Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/920022-12
Datum uitspraak: 20 april 2012
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1995,
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 5 en 6 april 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.P. de Graaf en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. R.L. de la Parra, advocaat te Katwijk ZH, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 januari 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een (of meer) politieambtena(a)r(en) genaamd [aangever 1] en/of [aangever 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal (telkens) een/of meer mortiergrana(a)t(en) en/of een of meer Romeinse kaar(s)(en) en/of een of meer Cobra(s), althans een of meer stuks illegaal vuurwerk, in ieder geval enig vuurwerk naar of in de richting van die [aangever 1] en/of die [aangever 2] heeft gegooid/gericht, waarbij voornoemd vuurwerk in de nabijheid van die [aangever 1] en/of die [aangever 2] tot ontploffing is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 januari 2012 te 's-Gravenhage met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Olieslagerslaan en/of de Hopmanstraat en/of de Bleriotlaan, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (één of meer politieambtena(a)r(en), te weten) [aangever 1] en/of [aangever 2], welk geweld bestond uit het gebaren dat anderen mee moeten komen en/of het (mee)lopen in de richting van die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal (telkens) een/of meer mortiergrana(a)t(en) en/of een of meer Romeinse kaar(s)(en) en/of een of meer Cobra(s), althans een of meer stuks illegaal vuurwerk, in ieder geval enig vuurwerk naar en/of in de richting van die [aangever 1] en/of die [aangever 2] gooien/richten, waarbij voornoemd vuurwerk in de nabijheid van die [aangever 1] en/of die [aangever 2] tot ontploffing is gekomen;
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. De officier van justitie heeft betoogd dat de verdachte samen met anderen in de nieuwjaarsnacht zwaar, illegaal en legaal vuurwerk naar twee dienstdoende politieambtenaren heeft gegooid of gericht, wel vuurwerk in hun nabijheid tot ontploffing is gekomen. Door zich op deze manier in de groep te manifesteren heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling van de beide politieagenten. Hoewel niet kan worden bewezen dat de verdachte zelf illegaal vuurwerk heeft afgestoken, kan ook dit aan hem worden toegerekend.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft verklaard dat hij alleen vanuit zijn hand vuurwerk schuin omhoog de lucht in heeft gestoken. Hij heeft geen politieagenten gezien toen hij vuurwerk afstak. Hij zag de agenten pas later toen de groep opliep richting de agenten. De handbewegingen die de verdachte op de camerabeelden maakt, zijn bedoeld om de groep tot bedaren te brengen. De verdachte is meegegaan met de groep om een ouder echtpaar te helpen dat volgens de verdachte belaagd werd door de groep.
In dit verband heeft de raadsman gewezen op een passage in het dossier waarin een verbalisant opmerkt de verdachte hierin te willen geloven. De raadsman heeft verklaard niet alle beschreven handelingen van de verdachte op de camerabeelden te hebben gezien. De verdachte kan in de onderhavige situatie niet aansprakelijk worden gesteld voor allerlei strafbare handelingen van anderen die ter plekke zijn. Hij heeft hier geen wezenlijke bijdrage aan geleverd en zelf slechts legaal vuurwerk in de lucht afgeschoten. De verdachte is niet in de buurt van de politieagenten geweest en niet duidelijk is welk vuurwerk precies in de buurt van de agenten is terechtgekomen.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. 1
Aangever, [aangever 1], verklaart in zijn aangifte dat hij op 1 januari 2012 vanaf omstreeks 00.15 als wijkagent bij de politie Haaglanden werkzaam was te 's-Gravenhage op de Olieslagerslaan en Hopmanstraat met zijn collega [aangever 2].2 Een groep personen stak vuurwerk af in de richting waar hij en [aangever 2] zich bevonden. [aangever 1] zag dat er constant met vuurwerk richting hen werd gewezen, gegooid en geschoten. Het kwam om hen heen neer op afstanden van minder dan 2 à 3 meter. Het kwam boven, voor, naast en achter hen tot ontploffing. [aangever 1] voelde dat er vuurwerk tegen zijn rug aankwam.3 Op een gegeven moment zag hij dat er een groep jongens op hen af kwam rennen vanaf de kruising. Ook tijdens dat moment werden zij beschoten met allerlei soorten zwaar vuurwerk. [aangever 1] en [aangever 2] gingen de confrontatie aan met de jongeren en werden tijdens die confrontatie bestookt met zwaar vuurwerk.4
