Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/752111-11; 09/752112-11 (tbg)
Datum uitspraak: 16 juli 2012
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1996,
adres: [adres verdachte],
thans preventief gedetineerd in Den Hey-Acker te Breda.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen met gesloten deuren van 9 februari 2012, 3 mei 2012 en 2 juli 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. van Gosen en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. E.A. Blok, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 november 2011 te 's-Gravenhage en/of te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of
goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan
[aangever 1] en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen
voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van
dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren
EN/OF
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen tot de
afgifte van goederen/geld van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 1] en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), met een of meer van zijn/haar mededader(s), althans alleen
- voornoemde [aangever 1] heeft achtervolgd vanaf Rotterdam tot aan zijn woning en/of
- de deur van de woning van die [aangever 1] heeft opengeduwd en/of
- de deur van de woonkamer heeft ingetrapt, althans heeft vernield en/of
- pepperspray, althans een bijtende stof in de ogen/het gezicht van
voornoemde [aangever 1] heeft gespoten en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft getoond en/of
- heeft geroepen "geef je geld", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking
- heeft getrokken aan de tas van die [aangever 1] en/of
- die [aangever 1] in/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam heeft
geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
(parketnummer 09/752112-11)
hij op of omstreeks 9 november 2011 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer sleutel(s), geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en of zijn mededader, welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit het van achter grijpen bij de nek van die [aangever 3] en/of het (met een hard voorwerp) slaan op het hoofd van die [aangever 3];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 november 2011 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [aangever 3]) (met een hard voorwerp) slaan op het hoofd van die [aangever 3], waardoor voornoemde [aangever 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld en/of een poging tot afpersing. Daarnaast wordt de verdachte verweten dat hij zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld danwel aan mishandeling.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 1, eerste en tweede alternatief en feit 2 primair heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte stellig ontkent. Zijn verklaring is consistent en komt overeen met die van de medeverdachte. Beiden hebben een plausibele verklaring afgelegd waarom zij op de vlucht sloegen toen zij de politie zagen. Het dossier bevat daarnaast veel getuigenverklaringen die signalementen van de daders bevatten. Deze signalementen lopen teveel uiteen danwel zijn te algemeen om aan de verdachte te kunnen linken. De herkenning van de verdachte en de medeverdachte door de echtgenote van aangever is daarnaast onvoldoende betrouwbaar nu het gaat om een enkelvoudige fotoconfrontatie. Nader sporenonderzoek heeft niets opgeleverd. Dit alles is onvoldoende om het feit wettig en overtuigend bewezen te kunnen verklaren, aldus de verdediging.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van feit 1 eerste en tweede alternatief/cumulatief het volgende af. 1
Aangever [aangever 1], [ondernemer] in Rotterdam, sluit op 5 november 2011 om 6:30 uur zijn [onderneming] en loopt vervolgens richting het station Rotterdam Centraal. Hij neemt vanaf dit station omstreeks 7.02 uur de trein naar Delft en vervolgens vanuit Delft om 7.22 uur de tram naar zijn woning aan [adres aangever 1] te 's-Gravenhage.2 Aangever heeft een schoudertas om met daarin de opbrengst van de [onderneming], een bedrag van ongeveer € 1000,-.3
Als aangever de deur van zijn woning opent, ziet hij drie Marokkanen aan komen rennen. Aangever probeert snel de deur dicht te doen, maar voelt de jongens tegen de deur aanduwen. Aangever kan de deur niet tegenhouden en vlucht vervolgens naar de woonkamer. De deur van de woonkamer wordt ingetrapt en aangever krijgt een bijtende vloeistof in zijn ogen gespoten.4 Aangever ziet dat één van de jongens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp pakt 5 en hoort dat deze jongen hem vraagt om geld door te zeggen: "geld, geld." 6 Aangever weigert het geld te geven waarop de twee andere jongens hem in elkaar beginnen te slaan. Aangever valt vervolgens op de grond en voelt dat er bloed over zijn gezicht loopt.7 Aangever is met vuisten op zijn gezicht en oog geslagen. Hij heeft een dik oog, een gekneusde arm en schaafwonden op zijn arm.8
