4. De rechtbank acht de overige verklaringen van verdachte, waarin hij - kort gezegd - stelt dat zijn vader op geen enkele wijze bij het schietincident is betrokken, alsmede de verklaringen van verdachtes vader waarin hij iedere betrokkenheid van hemzelf ontkent, niet geloofwaardig. De rechtbank neemt in dit verband in aanmerking dat deze verklaringen op wezenlijke onderdelen aantoonbaar onjuist dan wel volstrekt onaannemelijk zijn:
i) verdachte heeft verklaard dat toen hij op 7 december voor het eerst [slachtoffer 1] trof in de aula, hij met [slachtoffer 1] een woordenwisseling heeft gehad, dat [slachtoffer 1] hem vervolgens zou zijn achterna gelopen en met een mes zou hebben bedreigd. Dit is door geen van de getuigen die toen ook daar aanwezig waren bevestigd, zulks terwijl dit toch zeer opmerkelijke feiten zouden zijn geweest voor die getuigen die op de hoogte waren van de gespannen verhouding tussen verdachte en [slachtoffer 1]. ([getuige 6] p. 343 e.v.; [getuige 7], p. 353 e.v.; [getuige 8] p. 367 e.v.; [getuige 9], p. 378 e.v.; [getuige 10], p. 383 e.v.; [getuige 11], p. 385 e.v.; [getuige 12], p. 430; [getuige 13], p. 503 e.v.). Bovendien is bij het onderzoek aan de kleding en het lichaam van [slachtoffer 1] geen mes aangetroffen (p. 105);
ii) verdachte heeft ontkend dat hij jegens anderen heeft aangekondigd dat hij [slachtoffer 1] zou neerschieten, terwijl het tegendeel door verschillende getuigen is verklaard:
- [getuige 12] :"In september 1999 zei [verdachte] tegen mij: 'Ik ga [slachtoffer 1] neerschieten.' Ik zei: 'Je bent helemaal gek, je gaat zo je hele leven verpesten'. [verdachte] zei: 'Mij maakt het niet uit, als ik maar de eer van de familie redt.'" (p. 427);
- [getuige 14]: "...Ik vroeg hem of hij [slachtoffer 1] al had gezien. [verdachte] zei toen tegen mij: 'Ik schiet hem dood als ik hem zie.' Ik vroeg toen nog of hij al iets klaar had staan om dat te doen, ik bedoelde daarmee een pistool of geweer of zo. Hij zei toen: 'Ik kan die toch zo krijgen.'" (p. 376);
- [getuige 9]: "Begin september heb ik van [verdachte] zelf gehoord dat hij [slachtoffer 1] dood ging schieten in verband met de reis naar Turkije van zijn zus en [slachtoffer 1]." (p. 378);
- [getuige 10]: "Ik had over [slachtoffer 1] gehoord dat hij samen met de zus van [verdachte] deze zomer naar Turkije was geweest. [verdachte] had daarover al meermalen gezegd dat als [slachtoffer 1] hier op school zou komen hij ruzie met hem zou krijgen. Hij zei dan niet wat er ging gebeuren maar het was mij wel duidelijk dat hij [slachtoffer 1] iets zou aandoen" (p. 383);
- [getuige 15] "[verdachte] en ik spraken een keer over onze schoolcijfers. Ik hoorde hem toen een opmerking maken: 'dat maakt toch allemaal niets meer uit.' Ik vroeg hem toen waarom en [verdachte] vertelde mij toen dat hij over een paar weken in de gevangenis zou komen. Ik vroeg hem toen weer waarom en hij zei toen iets als : 'Ik ga iemand neerschieten' of 'Ik moet iemand neerschieten.'" (aanvullend p-v dd. 3 maart 2000);
iii) verdachte en zijn vader hebben ontkend dat [mijn zus] voorafgaande aan het schietincident bij hen in de auto zat, terwijl twee onafhankelijke (oog)getuigen anders hebben verklaard (zie hiervoor onder 3. iii);
iv) verdachtes vader heeft tot aan zijn terechtzitting ontkend dat het vuurwapen dat de politie na het schietincident bij hem thuis heeft gevonden en in beslag heeft genomen van hem was en dat hij daarvan wist (p. 581);
