ECLI:NL:RBSGR:2012:BY8641

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/7284
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om functiewaardering en gebruik van een dienstauto met optische signalen door een Medical Officer in de Penitentiaire Inrichting

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 december 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als Medical Officer (MO) voor de Penitentiaire Inrichting en de Internationale Tribunalen in Nederland, en de minister van Veiligheid en Justitie. De eiser, die als rijksambtenaar is aangesteld, had verzocht om zijn functie te waarderen volgens de HAY-systematiek, maar dit verzoek werd afgewezen omdat het FUWASYS-systeem het voorgeschreven functiewaarderingssysteem is voor functies bij de Rijksoverheid. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om functiewaardering terecht was, aangezien de regelgeving geen ruimte biedt voor het HAY-systeem in dit geval.

Daarnaast had de eiser ook verzocht om gebruik te mogen maken van een dienstauto met optische signalen, omdat hij 24/7 beschikbaar moet zijn voor medische spoedsituaties. Dit verzoek werd eveneens afgewezen, omdat de eiser niet de persoon is die de acute medische problemen behandelt en dus niet voldoet aan de voorwaarden voor het gebruik van een auto met optische signalen volgens de Regeling optische en geluidssignalen 2009. De rechtbank volgde het standpunt van de verweerder dat de eiser niet in aanmerking komt voor een dienstauto met optische signalen, omdat hij niet de dringende taak uitvoert die vereist is voor het gebruik van dergelijke voertuigen.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser tegen de bestreden besluiten ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel beschikbaar voor hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/7284
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 december 2012 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats],
(gemachtigde: mr. C.J.M. Scheen),
en
de minister van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. R.M. Koene en mr A.F. Moonen).
Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2010 heeft verweerder eisers verzoek om zijn functie te waarderen volgens de HAY-systematiek afgewezen.
Het tegen dit besluit ingediende bezwaar is bij het bestreden besluit van 29 juli 2011 (bestreden besluit 1) ongegrond verklaard.
Bij brief van 20 september 2010 heeft eiser bij verweerder een aanvraag ingediend om gebruik te mogen maken van een dienstauto met optische signalen.
Bij besluit van 20 december 2010 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Het tegen dit besluit ingediende bezwaar is bij het bestreden besluit van 29 juli 2011 (bestreden besluit 2) ongegrond verklaard.
Bij schrijven van 7 september 2011 heeft eiser beroep ingesteld tegen bestreden besluit 1 en bestreden besluit 2.
De zaak is op 5 november 2012 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
1.1 Bij de beoordeling van onderhavig beroep gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.2 Eiser is per [datum] 1997 aangesteld als arts bij de Dienst Justitiële Inrichtingen. Hij is werkzaam als Medical Officer (MO) voor de Penitentiaire Inrichting (PI) [plaats] en de Internationale Tribunalen in Nederland.
1.3 Omdat eiser als MO eindverantwoordelijk is voor de medische zorg en 24 uur per dag, 7 dagen per week beschikbaar moet zijn ingeval van medische spoedsituaties die zich kunnen voordoen in de PI of in de Internationale Tribunalen, heeft eiser verzocht om gebruik te mogen maken van een auto met optische en geluidssignalen zodat hij tijdig ter plaatse kan zijn en zich veilig door het verkeer kan begeven.
1.4 Verweerder heeft dit verzoek afgewezen. Daarbij heeft verweerder overwogen dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden als gesteld in de Circulaires “Persoonsgebonden dienstauto’s” van 19 oktober 2006 en “dienstauto voor algemeen zakelijk gebruik” van
19 februari 2007 om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden dienstauto en dat het niet is toegestaan een zakelijke dienstauto voor individueel zakelijk gebruik aan te houden.
Voorts is eiser geen medewerker van een hulpverleningsdienst als bedoeld in de Regeling optische en geluidssignalen 2009, zodat ook op die grond geen dienstauto met optische en geluidssignalen aan eiser kan worden verstrekt.
Evenmin is hij bestuurder van een motorvoertuig in gebruik bij diensten voor spoedeisende medische hulp als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
1.5 Het verzoek om functiewaardering op basis van het HAY-systeem heeft verweerder afgewezen omdat -gelet op de op eiser van toepassing zijnde rechtspositieregeling- waardering met behulp van het FUWASYS-systeem dient te geschieden.
2 Eiser heeft in beroep -kort en zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot de functiewaardering heeft eiser er op gewezen dat de internationale context van zijn functie pleit voor het hanteren van een ander systeem, namelijk de HAY-methode, dan het FUWASYS-systeem.
Met betrekking tot de dienstauto heeft eiser aangevoerd dat verweerder geen rekening heeft gehouden met zijn bijzondere positie binnen de organisatie van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Eiser stelt dat hem een toezegging is gedaan om in voorkomende gevallen in een dienstauto met optische signalen te rijden en dat hij hiervoor een speciale rijvaardigheidscursus heeft gevolgd.
Voorts meent eiser dat hij zonder dienstauto met optische signalen niet garant kan staan voor de adequate spoedzorg zoals dat in Nederland gebruikelijk is.
3 De rechtbank overweegt als volgt.
3.1 Het verzoek om functiewaardering
Eiser is aangesteld als rijksambtenaar en als zodanig zijn het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) en het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren (BBRA) op hem van toepassing.