Aangever, [aangever 2], verklaart in zijn aangifte dat rond 24.00 uur zich een groep verzamelde op de kruising Hopmanstraat/Olieslagerslaan.5 Al vrij snel werd er vuurwerk in de richting van hem en [aangever 1] gegooid en geschoten. Hij zag dat een man een stuk vuurwerk in de richting van hem en [aangever 1] richtte en vuurballen in hun richting schoot, die ongeveer 10 meter voor hun voeten op de grond kwamen. Een persoon in de groep viel in het bijzonder op. Gedurende een aantal uren vanaf 00.00 uur heeft deze man hen diverse malen met vuurwerk bestookt en de groep ertoe bewogen om mee te doen. Hij herkende hierin de medeverdachte [medeverdachte 1] en hij zag dat deze [medeverdachte 1] in hun richting lichtballen afschoot die op enkele meters van hen vandaan terecht komen.6 Nadat twee mannen waren begonnen met het afsteken van illegaal vuurwerk in hun richting werd er veel zwaar vuurwerk afgestoken. Hij zag diverse lichtflitsen uit een stuk vuurwerk komen die links en rechts langs hem en zijn collega schoten. Even later zag hij dat er nog steeds verschillende soorten vuurwerk in hun richting werd geschoten. Op een gegeven moment kwam er een groep mensen los uit de groep en deze kwam op hen aflopen.7 Vanuit de groep werd iets gegooid dat vlak voor hen op de grond kwam, waaruit een hevige witte rookwolk ontstond. Nog voordat hij kon weglopen, hoorde en voelde hij een hele harde knal en een drukgolf en zag hij een heldere witte lichtflits.8
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verklaren dat zij zagen dat er op de kruising Hopmanstraat en Olieslagerslaan een groep stond van minimaal 20 man. Vanuit de groep werd vuurwerk afgestoken. Het vuurwerk werd niet in de hoogte afgestoken maar een paar meter boven de grond in horizontale richting. Zij zagen dat politieagenten [aangever 1] en [aangever 2] zich in de Hopmanstraat bevonden en dat zij door de groep met vuurwerk bestookt werden. Zij zagen en hoorden over het portofoonkanaal dat beide agenten zich terugtrokken ten behoeve van hun eigen veiligheid. Zij zagen dat op de kruising Hopmanstraat met de Olieslagerslaan een groep stond van minimaal 20 personen. De groep begon zich te bewegen richting [aangever 1] en [aangever 2]. Zij zagen dat er diverse malen zwaar vuurwerk in de richting van [aangever 1] en [aangever 2] werd afgestoken.9 Het vuurwerk ging vaak laag over de grond. Zij zagen dat [aangever 1] en [aangever 2] wegrenden. Zij zagen dat vuurwerk op 2 à 3 meter van [aangever 2] met een zeer harde knal en veel rookontwikkeling tot ontploffing kwam.10
De getuige [getuige 1] verklaart dat hij op 1 januari 2012 omstreeks 00.10 uur op de kruising Olieslagerslaan-Hopmanstraat was. Er waren veel jongeren buiten en de groep werd steeds groter. Diverse personen staken vuurwerk af en hij zag dat ze dit niet op de gebruikelijke wijze deden. Personen hielden het vuurwerk in hun handen en schoten of gooiden het voornamelijk af in de richting van de Bleriotlaan. Hij zag dat het vuurwerk voornamelijk terechtkwam in de nabijheid van twee politieagenten. Deze agenten waren in hun uniform gekleed en duidelijk herkenbaar als politieagenten. De agenten waren daar heel duidelijk aanwezig en het zicht in de straat was goed.11 De getuige zag dat het vuurwerk steeds in hun nabijheid ontplofte en hij zag ook dat de twee agenten naarmate de tijd vorderde steeds verschillende posities in de straat kozen. De getuige verklaart dat op welke positie de agenten ook stonden er steeds vuurwerk in hun nabijheid tot ontploffing kwam. De getuige kon zich niet indenken dat het per ongeluk is gegaan en de mate waarin het vuurwerk ontplofte nabij de agenten deed serieus denken aan opzet, zeker omdat de agenten steeds wisselden van positie en het vuurwerk toen weer in hun omgeving ontplofte. De agenten werden belaagd door het gooien van vuurwerk De getuige zag dat vuurwerk werd afgeschoten in de richting waar op dat moment de agenten stonden. Hij heeft meerdere personen vuurwerk zien gooien of schieten.12