v) verdachtes vader heeft verklaard dat hij, toen hij verdachte naar school bracht, nauwelijks voor de school heeft stilgestaan (p. 577), terwijl toch verschillende getuigen hebben verklaard dat de (door verdachtes vader bestuurde) Mercedes enige tijd voor/bij de school heeft stilgestaan (vgl. de hiervoor onder 3. iii genoemde getuigen [getuige 4] en [getuige 5], alsmede [getuige 16], p. 391) respectievelijk langzaam heen en weer reed ([getuige 17] p. 363);
vi) verdachte en zijn vader hebben verklaard dat de kwestie van [mijn zus]' reis met [slachtoffer 1] naar Turkije een "gesloten dossier" was, hetgeen echter volstrekt onwaarschijnlijk is, mede in het licht van:
- de hiervoor onder 3. ii) genoemde aanwijzingen dat verdachtes familie deze kwestie juist erg hoog opvatte;
- de verschillende aankondigingen door verdachte aan anderen dat hij [slachtoffer 1] zou neerschieten/iets zou aandoen (zie hiervoor onder 4. ii);
- de verklaring van [getuige 18] dat zij het een keer in, naar zij dacht oktober, met verdachte over school had en verdachte toen zei over een paar maanden toch van school af te zullen zijn en op getuiges vraag wat hij daarmee bedoelde zei dat er familieproblemen waren (p. 372);
- de verklaring van [getuige 12], dat verdachte zei de eer van de familie te willen redden (p. 427);
- de verklaring van [getuige 14], dat verdachte zei dat hij toch zo een pistool of geweer kon krijgen (p. 376);
- de verklaring van verdachtes vader op 9 december 1999: "Er worden mij wel verwijten gemaakt maar er is mij nog niet een keer gevraagd naar de beledigingen die zouden kunnen zijn geuit tengevolge waarvan zoiets dergelijks zou kunnen zijn gebeurd."(p. 580);
vii) uit het dossier blijkt dat verdachtes vader een drukke baan heeft waardoor hij van 's ochtends vroeg tot in de avond van huis is en de dagelijkse gezinsaangelegenheden aan zijn vrouw overlaat en dat er een sterke gezagsverhouding tussen verdachte en zijn vader bestaat. In dat licht is het ongeloofwaardig:
- dat verdachtes vader overdag vanaf zijn werk naar huis zou gaan enkel om verdachte te bewegen weer naar school te gaan (dat kan ook telefonisch) ;
- dat verdachtes vader vervolgens verdachte naar school bracht (verdachte ging altijd op zijn scooter naar school en het feit dat de scooter op dat moment door verdachte in de schuur zou zijn gezet is naar het oordeel van de rechtbank weinig overtuigend om aan te nemen dat verdachtes - drukbezette - vader hem enkel daarom met de - voor even van een klant geleende - auto naar school bracht);
- dat verdachtes vader, nadat hij verdachte op de school had afgezet, weer naar huis reed om zijn vrouw te gaan vertellen dat zij hem "voor zo'n kleinigheid" niet meer op zijn werk moest storen (dat kon immers ook telefonisch - verdachtes vader beschikte toen over een GSM-toestel - of pas 's avonds worden medegedeeld);
viii) verdachte en zijn vader spreken elkaar tegen over de plaats waar het pistool zich op 7 december 1999, direct voorafgaande aan het schietincident, in hun woning zou hebben bevonden;
- verdachte : in een doek gewikkeld in de la van het nachtkastje naast het bed van mijn ouders (p. 520, 545, 558);
- verdachtes vader: onverpakt onder mijn hoofdkussen (p. 577, 590).
Bovendien heeft verdachtes vader verklaard dat de patroonhouder niet in het wapen stak, maar er los bij lag, dat hij de patroonhouder altijd buiten het pistool bewaarde (p. 577), terwijl verdachte heeft verklaard dat toen hij het pistool pakte de patroonhouder in het pistool zat (verklaring verdachte ter terechtzitting van 30 januari 2001).