ECLI:NL:RBSGR:2012:BZ0382
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van het bezit van de Nederlandse nationaliteit en de geldigheid van een naturalisatiebesluit
In deze zaak verzoekt de verzoeker de rechtbank vast te stellen dat hij in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. De verzoeker, die in 1977 vanuit Turkije naar Nederland kwam, heeft in 1991 een verzoek tot naturalisatie ingediend. De IND heeft echter betoogd dat de verzoeker gebruik heeft gemaakt van onjuiste persoonsgegevens, waardoor het Koninklijk Besluit van 14 november 1992, dat hem het Nederlanderschap verleende, geen rechtsgevolg heeft. De rechtbank heeft de procedure op 18 oktober 2012 mondeling behandeld, waarbij de verzoeker en zijn advocaat, mr. C.F. Wassenaar, aanwezig waren. De IND werd vertegenwoordigd door mr. M.M. van Asperen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de geboorteakte die bij de naturalisatieaanvraag is overgelegd, niet de verzoeker identificeert. De verzoeker heeft verklaard dat hij niet de persoon is die in de geboorteakte wordt genoemd en dat hij in Turkije bekend staat onder een andere naam. De rechtbank heeft ook DNA-onderzoek in overweging genomen, waaruit blijkt dat de verzoeker de biologische zoon is van een andere vrouw dan de moeder die in de geboorteakte staat vermeld. Dit leidt tot de conclusie dat de verzoeker niet degene is aan wie het naturalisatiebesluit is verleend.
De rechtbank overweegt dat, hoewel de verzoeker stelt dat hij nooit een andere identiteit heeft gehad, de IND niet heeft bewezen dat de overgelegde identiteitsbewijzen de verzoeker identificeren. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de verzoeker, ondanks het gebruik van onjuiste persoonsgegevens, voldoende identificeerbaar was. Daarom wijst de rechtbank het verzoek af en bevestigt dat het naturalisatiebesluit geen rechtsgevolg heeft.