ECLI:NL:RBSGR:2012:BY8599

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/4551 en AWB 12/4552
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van permanente educatiepunten aan beëdigde tolken en vertalers

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 december 2012 uitspraak gedaan in twee samenhangende beroepen van eiser, vertegenwoordigd door drs. P.H.M. Keesom, tegen besluiten van verweerder, de minister van Veiligheid en Justitie, inzake de toekenning van permanente educatie (PE)-punten. Eiser had beroep ingesteld tegen de besluiten van 16 mei 2012 en 26 januari 2012, waarin verweerder de aanvragen van eiser voor het toekennen van PE-punten voor cursussen en vertaalwerkzaamheden had afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de aanvragen had beoordeeld op basis van het Besluit PE 2011, dat strikter is dan het eerdere Besluit PE 2010. Eiser betoogde dat de besluiten onbevoegd waren genomen en dat de afwijzing van de PE-punten in strijd was met Europese regelgeving en jurisprudentie. De rechtbank overwoog dat verweerder in redelijkheid het Besluit PE 2011 had mogen toepassen, maar dat de motivering van de besluiten onvoldoende was. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de PE-punten voor het voetbalwoordenboek onterecht was, omdat de hogere regelgeving de mogelijkheid biedt om ook voor publicaties PE-punten toe te kennen. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de bestreden besluiten en droeg verweerder op nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder gelast de griffierechten van eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 12/4551 en AWB 12/4552
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2012 in de zaken tussen
[eiser], te [plaats],
(gemachtigde: drs. P.H.M. Keesom),
en
de minister van Veiligheid en Justitie, voorheen de minister van Justitie, Raad voor de rechtsbijstand, verweerder
(gemachtigde: mr. D.E.S. Tomeij).
Procesverloop AWB 4551
Bij besluit van 17 januari 2012 heeft verweerder voor de door eiser, namens Garance Vertaalservice Frans, gegeven cursussen de volgende permanente educatie (PE)-punten gegeven:
-(2010-0149) Franse terminologie van het nieuwe Nederlandse erfrecht 9 PE-punten in categorie A t/m D;
-(2010-0306) Franse terminologie van de Nederlandse statuten (BV/NV) 9 PE-punten in categorie A t/m D;
-(2010-0307) Franse terminologie van het Nederlandse NBW 9 PE-punten in categorie A t/m D;
-(2010-0308) ) Franse terminologie van Nederlandse Algemene voorwaarden 9 PE-punten in categorie A t/m D.
Voorts is in dit besluit aangegeven dat er alleen aan daadwerkelijke scholingsuren PE-punten worden toegekend.
Bij besluit van 16 mei 2012, bezwaar nr. [a], heeft verweerder het hiertegen door eiser bij brief van 24 januari 2012 ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 15 juni 2012 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en tevens een verweerschrift ingediend.
Procesverloop AWB 12/4552
Bij besluit van 26 januari 2012 heeft verweerder het verzoek van eiser van 28 november 2011 tot het toekennen van punten in het kader van PE voor het opstellen van een voetbalwoordenboek Frans-Nederlands afgewezen, aangezien er geen sprake was van een scholingsactiviteit, maar van vertaalwerkzaamheden.
Bij besluit van 16 mei 2012, bezwaar nr. [b], heeft verweerder het tegen laatstgenoemd bij brief van 29 januari 2012 door eiser ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 15 juni 2012 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en tevens een verweerschrift ingediend.
Beide zaken (AWB 12/4551 en AWB 12/4552) zijn op 25 september 2012 ter zitting gevoegd behandeld.
Eiser is in persoon verschenen en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1 Verweerder heeft zijn standpunt dat aan eiser het juiste aantal PE-punten is toegekend, gehandhaafd. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld op basis van de bevoegd vastgestelde beleidsregels eiser de punten toegekend te hebben voor elk daadwerkelijk gegeven scholingsuur.
