ECLI:NL:RBSHE:2000:AA5657

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/034668-97
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. voorzitter
  • mr. lid
  • mr. lid
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van geestelijke mishandeling van dochter

In deze zaak, die op 2 mei 2000 door de Rechtbank 's-Hertogenbosch werd behandeld, stond de verdachte terecht voor de beschuldiging van geestelijke mishandeling van zijn dochter. De tenlastelegging betrof het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en het benadelen van de gezondheid van het slachtoffer gedurende een periode van 1975 tot en met 1993. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 18 april 2000 gevoerd, waarbij de officier van justitie zijn vordering heeft gepresenteerd en de verdediging haar standpunten naar voren heeft gebracht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldeed aan de wettelijke eisen en dat zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens het proces zijn deskundigen ingeschakeld, waaronder een psycholoog en een psychiater, die rapportages hebben opgesteld over de persoonlijkheid van het slachtoffer. De deskundigen concludeerden dat de klachten van het slachtoffer niet eenduidig konden worden toegeschreven aan de gedragingen van de verdachte, maar dat er een complexere constellatie van factoren aan ten grondslag lag.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de verdachte verantwoordelijk was voor de geestelijke mishandeling. De rechtbank concludeerde dat de rol van de verdachte in de dynamiek van het gezin te beperkt was om een strafrechtelijk verwijt te maken. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. Dit vonnis is uitgesproken op 2 mei 2000 en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/034668-97
Uitspraak datum: 2 mei 2000
STRAFVONNIS
Vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[………]
geboren te [……….] op [……….],
wonende te […]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 april 2000.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 februari 1999.
Een afschrift van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 9 maart 1999 gewijzigd. Van deze vordering is eveneens een fotokopie aan dit vonnis gehecht.
De gewijzigde tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 18 april 2000 gewijzigd. Van deze vordering is eveneens een fotokopie aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Vrijspraak.
Aan verdachte wordt geestelijke (zware) mishandeling van zijn dochter […] verweten, en wel in die zin dat hij in de periode van 1975 tot en met 1993 zijn dochter opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel heeft mishandeld, dan wel heeft mishandeld terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, dan wel opzettelijk de gezondheid van het slachtoffer heeft benadeeld terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, dan wel dat het zwaar lichamelijk letsel aan zijn schuld te wijten is, door haar al dan niet in het bijzijn van anderen bij herhaling te kleineren en/of uit te schelden en/of te controleren en/of te vernederen.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 9 maart 1999 besloten een psycholoog en een psychiater te doen benoemen om onderzoek te verrichten naar de persoonlijkheid van het slachtoffer […].
De rechter-commissaris heeft daarop […], psychologe, en […], psychiater, benoemd. De deskundigen hebben beiden op 6 oktober 1999 een rapport uitgebracht.
[…] rapporteert (p. 16) dat de belemmeringen in het huidige functioneren van […] niet zijn terug te voeren op een monocausale grondslag, maar dat een complexere constellatie van en tussen meerdere factoren daarvoor verantwoordelijk is. Betrokkene […] is geneigd op grond van de stoornis een monocausaal verband te leggen tussen haar klachten en het in haar ogen alleen maar negatieve gedrag van haar vader. De persoonlijkheidsontwikkeling verloopt echter gecompliceerder en dat geldt ook voor de persoonlijkheidsstoornis, zoals geconstateerd bij betrokkene. Verschillende factoren en met name de constellatie ertussen zijn verantwoordelijk voor de scheefgroei in de ontwikkeling van betrokkene die tot de huidige ernstige en extreem te noemen symptomen heeft geleid.
