ECLI:NL:RBSGR:2012:BY8705

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/8481 MAW
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een militair ambtenaar wegens wangedrag en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 december 2012 uitspraak gedaan in een beroep tegen een ontslagbesluit van een militair ambtenaar. Eiser was ontslagen op grond van artikel 39, tweede lid, aanhef en sub l, van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR) wegens wangedrag. Dit wangedrag was gerelateerd aan een eerdere strafrechtelijke veroordeling voor valsheid in geschrift, waarbij eiser door de rechtbank Haarlem was veroordeeld tot veertien maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Eiser had in hoger beroep beroep aangetekend, maar het Gerechtshof Amsterdam bevestigde de veroordeling en de Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van eiser. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep aangehouden in afwachting van het in rechte vaststaan van de strafrechtelijke veroordeling.

De rechtbank oordeelde dat, op basis van artikel 8 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 (MAW), vaststond dat eiser zich schuldig had gemaakt aan de hem verweten gedragingen, die de kwalificatie van wangedrag rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat het ontslag niet onevenredig was aan de aard en ernst van het verweten wangedrag. Eiser had met zijn handelen het vertrouwen van de werkgever in hem als integere en betrouwbare ambtenaar ernstig geschaad, en zijn functie als hoofdofficier in de rang van majoor droeg bij aan de ernst van de situatie.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van de beslissing. Eiser had ontkend de feiten te hebben gepleegd en meende dat het ontslag onevenredig was, maar de rechtbank vond de argumenten van verweerder overtuigend en voldoende onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07/8481 MAW
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 december 2012 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats],
(gemachtigde: mr. C.B. Bos),
en
de Kroon, vertegenwoordigd door de staatssecretaris van Defensie, verweerder
(gemachtigde: mr. E.C.H. Pot).
Procesverloop
Bij Koninklijk Besluit (KB) van 12 april 2005 is eiser met ingang van 1 mei 2005 ontslag verleend op grond van artikel 39, tweede lid, aanhef en sub l, van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR). Bij brief van 14 april 2005 heeft de staatssecretaris van Defensie, onder verwijzing naar voornoemd KB, voornoemd ontslag bevestigd.
Bij besluit van 1 oktober 2007 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
De zaak is op 27 september 2012 ter zitting behandeld.
Eiser is niet verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en kolonel b.d. E.G.M. Otterloo.
Gelet op artikel 8 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 (MAW) heeft de rechtbank de behandeling van het beroep aangehouden, in afwachting van het in rechte vaststaan van de strafrechtelijke veroordeling van eiser wegens valsheid in geschrift. Bij arrest van
7 februari 2012 heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van eiser verworpen.
Overwegingen
1. Bij de beoordeling van deze zaak gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1 Op 27 januari 2004 is eiser door de rechtbank Haarlem veroordeeld tot veertien maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanwege het plegen van valsheid in geschrift. Eiser is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan.
1.2 Bij KB van 12 april 2005 is eiser ontslag verleend wegens wangedrag. Dit wangedrag hield verband met de bewezen gedraging en de daarop rustende strafrechtelijke veroordeling. Bij brief van 14 april 2005 heeft de staatssecretaris van Defensie, onder verwijzing naar voornoemd KB, voornoemd ontslag bevestigd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen voornoemd ontslag.
1.3 Bij arrest van 16 februari 2010 heeft het Gerechtshof Amsterdam in hoger beroep eiser veroordeeld tot elf maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf in verband met valsheid in geschrift. Eiser is tegen dit arrest in cassatie gegaan.
1.4 Bij arrest van 7 februari 2012 heeft de Hoge Raad eisers veroordeling wegens valsheid in geschrift in stand gelaten en eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden en twee weken.
2 Eiser heeft in beroep ontkend dat hij de feiten waarvoor hij is veroordeeld heeft gepleegd. Voorts meent hij dat het ontslag onevenredig is.
3 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4 De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 39, tweede lid, aanhef en onder l, van het AMAR bepaalt dat aan de militair ontslag kan worden verleend wegens wangedrag in de dienst, dan wel buiten de dienst voor zover dit gedrag schadelijk is of kan zijn voor zijn dienstvervulling of niet in overeenstemming is met het aanzien van zijn ambt.
5 Naar vaste jurisprudentie hanteert de Raad ten aanzien van disciplinaire straffen als toetsingsmaatstaf dat de bestuursrechter in ambtenarenzaken, die moet beslissen over een besluit tot oplegging van een disciplinaire straf, dient vast te stellen of de betrokken ambtenaar zich schuldig heeft gemaakt aan het plichtsverzuim ter zake waarvan het bestuursorgaan hem de straf heeft opgelegd. De overtuiging dat er sprake is van plichtsverzuim zal de rechter moeten toetsen aan deugdelijk vastgestelde gegevens die aan het bestuursorgaan ter beschikking hebben gestaan bij het nemen van het strafbesluit. Deze maatstaf is evenzeer aangewezen voor het onderhavige geval dat is gebaseerd op wangedrag. Een ontslag op grond van wangedrag met alle gevolgen van dien is een zodanig zware maatregel dat daartoe slechts kan worden overgegaan, indien de feiten, die aan het ontslag ten grondslag worden gelegd, niet voor gerede twijfel vatbaar zijn.
6 Met het arrest van de Hoge Raad staat tussen partijen op grond van artikel 8 van de MAW vast dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan de hem verweten gedragingen. Die gedragingen rechtvaardigen de kwalificatie van wangedrag.
Niet is gebleken dat het plichtsverzuim niet aan eiser is toe te rekenen. Verweerder heeft zich derhalve bevoegd geacht ontslag wegens wangedrag te verlenen.
De rechtbank acht het ontslag niet onevenredig aan de aard en ernst van het verweten wangedrag. Verweerder heeft niet ten onrechte groot gewicht gehecht aan het feit dat eiser met zijn handelwijze het vertrouwen dat verweerder in eiser als integere en betrouwbare ambtenaar moet kunnen stellen in ernstige mate heeft geschaad. Ook heeft verweerder mogen laten meewegen dat eiser, hoofdofficier in de rang van majoor, een voorbeeldfunctie bekleedde.
7 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H. Bergman, mr. S.A. Steinhauser en M.P. Celie, militair lid, in aanwezigheid van A.J. Faasse-van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.