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij toen hij op de Olieslagerslaan aankwam twee agenten zag staan13, dat er vuurwerk werd gegooid in de richting van deze agenten14 en dat die agenten achteruit liepen. Hij had niet het idee dat het om normaal vuurwerk ging omdat de knal heel erg hard was. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat er een vuurpijl in de richting van de agenten werd afgestoken en dat sommig vuurwerk echt dichtbij kwam. Hij heeft ook gezien dat er een vuurpijl in de richting van die agenten werd afgestoken en dat die agenten opzij moesten springen.15
T.a.v. het primair tenlastegelegde
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling, al dan niet in vereniging gepleegd, onder andere vast moet staan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de politieagenten zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen doordat er (zwaar) vuurwerk naar en in hun richting werd afgestoken. Hiervoor moet eerst worden vastgesteld dat deze aanmerkelijke kans inderdaad aanwezig was. De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden in het dossier onvoldoende duidelijkheid bieden om zo'n aanmerkelijke kans op zwaar letsel te kunnen vaststellen. Er is weliswaar met vuurwerk naar de agenten gegooid en de agenten hebben verklaard dat dit zwaar vuurwerk betrof, echter de aard en specifieke kenmerken van het vuurwerk kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld. Evenmin kan op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting worden vastgesteld of en zo ja welk vuurwerk zodanig in de onmiddellijke nabijheid van de agenten terecht is gekomen dat daardoor zwaar letsel had kunnen ontstaan. Alleen al om deze reden dient vrijspraak ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit te volgen en hoeven de overige verweren die betrekking hebben op dit feit niet te worden besproken.
T.a.v. het subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank stelt ten eerste, op grond van de hiervoor weergegeven verklaringen, vast dat de agenten [aangever 1] en [aangever 2] in de nieuwjaarsnacht van 1 januari 2012 door een groep van personen met vuurwerk zijn bestookt. Degenen die daaraan hebben deelgenomen hebben zich daarmee, naar het oordeel van de rechtbank, schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging gericht tegen [aangever 1] en [aangever 2].
Vervolgens moet vastgesteld worden of verdachte deel uitmaakte van deze groep en of hij aan het bestoken van de agenten met vuurwerk een significante bijdrage heeft geleverd.
De verdachte heeft verklaard dat hij ter plekke aanwezig is geweest en vuurwerk heeft afgestoken.16 17. Hij heeft voorts verklaard dat hij deel uitmaakte van een groep mensen die vuurwerk afstaken en tussen de mensen in de groep gooiden.18 Hij heeft voorts verklaard dat mensen uit een groep vuurwerk naar onder meer de politie gooiden.19
Uit de beschrijving van de gebeurtenissen die op de camerabeelden te zien zijn, komt naar voren20 dat de verdachte vanaf 00.28.52 uur een brandend voorwerp in zijn hand heeft, zijn rechterarm omhoog brengt en deze richt in de Hopmanstraat, richting Bleriotlaan. Er schiet een brandend deel richting de Hopmanstraat. Vanaf 00.35.06 uur is te zien dat de verdachte een voorwerp dat hij in zijn hand houdt aansteekt, zijn rechterarm richt naar de Hopmanstraat, richting Bleriotlaan en van of uit het brandende voorwerp een brandend deel schiet naar de Hopmanstraat, richting Bleriotlaan. Vanaf 00.58.46 is te zien dat de verdachte vanaf de kruising Olieslagerslaan-Hopmastraat de Hopmanstraat richting Bleriotlaan in loopt. Hij maakt met zijn linkerarm een "kom mee" beweging naar andere personen, waarna ook deze personen als groep de Hopmanstraat, richting Bleriotlaan, inlopen. Vanaf 00.59.21 is te zien dat de verdachte vooraan loopt in deze groep. In zijn rechterhand heeft hij een brandend voorwerp gericht in de richting van de Bleriotlaan en van of uit dit voorwerp schiet een brandend deel in de richting van de Bleriotlaan. Vast staat dat de agenten op de Hopmanstraat stonden.
De verdachte was dus in de groep aanwezig en heeft met zijn handelen een wezenlijke bijdrage geleverd aan het bestoken van de betrokken agenten met vuurwerk. De rechtbank is van oordeel dat zijn bijdrage aan het geweld aanzienlijk is geweest, vergeleken met een aantal van de medeverdachten.