2 Eiser is het niet eens met het aantal toegekende PE-punten.
Hij voert samengevat aan dat de besluiten onbevoegd zijn genomen, nu de Raad niet is gemandateerd. Ook is betoogd dat de besluiten is strijd is met Europese regelgeving en jurisprudentie van het Hof van Justitie zijn en dat verweerder het beroep van tolk en vertaler niet heeft aangemeld bij de EU in Brussel, zodat het niet als een geregistreerd beroep kan worden aangemerkt. Eiser heeft tevens aangevoerd dat de aanvragen van PE-punten al in 2010 zijn ingediend op grond van het eerste Besluit PE (juni 2010, Stcrt. 2010, nr. 8674, hierna: het Besluit PE 2010) en dat verweerder derhalve ten onrechte heeft getoetst aan het tweede Besluit PE (december 2011, Stcrt. 2011, nr. 23957, hierna: het Besluit PE 2011). Tevens is betoogd dat verweerder geen ruimte heeft voor de enge interpretatie die verweerder geeft aan de regeling en net als bij andere beroepsgroepen ook voor de voorbereidingstijd en publicaties punten moet toekennen.
Ten slotte is aangevoerd dat met betrekking tot de speciale cursus voor de ANWB ten onrechte geen extra PE-punten zijn toegekend, nu dit een zeer specifieke cursus was, toegesneden op de behoefte van de ANWB.
3 Artikel 2 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Stb. 2007, 375, hierna: Wbtv) bepaalt voor zover relevant het volgende.
1. er is een register voor beëdigde tolken en vertalers. (…)
2. Onze Minister is verantwoordelijk voor het register. Onze Minister kan een bewerker aanwijzen.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het bepaalde in het eerste tot en met vierde lid.
Artikel 8 van de Wbtv bepaalt met betrekking tot de inschrijving in het register voor zover van belang het volgende.
1. De inschrijving geschiedt voor een periode van vijf jaar. De inschrijving kan op aanvraag van de beëdigde tolk of vertaler telkens met vijf jaar worden verlengd.
4. De aanvraag tot verlenging van de inschrijving wordt afgewezen indien de aanvrager, naar regelen te stellen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, niet kan aantonen dat hij de noodzakelijke kennis heeft bijgehouden en in de afgelopen periode voldoende werkervaring als beëdigde tolk of vertaler heeft opgedaan.
Ingevolge artikel 11 van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (Stb 2008, 555 hierna Besluit btv) wordt de inschrijving van een beëdigde tolk of vertaler verlengd, indien schriftelijk is aangetoond:
a. dat hij ten minste tien professionele werkopdrachten als beëdigde tolk of vertaler heeft verricht; en
b. dat hij door middel van een door Onze Minister aangewezen opleiding zijn vakbekwaamheid heeft onderhouden.
Artikel 13 van het Besluit btv bepaalt dat Onze Minister een opleiding als bedoeld in artikel 11, onderdeel b, kan aanwijzen, indien deze ten minste voldoet aan de volgende criteria:
a. de opleiding is gericht op verhoging van de kwaliteit van de beroeps- en praktijkuitoefening op vakinhoudelijk gebied en de kwaliteit van de dienstverlening van de beëdigde tolk of vertaler; en
b. de opleiding wordt gegeven door docenten met praktijkervaring.
In de toelichting bij de artikelen 13 en 14 van het Besluit btv is opgenomen dat in de praktijk behoefte kan bestaan om opleidingspunten toe te kennen aan overige activiteiten zoals bij andere beroepssectoren het geval is. Te denken valt aan relevante onderwijstaken, publicaties en bestuursfuncties.
In het Besluit PE 2010, voor zover van belang, heeft de Raad voor rechtsbijstand
voor permanente educatie voor tolken en vertalers in het kader van de Wbtv de volgende beleidsregels vastgesteld.
1 Tolken en vertalers moeten hun kennis en vakbekwaamheid stelselmatig op peil houden en uitbreiden door middel van deskundigheidsbevorderende activiteiten. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor de bijscholing die zij volgen.