Ter terechtzitting heeft de verdachte bekend dat hij aangever op 5 november 2011 samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van Rotterdam naar 's- Gravenhage naar de woning van aangever is gevolgd en hem daar geprobeerd heeft te overvallen. De verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] het plan heeft opgevat om een overval te plegen, dat het idee om aangever te overvallen van medeverdachte [medeverdachte 2] kwam en dat medeverdachte [medeverdachte 1] een vuurwapen en pepperspray bij zich had. In de woning heeft [medeverdachte 1] het wapen op de man gericht en heeft [medeverdachte 2] de pepperspray gespoten. De verdachte heeft bekend dat hij aan de tas van aangever heeft getrokken.9
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met twee anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld en dreiging met geweld en een poging tot afpersing met geweld en dreiging met geweld.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van feit 2 primair het volgende af. 10
Op 9 november 2011 tussen 19:45 uur en 20:15 uur wordt er bij aangever [aangever 3] en zijn vrouw aan de deur van hun woning in Leiden aangebeld door een Marokkaanse jongen met witte schoenen en een donker gekleurd petje op (hierna verdachte 1).11 Nadat aangever de deur open heeft gedaan vraagt verdachte 1 of het klopt dat aangever zijn sleutels is kwijtgeraakt. Nadat aangever dit bevestigt, ziet hij een tweede Marokkaanse jongen verschijnen. Deze jongen draagt een beige jas met een bontkraag (hierna verdachte 2).12 Nadat verdachte 1 tegen aangever heeft gezegd dat hij weet wie zijn sleutels heeft, stelt aangever voor om met z'n drieën met zijn auto naar die persoon te rijden om zijn sleutels op te halen. Vervolgens stappen zij met z'n drieën in de auto van aangever en rijden zij door Leiden. In de Saffierstraat te Leiden wordt aangever gedwongen om te stoppen. Hij wordt door verdachte 1, die op de achterbank zit, bij zijn nek gegrepen. Aangever hoort beide verdachten schreeuwen: "eruit, eruit." Op het moment dat aangever wil uitstappen voelt hij dat hij met een hard voorwerp op zijn hoofd wordt geslagen. Verdachte 2 trekt de autosleutels uit het contact van de auto. De verdachten vluchten in de richting van de Diamantlaan.13
Getuige [getuige 1] ziet die avond rond 20:30 uur de twee verdachten uit de auto van aangever vluchten en wegrennen. Getuige [getuige 1] rent achter ze aan. De verdachten rennen de Smaragdstraat in en daarna de Robijnstraat. Ter hoogte van een speeltuintje raakt deze getuige de verdachten uit het oog. De getuige heeft gezien dat de één van de verdachte een bontkraag aan zijn jas heeft.14
Om 20:37 uur is verbalisant [verbalisant 1] op de Diamantlaan en wordt hij aangesproken door een vrouw die zegt dat ze net twee Marokkaanse jongens weg heeft zien rennen vanuit de richting Koraalstraat in de richting van de Damlaan. [verbalisant 1] ziet dan twee getinte jongens de busbrug oprennen. Hij ziet dat een van de jongens een donkere jas draagt met een bontkraag. [verbalisant 1] houdt na een achtervolging te voet deze jongen, de medeverdachte [medeverdachte 1] aan. De verdachte wordt in de bosjes in de buurt aangetroffen en aangehouden.15 Ten tijde van de aanhouding draagt de verdachte witte schoenen. Onder hem wordt een donkere jas en een donker petje aangetroffen.16
De kleding die de verdachte droeg ten tijde van zijn aanhouding komen derhalve overeen met het door de aangever opgegeven signalement van dader 1. Daarnaast ligt de plaats van aanhouding van de verdachte en de medeverdachte in de buurt van de plaats delict en op de vluchtroute zoals die is aangegeven door de getuige [getuige 1] en verbalisant [verbalisant 1].17
Op de Blackberry van de medeverdachte [medeverdachte 1] worden pingberichten aangetroffen die zijn verzonden en ontvangen onder de naam mr. Undercover. [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij ook pingberichten verstuurt onder die naam.18 In deze pingberichten van woensdag 9 november 2011 wordt in straattaal gesproken over het stelen van een auto om daarmee een overval te gaan plegen.19 Op woensdag om 17:56 pingt Mr. Undercover: "Ik ga nu loezoe. Is half uur heen en half uur terug en plus nog die wakky klaren en miss ook nog gelijk die osso" En om 19.15 uur pingt mr. Undercover: "We zyn nu bij die wakky maar we wachten tot ze gaan slapen".