De verklaringen van de verdachte dat hij met zijn armbeweging slechts mensen tot bedaren wilde brengen en dat hij daarmee oudere mensen te hulp wilde schieten, acht de rechtbank niet geloofwaardig, vooral niet omdat verdachte daarbij doorgaat met vuurwerk afsteken in de richting van de politie. De opmerking van een verbalisant tijdens het verhoor van de verdachte, dat hij wel wil geloven dat de verdachte geprobeerd heeft om een man te ontzetten, moet naar het oordeel van de rechtbank geplaatst worden in de opbouw van het verhoor en doet ook daarom niet af aan voornoemde conclusie van de rechtbank met betrekking tot de geloofwaardigheid van verdachtes verklaringen op dit punt.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat illegaal vuurwerk naar de politie is gegooid. Het enige dat het dossier daartoe bevat is de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 4], dat hij ook met nitraatbommen heeft gegooid, maar dat acht de rechtbank niet voldoende.
De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen tegen voornoemde politieambtenaren.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op 01 januari 2012 te 's-Gravenhage met anderen, op de openbare weg, de Olieslagerslaan en de Hopmanstraat openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen politieambtenaren, te weten [aangever 1] en [aangever 2], welk geweld bestond uit het meermalen vuurwerk naar en in de richting van die [aangever 1] en die [aangever 2] gooien/richten, waarbij voornoemd vuurwerk in de nabijheid van die [aangever 1] en/of die [aangever 2] tot ontploffing is gekomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich tussen 31 december 2012 te 12.00 uur en 1 januari 2013 te 12.00 uur niet buitenhuis mag begeven, alsmede dat hij tussen 1 december 2012 en 1 februari 2013 geen vuurwerk voorhanden mag hebben of af mag steken. De officier van justitie heeft tevens gevorderd als bijzondere voorwaarde op te nemen dat de verdachte de leerstraf Tools4U volgt. De officier van justitie heeft gevorderd deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om aan de verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat in zaken waarin geweld tegen de politie of hulpverleners wordt uitgeoefend zware straffen worden geëist. De gevraagde bijzondere voorwaarden zijn tevens nodig om een duidelijk signaal af te geven aan de verdachte dat dergelijk gedrag onacceptabel is. Nu ten aanzien van deze verdachte niet kan worden aangetoond dat hij zwaar, illegaal vuurwerk geeft gegooid valt de geëiste werkstraf lager uit dan die bij de minderjarige medeverdachten van wie dit naar het oordeel van de officier van justitie wel kan worden aangetoond.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Over de strafmaat heeft de raadsman zich niet uitgelaten.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
In de nieuwjaarsnacht van 2011 op 2012 heeft de verdachte zich met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen twee politieagenten. De verdachte en zijn medeverdachten hebben vuurwerk afgeschoten in de richting van de agenten, die in de nieuwjaarsnacht ter plaatse waren om de rust en orde in Ypenburg te bewaren. De groep waarin de verdachte zich bevond, vertoonde gewelddadig en intimiderend gedrag en verdachte heeft daaraan bijgedragen. De agenten hebben zich hierdoor zeer bedreigd en angstig gevoeld en zij waren niet langer in staat om hun werkzaamheden naar behoren te verrichten. De rechtbank is van oordeel dat het gedrag van de verdachte onacceptabel is, zeker gelet op het feit dat de personen waartegen zich het geweld heeft gericht, bezig waren met de uitoefening van een publieke functie. De verdachte heeft er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de politie. Politieagenten behoren hun werk ongestoord te kunnen doen zonder hierin gehinderd te worden. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan dit strafbare feit en dat hij zich geen enkele rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor de aangevers en voor het, in ieders belang, uitoefenen van hun werkzaamheden.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie, in het verleden niet eerder veroordeeld is ter zake van het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming van 9 januari 2012 en 28 maart 2012. Naar voren is gekomen dat het thuis en op school goed gaat met de verdachte maar dat zijn vrijetijdsbesteding zorgen baart. De verdachte wordt door de politie in de gaten gehouden en komt door zijn betrokkenheid bij een bepaalde groep jeugdigen in situaties terecht die escaleren. Hij is onvoldoende in staat om in te schatten wanneer hij zich terug dient te trekken uit een bepaalde situatie. In dit verband adviseert de Raad om de leerstraf Tools4U op te leggen. De rechtbank zal dit advies overnemen.