2 De beëdigde tolk of vertaler moet bij elk verzoek tot verlenging van de inschrijving in het Rbtv schriftelijk aantonen dat hij gedurende de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek de kwaliteit van zijn beroepsuitoefening op het vereiste niveau heeft gehouden doordat hij minstens 80 PE-punten heeft gehaald met relevante scholingsactiviteiten, ongeacht welk jaar binnen deze periode de punten zijn behaald.
3 De tolk of vertaler die op de Uitwijklijst Wbtv is geplaatst, moet bij elk verzoek tot verlenging van de plaatsing op de Uitwijklijst schriftelijk aantonen dat hij gedurende de drie jaar voorafgaand aan het verzoek de kwaliteit van zijn beroepsuitoefening op het vereiste niveau heeft gehouden doordat hij minstens 48 PE-punten heeft gehaald met relevante scholingsactiviteiten, ongeacht in welk jaar binnen deze periode de punten zijn gehaald.
4 Aan relevante scholingsactiviteiten wordt per aantoonbaar gevolgd uur één PE-punt toegekend.
5 Voor de beroepsuitoefening relevante scholingsactiviteiten zoals genoemd in de artikelen 2 en 3 zijn onder meer het volgen of geven van opleidingen, cursussen, workshops, seminars, congressen, op het gebied van:
a) taal en cultuur;
(…).
Blijkens de toelichting bij artikel 4 van Besluit PE 2010 worden alleen aan de daadwerkelijke scholingsuren, de voorbereiding daarbij buiten beschouwing gelaten, punten toegekend.
Blijkens de toelichting bij artikel 5 moet het accent van de permanente educatie vooralsnog liggen op vakinhoudelijke competenties. Gezien de zeer wisselende achtergrond, kennis en ervaring moeten tolken en vertalers daarnaast mogelijkheden hebben om ook andere competenties te verwerven die voor hun beroepsuitoefening relevant zijn.
Gekozen is voor de term scholingsactiviteiten, zodat een ruim aanbod aan cursussen, workshops en andere activiteiten onder de puntenregeling kan worden gebracht. Tevens zijn de kennisgebieden gedefinieerd. De toelichting bij Besluit btv noemt de mogelijkheid om ook andere activiteiten, zoals bestuurslidmaatschap van een vereniging, docentschap, publicatie van een artikel en dergelijke onder de regeling te brengen.
Omwille van de eenvoud is daarvan vooralsnog afgezien. Dit zou ook meer passen in een outputgeoriënteerd systeem, aldus de toelichting bij het Besluit PE 2010.
Ingevolge artikel 1 van het Besluit PE 2011 heeft een tolk of vertaler die is ingeschreven in het register beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Rbtv) of is geplaatst op de Uitwijklijst een bijscholingsverplichting. Dat betekent dat de tolk of vertaler zijn kennis en vakbekwaamheid voortdurend op peil moet houden en uitbreiden door middel van deskundigheidsbevorderende en relevante scholingsactiviteiten.
Ingevolge artikel 11 van het Besluit PE 2011 zijn scholingsactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 1, het volgen of verzorgen van onder andere een opleiding, cursus, workshop, seminar, congres, webinar, conferentie, studiedag of lezing, op het gebied van:
a. taal en cultuur;
b. terminologie en fraseologie;
c. vertaal- en tolktechnieken in brede zin;
d. domeinspecifieke kennis en achtergrondinformatie;
e. (technische) vertaalhulpmiddelen;
f. Voor tolken of vertalers relevante ICT-toepassingen;
g. Ondernemerschap: administratie, belastingen, verzekeringen, bedrijfsvoering, marketing en acquisitie;
h. Kwaliteitsborging.
Ingevolge artikel 12 van het Besluit PE 2011 wordt per uur (zestig minuten) dat aantoonbaar aan een scholingsactiviteit is besteed, als bedoeld in artikel 1 van dit besluit, één punt toegekend.
Ingevolge artikel 13 van het Besluit PE 2011 moet de scholingsactiviteit worden verzorgd door een deskundige met praktijkervaring.