Als aan aangever en zijn vrouw politiefoto's worden getoond van de verdachte, de medeverdachte en het petje dat is aangetroffen bij de verdachte, herkent de aangever het petje als het petje dat dader 1 ophad toen hij bij zijn woning aanbelde. 20 De vrouw van aangever herkent beide verdachten in de door haar getoonde politiefoto's.21 De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 9 november samen met de medeverdachte in Leiden is geweest.22
De verklaring van de verdachte dat hij zich in de bosjes heeft verstopt toen de politie op hem afkwam omdat hij bang was dat hij teruggestuurd zou worden naar het internaat waarvandaan hij was gevlucht, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de herkenning van de verdachte door de echtgenote van aangever onvoldoende betrouwbaar is omdat sprake is van een enkelvoudige fotoconfrontatie. Naar vaste rechtspraak wordt het gebruik van resultaten van de enkelvoudige fotoconfrontatie uitdrukkelijk niet uitgesloten (NJ 1996, 633; NJ 1993, 408) en wordt de stelling dat de resultaten van de enkelvoudige confrontatie slechts als ondersteunend bewijs mogen dienen, niet ondersteund. (HR 30 oktober 2001,LJN AB3244).
In de omstandigheid dat de echtgenote van aangever heeft verklaard dat zij naast de man op foto 2 (de verdachte) heeft gestaan en met hem heeft gesproken ziet de rechtbank geen aanleiding om haar verklaring dat zij verdachte op die foto herkent als onbetrouwbaar terzijde te laten.
De rechtbank acht op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld van de sleutels van [aangever 3].
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
hij op 5 november 2011 te 's-Gravenhage en te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen tot de afgifte van goederen/geld van hun gading, toebehorende aan die [aangever 1] en/of [aangever 2] met een of meer van zijn mededaders,
- voornoemde [aangever 1] heeft achtervolgd vanaf Rotterdam tot aan zijn woning en
- de deur van de woning van die [aangever 1] heeft opengeduwd en
- de deur van de woonkamer heeft ingetrapt en
- een bijtende stof in de ogen/het gezicht van
voornoemde [aangever 1] heeft gespoten en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en
- heeft geroepen "geef je geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- heeft getrokken aan de tas van die [aangever 1] en
- die [aangever 1] in/tegen het gezicht heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 9 november 2011 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sleutels, toebehorende aan [aangever 3], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het van achter grijpen bij de nek van die [aangever 3] en het met een hard voorwerp slaan op het hoofd van die [aangever 3].
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. D.M. van Gosen heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem onder feit 1 eerste en tweede alternatief/cumulatief en het onder feit 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 9 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ervoor gepleit om de verdachte te laten plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Dit is nog niet eerder is geprobeerd en de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is een ultimum remedium. De raadsvrouw heeft voorgesteld om aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één jaar op te leggen met desnoods daarnaast de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voorwaardelijk, met als voorwaarden dat de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzigen van de jeugdreclassering en zijn gezinsvoogd en plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot een woningoverval en een poging tot afpersing. De verdachte en de medeverdachten hebben het slachtoffer vanaf de [onderneming] waar hij werkt in Rotterdam gevolgd naar zijn woning in 's- Gravenhage. Daar aangekomen hebben zij de deur van zijn woning open geduwd en de deur naar de woonkamer ingetrapt. De verdachte en de medeverdachten hebben geprobeerd om de tas van aangever te pakken en geprobeerd hem te dwingen tot afgifte van zijn geld door aan hem een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen, hem te slaan en door hem een bijtende vloeistof in zijn ogen te spuiten. Daarnaast heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. Zij hebben een 73-jarige man die hen vertrouwde, met een smoesje uit zijn woning gelokt en hem vervolgens zijn autosleutels afgenomen terwijl hij door een van hen hard op zijn hoofd werd geslagen. Beide feiten zijn in een tijdsbestek van enkele dagen gepleegd.
De verdachte heeft door aldus te handelen geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van de slachtoffers. De verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen geldelijke gewin en daarbij ernstig inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid dat de slachtoffers in en om hun eigen woning zouden moeten hebben. Het is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven hier nog lang lichamelijke en psychische klachten van ondervinden. Dat dit ook in het onderhavige geval zo is, is gebleken uit de ter terechtzitting voorgehouden schriftelijke verklaringen van beide slachtoffers waaruit blijkt dat hun vertrouwen in de medemens ernstig is geschaad en zij nog steeds gevoelens van angst ervaren. Met name de omstandigheid dat verdachte zijn slachtoffers bij hun woning heeft opgezocht boezemt hen veel angst in.
