ECLI:NL:RBSGR:2012:BY9359

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB-11_7310
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de bestuursrechter in geschil over ambtenarenstatus

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 december 2012, staat de vraag centraal of eiseres, werkzaam bij de Stichting Koninklijk Militair-historisch Museum, als ambtenaar kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen ambtenaar is en verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep. De zaak is aanhangig gemaakt tegen een brief van verweerder van 28 juli 2011, waarin de arbeidsvoorwaarden van eiseres aan de orde zijn. De rechtbank heeft een arbeidsovereenkomst overgelegd gekregen, die door eiseres en haar werkgever is ondertekend en dateert van 30 mei 2003. Deze overeenkomst wijst erop dat eiseres vanaf 1 juni 2003 niet langer volgens het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Ambtenaren Defensie wordt gesalarieerd, maar volgens de Collectieve arbeidsovereenkomst van de Stichting Koninklijk Militair-historisch Museum.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de burgerlijke rechter bevoegd is om het geschil te behandelen, omdat de voorwaarden voor ambtenarenstatus niet zijn vervuld. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de invloed van de overheid op de organisatie en het personeelsbeleid van de stichting. De statuten en de feitelijke omstandigheden wijzen er niet op dat de overheid een belangrijke rol speelt in het personeelsbeleid van de stichting. De rechtbank heeft ook verwezen naar een brief van de staatssecretaris van Defensie, waarin wordt gesteld dat de stichting zijn eigen personeelsbeleid moet voeren. Dit alles leidt tot de conclusie dat eiseres geen ambtenaar is en dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/7310
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 19 december 2012 in de zaak tussen
[eiseres], te [plaats],
(gemachtige: mr. H.J. Weekers),
en
de algemeen directeur van de Stichting Koninklijk Militair-historisch Museum (Legermuseum), verweerder
(gemachtigde: mr. A.M. Takkenberg).
Zitting
Het beroep is op 19 december 2012 ter zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank behandeld.
Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Weekers als haar raadsman.
Verweerder, [A], is in persoon verschenen, bijgestaan door
mr. A.M. Takkenberg als zijn raadsman. Voorts is verschenen [B].
Overwegingen
De rechtbank heeft na behandeling van het beroep ter zitting mondeling uitspraak gedaan.
Voordat de bestuursrechter kennis kan nemen van het door eiseres in haar beroepschrift geformuleerde geschil moet worden vastgesteld of hij bevoegd is om kennis te nemen van het beroep tegen de brief van verweerder van 28 juli 2011.
Verweerder heeft een door eiseres en haar werkgever ondertekende en op 30 mei 2003 gedateerde arbeidsovereenkomst overgelegd. Bijgevolg werd eiseres per 1 juni 2003 niet langer, overeenkomstig de door haar overgelegde arbeidsovereenkomst van 11 mei 2000 gesalarieerd conform het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Ambtenaren Defensie, maar conform de Collectieve arbeidsovereenkomst Stichting Koninklijk Militair-historisch Museum.
Nu artikel 1, derde lid, van de Ambtenarenwet bepaalt dat degene met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten geen ambtenaar is, is hierin een aanwijzing gelegen dat eiseres geen ambtenaar is. Dit is anders als bij de instantie waarbij eiseres werkzaam is, aan de volgende cumulatieve vereisten wordt voldaan:
1. sprake is van overwegende invloed van de overheid op de samenstelling van het bestuur en de benoeming van de bestuursleden van verweerder;
2. de overheid belangrijke invloed heeft op de financiën van verweerder;
3. de overheid een belangrijke rol speelt ten aanzien van het personeelsbeleid;
4. de goedkeuring van de overheid is vereist voor bepaalde belangrijke besluiten van verweerder.
De statuten van verweerder van 10 oktober 2006, noch de door eiseres ter zitting geschetste feitelijke omstandigheden bij verweerder, bevatten aanknopingspunten voor het standpunt dat de overheid een belangrijke rol speelt ten aanzien van verweerders personeelsbeleid. Verweerder heeft er op gewezen dat uit de brief van de staatssecretaris van Defensie van
19 december 2002 (kamerstukken I/II 2002-2003, nr. 28757, nrs. 100 en 1), betreffende de oprichting van verweerder als privatisering van de toenmalige Bijzondere Organisatie-eenheid Koninklijk Nederlands Leger- en wapenmuseum van de Landmachtstaf, blijkt dat het bij de oprichting van verweerder nadrukkelijk de bedoeling is dat verweerder zijn eigen personeelsbeleid zou voeren en dat het personeelsbeleid flexibel zou zijn. Dit geldt evenzeer voor het algemene beheer door verweerder. Dit leidt tot de conclusie dat de minister van Defensie op het personeelsbeleid en ook op het beheer geen invloed en zeggenschap heeft, zodat eiseres geen ambtenaar is.
Op grond van het vorenstaande verklaart de rechtbank zich onbevoegd.
Uit het voorgaande volgt dat betreffende het geschil van eiseres met verweerder de burgerlijke rechter bevoegd is.
Beslissing
De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, mr. G.P. Kleijn en mr. F. Arichi, rechters, in aanwezigheid van A.J. Faasse - van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.