4 De rechtbank overweegt als volgt.
4.1 Ten aanzien van de mandatering van de Raad en de bevoegdheid tot het opstellen van beleid, alsmede de werking van beleidsregels voorafgaand aan de mandatering verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 24 augustus 2011 (LJN: BR 5706), ro 2.3. Het betoog faalt.
4.2 Ten aanzien van eisers beroep op de Europese regelgeving en jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EG/EU (hierna: het Hof), overweegt de rechtbank als volgt.
Het arrest van het Hof van 17 maart 2011, nr. C-372/09 en C-373/09, waarin door de Franse rechter gestelde prejudiciële vragen zijn beantwoord, ziet op de vraag hoe de Franse regelgeving zich verhoudt tot de artikelen 57, 51 en 56 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna: het VWEU). Meer specifiek of de Franse regelgeving voldoet aan de uit het unierecht voortvloeiende verplichting om bij de beoordeling of een vertaler uit een andere lidstaat kan worden ingeschreven op de Franse lijst van gerechtsdeskundige vertalers de verworven en erkende kwalificatie van deze vertalers uit andere lidstaten naar behoren in aanmerking is genomen. Tevens heeft het Hof in deze zaak geoordeeld dat de bepalingen in de Franse regelgeving, die zien op deze lijsten, niet leiden tot de instelling van een gereglementeerd beroep. Hiermee is niet geoordeeld dat het beroep van vertaler in zijn algemeenheid niet een gereglementeerd beroep in de zin van artikel 3, eerste lid, onder a, van de Richtlijn 2005/36/EG kan/mag zijn. Dat hangt af van de wijze waarop het in een betreffende lidstaat is geregeld.
Het beroep van eiser op voornoemde jurisprudentie van het Hof kan dan ook reeds om deze reden niet slagen. Bovendien heeft de onderhavige zaak betrekking op de vraag of al dan niet ten onrechte PE-punten zijn geweigerd voor bepaalde (onderwijs) activiteiten, en niet op de vraag of een vertaler al dan niet is geregistreerd op de lijst. Dit laatste is ook de reden dat eisers betoog dat Nederland dit beroep niet heeft aangemeld als een geregistreerd beroep niet kan slagen. Deze omstandigheid zou immers niet kunnen leiden tot het oordeel dat eiser (meer) PE-punten had moeten krijgen.
4.3 Ten aanzien van de vraag of verweerder in redelijkheid het Besluit PE 2011 heeft mogen toepassen, overweegt de rechtbank het volgende.
Blijkens de toelichting bij het Besluit PE 2011 heeft verweerder zijn beleid en daarmee de procedure omtrent het toekennen van punten in het kader van PE in juli 2011 opnieuw tegen het licht gehouden. Dit heeft ertoe geleid dat de procedurebeschrijving in juli 2011 op een aantal punten inhoudelijk is gewijzigd. Voor zover een verzoek tot het toekennen van PE-punten wordt ingediend dat betrekking heeft op een scholingsactiviteit die is aangevangen vóór 15 juli 2011, maar is afgerond ná 15 juli 2011 en op het overzicht van PE-activiteiten stond vermeld, wordt dat verzoek aan de hand van de meest gunstige procedurebeschrijving beoordeeld. Dat geldt ook voor een verzoek tot toekennen van PE-punten dat betrekking heeft op een scholingsactiviteit die is aangevangen en is afgerond vóór 15 juli 2011 en op het overzicht van PE-activiteiten stond vermeld en dus ook voor de aanvraag van eiser.
Verweerder heeft evenwel betoogd dat voor de beoordeling van de onderhavige aanvraag geen relevante inhoudelijke wijziging heeft plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt dat in artikel 1 van het Besluit PE 2010 weliswaar enkel wordt gesproken over het ruimer ogende begrip “deskundigheidsbevorderende activiteiten”, daar waar in het Besluit PE 2011 in artikel 1 de strikter ogende term “deskundigheidsbevorderende en relevante scholingsactiviteiten” wordt gebezigd. Echter uit artikel 4 van het Besluit PE 2010 en de bijbehorende toelichting blijkt expliciet dat het ook toen al moest gaan om relevante “scholingsactiviteiten” en dat geen punten werden toegekend voor de voorbereiding.