Vast is komen te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel d.d. 17 november 2011 uit het uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van klinisch multidisciplinair onderzoek Pro Justitia, observatieafdeling Teylingereind d.d. 5 juni 2012, inhoudende psychologisch en psychiatrisch onderzoek, ondertekend door dhr. R. Haveman, Gz- psycholoog en dhr. B. Gunnewijk, kinder-en jeugdpsychiater onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
De verdachte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een ernstige anti-sociale gedragsstoornis, type beginnend in de kindertijd en zwakbegaafdheid. De persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte is daarbij sterk bedreigd. Er is sprake van een gebrekkige gewetensontwikkeling, achterblijvend moreel besef, versterkte behoefte aan spanning, gebrekkige impulscontrole, ontlopen van verantwoordelijkheden, neigen tot ontkennen en liegen en geen verantwoordelijkheid nemen. De verdachte verliest in samenhang met zijn beperkte cognities sneller dan gemiddeld het overzicht over situaties. Gezien de aard van de problematiek is het volgens de rapporteurs heel waarschijnlijk dat de gebrekkige ontwikkeling heeft doorgewerkt in de totstandkoming van het tenlaste gelegde. Gezien de ontkenning van de verdachte ten tijde van het onderzoek is de mate waarvan hiervan sprake is geweest niet te achterhalen. Er is sprake van een gebrek aan inzicht in het eigen handelen en er bestaan negatieve cognities waarmee het eigen handelen wordt gerechtvaardigd met harde ontkenningen en liegen. Dit in combinatie met de gebrekkige sociaal emotionele ontwikkeling van de verdachte versterkt het risico op recidive. Daarnaast ontbreken protectieve factoren en heeft de verdachte geen binding met school of werk waardoor reële toekomstplannen ontbreken. De verdachte heeft voorts omgang met delinquente vrienden en ontvangt thuis onvoldoende structuur en begrenzing waardoor het risico op recidive wordt verstrekt. Gezien het hoge risico dat de verdachte vervalt in gewelddadig gedrag is het, volgens het rapport, noodzakelijk dat hij in een gesloten beveiligde en gestructureerde omgeving wordt opgenomen waar hij behandeld kan worden. De verwachting is dat de verdachte meerdere jaren behandeling en juridisch toezicht nodig zal hebben om verantwoord te kunnen functioneren. Een onvoorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is in de ogen van de onderzoekers onafwendbaar. De maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen lijkt voor de verdachte de enige kans om zijn ontwikkeling bij te sturen zijn gedrag te veranderen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 27 juni 2012. Ook de Raad voor de Kinderbescherming adviseert de rechtbank om aan de verdachte een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen.
De rechtbank acht zich vanuit de Pro Justities rapportages en de raadsrapportage voldoende voorgelicht, neemt de conclusies uit voornoemde rapporten over en zal het gegeven advies opvolgen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is en zal aan de verdachte een jeugddetentie voor de duur van 9 maanden en de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opleggen. Ten aanzien van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de gepleegde delicten en het grote gevaar voor recidive, de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eist en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte. Verdachtes disfunctioneren op alle leefgebieden door zijn stoornis, de ernstige gedragsproblemen, de hoge kans op recidive, zijn ontwikkelingsmogelijkheden en ontbreken van een degelijk sociaal netwerk, de uitgeputte ambulante mogelijkheden, de noodzaak van een gedwongen kader en het gegeven dat alternatieven ontbreken, nopen tot het opleggen van de PIJ-maatregel.
De verdachte heeft ten aanzien van het eerste feit voor het eerst zijn verantwoordelijkheid getoond door ter zitting alsnog een bekentenis af te leggen. Dit is prijzenswaardig en kan mogelijk worden gezien als een eerste stap in een positieve ontwikkeling van de verdachte. Dit neemt echter niet weg dat van een plaatsing van de verdachte in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg in het civielrechtelijke kader, zoals voorgesteld door de raadsvrouw, geen sprake kan zijn gelet op de uit de rapportages blijkende problematiek bij verdachte en diens strafrechtelijke verleden.
