, plastic zak en handschoenen hebben gevonden in een bos bij Bakel;
het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, waarin op grond van DNA-onderzoek wordt geconcludeerd dat het op de gevonden hamer aanwezige bloed zeer waarschijnlijk van [slachtoffer] was (< 1 op de miljard);
de verklaring van [medeverdachte 1] (blz. 608 e.v.) dat [verdachte] op de avond van 10 november 2000 op bezoek is geweest in de woning aan de [adres slachtoffer], dat [slachtoffer] ook in de woning was en tijdens dat bezoek op de bank in slaap is gevallen, dat [verdachte] kort na zijn vertrek uit de woning weer is teruggekomen en toen bij haar, [medeverdachte 1], in de badkamer op de bovenverdieping van de woning is geweest, dat zij later in de nacht geluiden hoorde en eerst [verdachte] heeft gebeld en daarna de politie;
de printlijsten-mastgegevens (blz. 317 e.v.) waaruit blijkt van:
* de telefonische contacten tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] op 10 november 2000, te weten om 09.54, 10.49 en in het bijzonder 16.42 (dus na het bezoek van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aan de woning van [verdachte]) 18.59, 19.03, 19.05, 19.13 en 20.44 uur (blz. 321 en 322);
* de telefonische contacten tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] op 11 november 2000 om 02.33 uur en 02.45 uur, alvorens door [verdachte] om 02.49 uur het alarmnummer 112 werd gebeld (blz. 323);
* de telefonische contacten tussen [verdachte] en de GSM van [medeverdachte 2] op 10 november 2000 te 11.50 uur en meer in het bijzonder te 19.55, 20.11, 20.26, 20.31, 20.36, 20.40, 20.51 en 22.25 uur, waarbij te 20.51 uur beide GSM’s aanstralen op dezelfde mast te Bakel (in de omgeving van welke plaats [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] de auto hadden geparkeerd) en te 22.25 uur beider GSM’s aanstralen op GSM-masten te Uden (welke plaats nabij Mariaheide ligt).