In zoverre is derhalve naar het oordeel van de rechtbank niet relevant welk beleid wordt gehanteerd en heeft verweerder het beleid als vermeld in het Besluit PE 2011 mogen toepassen.
4.4 Met betrekking tot de voorbereidingstijd van de verzorgde cursussen.
Ingevolge voornoemde toelichting ten aanzien van artikel 12 is vermeld dat van belang is dat alleen aan daadwerkelijke scholingsuren PE-punten kunnen worden toegekend.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de voorbereiding van de scholingsuren daarmee uitgesloten voor het toekennen van PE-punten.
Aan de orde is vervolgens de vraag of hiermee sprake is van onredelijke beleidsbepaling. De rechtbank stelt hierbij voorop dat verweerder een ruime mate van vrijheid heeft bij het vaststellen van beleid en de rechtbank dient de redelijkheid van het beleid dan ook met terughoudendheid te toetsen.
De rechtbank twijfelt er niet aan dat de voorbereidingstijd van een cursus, zeker voor de docent, aanzienlijk langer zal zijn dan de duur van de daadwerkelijke contacturen. Ook bestaat er geen twijfel over dat de voorbereiding van het geven van een cursus voor de docent leerzaam is. De vraag is echter of deze omstandigheden het beleid onredelijk maken. Verweerder heeft aangevoerd dat het moeilijk is na te gaan of de aangegeven voorbereidingstijd voor de cursussen reëel is te achten en dat dit gebrek aan objectiveerbaarheid vooralsnog de reden is dat is gekozen voor dit systeem. Het beleid is nog relatief nieuw en in ontwikkeling en ten aanzien van veel talen is het lastig te beoordelen hoe de inhoud van de cursussen vorm moet worden gegeven.
De rechtbank overweegt dat de regeling vergeleken met andere beroepsgroepen relatief nieuw is en dat het gelet op de veelheid aan talen en de ontwikkelingen daarin lastiger zal zijn om overkoepelende regels op te stellen met betrekking tot opleidingen die tevens uitvoerbaar zijn. De rechtbank moet eiser evenwel nageven dat deze omstandigheden ter rechtvaardiging van het voeren van dit - van andere beroepsgroepen afwijkende beleid - een beperkte houdbaarheidsdatum heeft die nadert. Verweerder kan juist inspiratie opdoen bij deze andere beroepsgroepen over hoe het zou kunnen worden geregeld op een voor alle partijen meer acceptabele manier. De rechtbank is echter van oordeel dat het beleid vooralsnog niet onredelijk is. Hierbij weegt de rechtbank - naast voornoemde omstandigheden - mee dat andere beroepsgroepen minstens 40 PE-punten per jaar moeten hebben gehaald, terwijl ten aanzien van vertalers over een periode van vijf jaar 80 punten, derhalve 16 punten per jaar, wordt verlangd.
4.5 Met betrekking tot het voetbalwoordenboek
Verweerder heeft het verzoek tot het toekennen van PE-punten voor het vervaardigen van een voetbalwoordenboek afgewezen, omdat uit artikel 11 van het Besluit PE 2011 volgt dat slechts voor het volgen of verzorgen van een vorm van onderwijs met daadwerkelijke contacturen PE-punten wordt toegekend en niet voor vertaalwerkzaamheden.
Eiser heeft betoogd dat een dergelijke strikte beleidsbepaling zich niet verhoudt tot de toelichting op het Besluit bbtv, waarin expliciet het toekennen van punten voor publicaties zoals het voetbalwoordenboek wordt mogelijk gemaakt. Er is niet enkel sprake van vertaalwerkzaamheden maar van een kennisverhogend, in de voetbalsector veel gebruikt naslagwerk.