7. De vordering van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel
De heer [aangever 1] heeft zich ter zake van feit 1 als benadeelde partij gevoegd maar heeft geen concreet bedrag gevorderd.
De heer [aangever 3] heeft zich ten aanzien van feit 2 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.249,98. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade van € 1.949,98 en uit immateriële schade van € 300, -.
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] tot een bedrag van € 1.827,12 bestaande uit een bedrag van € 1.527,12 aan materiële schade en de immateriële schade voor een bedrag van € 300, -. De officier van justitie acht ten aanzien van de materiële schade de post loonderving niet voldoende onderbouwd en is van oordeel dat de vordering voor wat betreft deze post niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] bepleit. Subsidiair, indien de rechtbank van oordeel is dat het feit bewezen kan worden verklaard, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de posten loonderving, poetsen auto, hercoderen van de auto sleutel en het vervangen van de sleutels van de huisdeur afgewezen moeten worden.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk verklaren nu geen concreet bedrag is gevorderd.
Ten aanzien van feit 2 primair:
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de materiële schadepost loonderving, de benadeelde partij [aangever 3] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien deze post onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de materiële schadeposten sleutels huisdeur vervangen en hercoderen auto sleutel (beide gedateerd 11-10-2-11), de vordering afwijzen aangezien deze posten naar het oordeel van de rechtbank geen direct verband houden met het bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van de overige materiële schadeposten, ook de door de raadsvrouw betwiste post poetsen auto, is de rechtbank van oordeel dat deze voldoende zijn onderbouwd door de benadeelde partij [aangever 3] en uit het onderzoek ter terechtzitting vast is komen te staan dat deze benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 2 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 300, - als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, nu namens de verdachte de omvang daarvan niet is betwist en nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij [aangever 3] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 2 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering ten laste van de verdachte hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.621,27.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, nu niet is bestreden dat de schade met ingang van 9 november 2011 is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [aangever 3] tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die deze benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 2 primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.621,27 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 november 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 3].
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77gg, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder feit 1 eerste en tweede alternatief/cumulatief en het onder feit 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feit 1 eerste alternatief/cumulatief:
POGING TOT DIEFSTAL VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD EN/OF GEVOLGD DOOR GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN EN/OF OM BIJ BETRAPPING OP HETER DAAD AAN ZICHZELF EN AAN ANDERE DEELNEMERS AAN HET MISDRIJF HETZIJ DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN, HETZIJ HET BEZIT VAN HET GESTOLENE TE VERZEKEREN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
feit 1 tweede alternatief/cumulatief:
POGING TOT AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
feit 2 primair:
DIEFSTAL VERGEZELD VAN GEWELD TEGEN PERSONEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 9 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt aan de verdachte op de maatregel van
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
ten aanzien van feit 1:
bepaalt dat de vordering van [aangever 1] niet-ontvankelijk is en dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
ten aanzien van feit 2 primair:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever 3], een bedrag € 1.621,27 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 november 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij voor wat betreft de post loonderving niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
wijst de vordering tot schadevergoeding voor het overige af.
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.621,27, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 november 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen.
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C. U-A-Sai, kinderrechter, voorzitter,
mr. H. Dragtsma, kinderrechter,
en mr. H.M. Boone, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. D. Dijs, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 juli 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 20112334088, pagina 1 tot en met 1092
2 Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 32, eerste alinea
3 Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 32, vijfde alinea
4 Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 32, zesde alinea
5 Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 32, vierde alinea
6 Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 33, tweede alinea
7 Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 32
8 Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 33, zesde alinea
9 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 2 juli 2012, verklaring verdachte
10 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1640/2011170487, pagina 1 tot en met 190
11 Proces-verbaal van aangifte [aangever 3], pagina 59
12 Proces-verbaal van aangifte [aangever 3], pagina 60, derde alinea
13 Proces-verbaal van aangifte [aangever 3], pagina 61, eerste alinea
14 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], pagina 51
15 Proces-verbaal van bevindingen pagina 47/48
16 Proces-verbaal van bevindingen pagina 84, laatste alinea
17 Proces-verbaal van bevindingen pagina 78 tot en met 81
18 Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 111 halverwege
19 Proces-verbaal bevindingen Blackberry [medeverdachte 1], pagina 90/91
20 Proces-verbaal van bevindingen pagina 171
21 Proces-verbaal van bevindingen pagina 176
22 Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 140