[ .... ] rapporteert (p. 23) dat tegenwoordig algemeen en vrijwel wereldwijd wordt gedacht vanuit het bio-psycho-sociale model van Engel, wat wil zeggen dat bij ieder specifiek psychologisch / psychiatrische stoornis c.q. persoonlijkheidskenmerk een steeds wisselende combinatie van biologische, psychologische en sociale factoren een rol spelen. Daarnaast wordt veelal onderscheid gemaakt tussen ziekte-uitlokkende factoren en ziekte-onderhoudende factoren, terwijl bovendien gezegd kan worden dat voor enkelvoudige stoornissen er vrij veel redelijk onderbouwd wetenschappelijk onderzoek is verricht naar het gewicht van specifiek oorzakelijke factoren, maar dat voor meervoudige gecompliceerde stoornissen, zoals bij betrokkene […] het geval is, veel minder harde conclusies te trekken zijn, omdat naar dit soort meervoudige constellaties nooit, dan wel veel minder specifiek onderzoek is gedaan. […] concludeert (p. 24) dat ook voor de onderhavige casus zekere biologische, psychologische en sociale factoren een rol moeten spelen bij het ontstaan en onderhouden van de aanwezige psychopathologie en dat de onderhoudende factoren een niet onbelangrijke rol spelen in de duur en uitgebreidheid van het klachtenpatroon.
[…] vermeldt (p. 26) dat in casu over het kwalificeren van elk van de afzonderlijke factoren en subfactoren nauwelijks uitspraken te doen zijn, behalve dat het niet zo is dat er één of twee zijn die in alles overwegende mate tot het onderhavige symptoomcomplex hebben geleid.
De officier van justitie is, verwijzende naar de eierschaalschedel-arresten, van mening dat verdachte zich niet kan beroepen op (genetische) gebreken aan het slachtoffer die bij hebben gedragen aan het gevolg, teneinde zichzelf te disculperen. Ook kan verdachte zich, naar het oordeel van de officier van justitie niet verschuilen achter de omstandigheid dat de schade die aan het slachtoffer is toegebracht, zich pas later manifesteert. Dit laat onverlet dat de schade er al was, alleen niet manifest. De mate van medecausaliteit is derhalve, naar het oordeel van de officier van justitie, niet juridisch relevant.
Zonder verder in detail te treden omtrent de symptomen bij [……] en de door […] en […] bij haar aanwezig geachte stoornissen, is de rechtbank van oordeel dat het ontstaan van deze stoornissen en het blijven bestaan ervan, blijkens laatstbedoelde rapportages, niet eenduidig geweten of verweten kunnen worden aan verdachte noch dat verdachte daarop een overwegende invloed heeft gehad.
In dit licht bezien is de stelling van het Openbaar Ministerie, dat gebreken aan het slachtoffer die bijdragen aan het gevolg niet ter disculpatie van de verdachte kunnen strekken op basis van de leer van de redelijke toerekenbaarheid, slechts relevant indien en voor zover het zou gaan om de rol en de gedragingen van de verdachte en deze rol, zo gaf de rechtbank aan, was te beperkt. Derhalve laat de rechtbank de vraag met betrekking tot de eventuele voorzienbaarheid van de gevolgen, alsmede in de culpose sfeer de vraag omtrent de mate van verwijtbaarheid, hier onbesproken.
De rechtbank overweegt voorts dat uit de rapportages van […] en [...] naar voren komt dat binnen het gezin, bestaande uit verdachte, zijn vrouw, hun dochter […] en zoon […], sprake was van een zeer ingewikkeld gezinssysteem. De dynamiek van de gezinsstructuur laat niet toe dat, zoals in onderhavige zaak is geschied, de personen van vader en dochter daaruit worden gelicht, tenzij sprake is van aanwijsbare zeer bijzondere omstandigheden. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een onvoldoende mate van causaliteit om een strafrechtelijk verwijt van mishandeling, in welke gradatie zoals in de tenlastelegging omschreven dan ook, in de richting van verdachte te maken.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door,
mr. ………, voorzitter,
mr. ………. en mr. ………., leden,
in tegenwoordigheid van mr. ………., griffier
en is uitgesproken op 2 mei 2000.