Ingevolge artikel 5, derde lid, van het BBRA wordt de zwaarte van de functie bepaald binnen de in bijlage B van dit besluit aangegeven indelingsstructuur, met inachtneming van het door of in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde normeringsstelsel.
Het te hanteren normeringsstelsel is vastgelegd in het Besluit Normeringsstelsel FUWASYS 2007 en Normeringsstelsel FUWAUIT 2007.
De rechtbank is van oordeel dat hieruit blijkt dat FUWASYS het voorgeschreven functiewaarderingssysteem is voor functies bij de Rijksoverheid en derhalve voor eisers functie. Voor toepassing van het door eiser gewenste functiewaarderingssysteem (het HAY-systeem) biedt dit artikel geen ruimte. Verweerder heeft eisers aanvraag dan ook terecht en op goede gronden afgewezen.
3.2 Het verzoek om gebruik van een dienstauto met optische signalen
3.2.1 In artikel 29, eerste lid, van het RVV 1990 is bepaald dat bestuurders van motorvoertuigen in gebruik bij politie en brandweer, motorvoertuigen in gebruik bij diensten voor spoedeisende medische hulpverlening, en motorvoertuigen van andere door Onze Minister aangewezen hulpverleningsdiensten blauw zwaai-, flits- of knipperlicht en een tweetonige hoorn voeren om kenbaar te maken dat zij een dringende taak vervullen.
Er is slechts sprake van een dringende taak (…) in het geval van (…) een voor de mens levensbedreigende situatie die directe hulp van de betrokken hulpverleningsdienst vergt (artikel 2 van de Regeling optische en geluidssignalen 2009).
Niet betwist is dat eiser geen bestuurder is van een motorvoertuig in gebruik bij politie en brandweer. Evenmin is in geschil dat eiser niet een door de Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdienst is.
Eiser stelt zich op het standpunt dat hij verantwoordelijk is voor de coördinatie van de spoedeisende medische hulpverlening en dat dat aangemerkt moet worden als een dringende taak en dat hij om die reden gebruik moet kunnen maken van een blauw zwaailicht.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser als casemanager verantwoordelijk is voor coördinatie van de medische zorg en dat het daarvoor noodzakelijk is dat hij zich met spoed naar de PI of de internationale tribunalen begeeft, maar dat eiser niet verantwoordelijk is voor de behandeling van een acuut medisch probleem omdat daarvoor de ambulance wordt gebeld via het alarmnummer 112.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit standpunt terecht en op goede gronden heeft ingenomen en dat eiser aan het RVV 1990 geen recht op een auto met optische signalen kan ontlenen, nu hij niet diegene is die het acute medische probleem behandelt. Eiser is dus niet degene die de dringende taak uitvoert. Het beroep tegen bestreden besluit 1 is dan ook ongegrond.
3.2.2 Verweerder heeft zich, naar het oordeel van de rechtbank, terecht op het standpunt gesteld dat eiser op grond van de Regeling optische en geluidssignalen 2009 niet in aanmerking komt voor het gebruik van een auto met optische signalen, nu de dringende taak niet door eiser wordt uitgevoerd.
3.2.3 Op grond van de Circulaire Persoonsgebonden dienstauto’s kan een dienstauto worden gebruikt door een ambtenaar als de aard van de werkzaamheden of de functiemobiliteit dat toelaten en wanneer een substantieel aantal kilometers wordt afgelegd, waarbij als richtlijn minimaal 18.000 kilometers per jaar geldt voor dienstreizen.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser dit minimum aantal kilometers niet haalt. Eiser heeft dit standpunt niet betwist. Derhalve heeft verweerder zich terecht en op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiser aan de Circulaire Persoonsgebonden dienstauto’s geen recht kan ontlenen.
3.2.4 In de Circulaire dienstauto voor algemeen zakelijk gebruik is bepaald dat dienstreizen bij voorkeur worden uitgevoerd met openbaar vervoer en dat het bevoegd gezag een dienstauto voor algemeen zakelijk gebruik ter beschikking kan stellen indien het openbaar vervoer niet of niet op doelmatige wijze mogelijk is. Het is niet toegestaan om een dienstauto voor individueel zakelijk gebruik aan te houden.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de PI en de Internationale Tribunalen niet per openbaar vervoer kunnen worden bereikt. Eiser heeft dit standpunt niet betwist. Derhalve heeft verweerder zich terecht en op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiser aan de Circulaire dienstauto voor zakelijk gebruik geen recht kan ontlenen.
3.2.5 Ten aanzien van eisers beroep op een hem gedane toezegging om in voorkomende gevallen in een dienstauto met optische en geluidssignalen te rijden heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat deze toezegging niet is onderbouwd.
Verweerder heeft niet weersproken dat eiser in het verleden een speciale rijvaardigheids-cursus heeft gevolgd en gebruik heeft gemaakt van optische en geluidssignalen en daartoe apparatuur van DJI heeft gekregen. Verweerder stelt zich thans op het standpunt dat deze apparatuur ten onrechte aan eiser is verstrekt en inmiddels heeft eiser deze apparatuur ingeleverd. Indien en voor zover sprake is geweest van een toezegging is deze volgens verweerder niet conform de regelgeving gedaan en verweerder behoudt de bevoegdheid om daarop terug te komen.
De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt. Zij overweegt daartoe allereerst dat niet is gebleken van het bestaan van een concrete en onvoorwaardelijke toezegging. Voorts heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat verweerder niet verplicht kan worden gesteld om een situatie die niet in overeenstemming is met de regelgeving in stand te houden.
4 Het beroep tegen bestreden besluit 1 en bestreden besluit 2 is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H. Bergman, mr. S.A.Steinhauser en
mr.dr. Th.L. Bellekom, rechters, in aanwezigheid van A.J. Faasse - van Rossum, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 december 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.