Nu de rechtbank anders dat de officier van justitie heeft gevorderd, de verdachte vrijspreekt van het primair tenlastegelegde, acht zij een lagere straf dan gevorderd passend Zij zal geen jeugddetentie opleggen, ook niet in voorwaardelijke vorm.
Niettemin benadrukt ook de rechtbank de ernst van het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt en het belang van de publieke taakuitoefening, welk belang de verdachte heeft geschaad. Zij is dan ook van oordeel dat naast de oplegging van bovengenoemde leerstraf het opleggen van nog een forse werkstraf passend en geboden is.
De rechtbank volgt de officier van justitie in zijn streven zoveel mogelijk te voorkomen dat de verdachte, in het bijzonder bij de komende jaarwisseling, weer de fout in gaat. Zij zal dan ook aan dit voorwaardelijke deel van de straf de bijzondere voorwaarde verbinden dat de verdachte gedurende de eerstvolgende jaarwisseling (op de nader te noemen tijdstippen) thuis zal verblijven.
De rechtbank ziet ook aanleiding om deze bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar te verklaren, om veilig te stellen dat deze ook het beoogde effect heeft.
De rechtbank ziet in het daarnaast ook nog opleggen van de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarde inzake bezit van vuurwerk, geen voldoende meerwaarde. Voorzover de verdachte buiten de toegestane periode vuurwerk voor handen zou hebben is hij reeds strafbaar op grond van het Vuurwerkbesluit.
7. De vorderingen van de benadeelde partijen
[aangever 1] en [aangever 2] hebben zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, elk groot € 500, ter zake van immateriële schade.
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van beide vorderingen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft aangegeven de gevraagde bedragen van € 500 minimaal te vinden, gezien het gepleegde geweld jegens de slachtoffers.
7.2. Het standpunt van de verdediging
Namens de verdediging is aangevoerd dat een onderbouwing van de geleden schade ontbreekt zodat de vorderingen niet toewijsbaar zijn.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen niet kunnen worden ontvangen in hun vorderingen. Voor vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade is immers uitsluitend plaats in de in artikel 6:106 BW vermelde gevallen. Nu niet is gesteld of gebleken dat verdachte het oogmerk heeft gehad op het toebrengen van dergelijk nadeel en er geen sprake is van lichamelijk letsel, hadden er concrete feiten dienen te worden gesteld waaruit volgt dat de benadeelde partijen in hun persoon zijn aangetast. Hieromtrent hebben zij echter niets gesteld. Nader onderzoek naar de invulling van deze stelplicht door de benadeelde partijen levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting op voor het strafgeding.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za en 141.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding onder subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
t.a.v. subsidiair:
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, zijnde de cursus Tools4U regulier, voor de tijd van 20 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van 10 DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 80 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van 40 DAGEN;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 40 UREN , subsidiair 20 DAGEN jeugddetentie, niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich tussen 31 december 2012 te 18.00 uur en 1 januari 2013 te 08.00 uur niet buiten de woning zal begeven alwaar hij in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven;
beveelt dat laatstgenoemde bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
verklaart de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verklaart de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Soffers, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.M. Boone, kinderrechter,
en mr. A.M.G. van de Kragt, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. T.B. van Amen, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 april 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt bedoeld bundels ambtsedige processen-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, van de politie Haaglanden, dossiernummer PL1535-201200146, doorgenummerd als blz. 1 tot en met 550
2 Proces-verbaal pag. 29 en 30
3 Proces-verbaal pag. 30
4 Proces-verbaal pag. 31
5 proces-verbaal pag. 33 en 34
6 Proces-verbaal pag. 34 en 35
7 Proces-verbaal pag. 35
8 Proces-verbaal pag. 36
9 Proces-verbaal pag. 48
10 Proces-verbaal pag. 49
11 Proces-verbaal pag. 424
12 Proces-verbaal pag. 425
13 Proces-verbaal pag. 163
14 Proces-verbaal pag. 165
15 Proces-verbaal pag. 382
16 Verklaring verdachte ter terechtzitting
17 Proces-verbaal pag. 177
18 Verklaring verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 10 januari 2012
19 Proces-verbaal pag. 179
20 Proces-verbaal pag. 446