De rechtbank overweegt dat hier wederom de vraag aan de orde is naar de redelijkheid van de beleidsbepaling. De rechtbank stelt voorop dat er met betrekking tot de vraag of publicaties in aanmerking kunnen komen voor PE-punten twee belangrijke verschillen zijn ten opzichte van de discussie omtrent de voorbereidingstijd. Ten eerste heeft de hogere regelgever blijkens de toelichting bij artikel 14 van het Besluit bbtv expliciet de mogelijkheid opengesteld om indien daar in de praktijk behoefte aan bestaat ook aan bijvoorbeeld publicaties PE-punten toe te kennen. Ten tweede kunnen de door verweerder aangevoerde omstandigheden ter rechtvaardiging van het voeren van afwijkend beleid op dit punt niet slagen. In de toelichting op het beleid wordt vermeld dat dit omwille van eenvoud is. Voor zover hiermee wordt gedoeld op de hiervoor onder 4.4 genoemde omstandigheden overweegt de rechtbank dat waar wellicht op het gebied van opleidingen in de loop van de tijd moet worden uitgekristalliseerd hoeveel voorbereiding in redelijkheid bij welke cursus kan worden verlangd, valt niet in te zien waarom met betrekking tot publicaties niet reeds nu kan worden aangehaakt bij beleid dat hieromtrent is opgesteld bij andere beroepsgroepen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er voor het categorisch uitsluiten van een mogelijkheid in beleid die door de hogere regelgeving juist wordt opengesteld dan ook onvoldoende rechtvaardiging. Het beroep gericht tegen de afwijzing van PE-punten voor het voetbalwoordenboek (AWB 12/4552) is dan ook gegrond wegens strijd met 3:46 van de Awb.
4.6 Met betrekking tot het verzorgen van de ANWB cursus (2010-307)
Eiser heeft aangevoerd dat deze cursus een cursus op maat was, speciaal voor de ANWB, waarvan de inhoud aanzienlijk afweek van die van de normale cursus. De nadruk lag niet op boek 3 en 6, maar werd gelegd op boek 7 van het NBW en op de commerciële aspecten van koop en verkoop. Deze speciale nadruk werd op verzoek van de beide ANWB-vertalers gelegd, omdat deze aspecten beter op hun werk aansluiting vond. Eiser kon bij deze cursus zijn gebruikelijke powerpoint presentatie niet gebruiken en heeft veel specifieke termen moeten voorbereiden.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat voor deze cursus geen PE-punten kunnen worden toegekend. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat onvoldoende aannemelijk is dat de cursus zodanig afweek van de normale cursus 2010-307 (Nederlandse NBW) dat het als aparte cursus had moeten worden gezien. Hierbij is van belang dat het gaat om het NBW en dat boek 7 daar ook bij hoort.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zijn standpunt in zoverre onvoldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank is ambtshalve bekend met het feit dat de leerstukken die worden besproken in boek 7 van het NBW specifieker zijn dan de algemenere bepalingen in boek 3 en 6 van het NBW. Bovendien heeft verweerder met betrekking tot de cursus nieuw Nederlands erfrecht wel aparte PE-punten toegekend, terwijl het erfrecht ook is geregeld in het NBW. De rechtbank vermag niet in te zien waarop dit verschil in beoordeling is gebaseerd. Deze beroepsgrond slaagt.
5 Gelet op het vorenstaande kleeft aan de bestreden besluiten een motiveringsgebrek. Derhalve worden de beroepen gegrond verklaard en de besluiten vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb.
6 Niet gebleken is dat door eiser in verband met de behandeling van deze beroepen kosten zijn gemaakt die op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De rechtbank
1 verklaart de beroepen gegrond;
2 vernietigt de bestreden besluiten;
3 bepaalt dat verweerder met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen nieuwe besluiten neemt op de bezwaarschriften;
4 gelast verweerder eiser de door hem betaalde griffierechten van € 312,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van
P.J.C. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.