ECLI:NL:RBSGR:2012:BY7548
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van de Nederlandse nationaliteit op basis van biologisch vaderschap en DNA-onderzoek
In deze zaak verzoekt de verzoekster, geboren in Suriname, de rechtbank om vast te stellen dat zij in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Dit verzoek is gebaseerd op de erkenning door haar vader, die van Nederlandse nationaliteit is, op 28 september 2010. De verzoekster stelt dat uit DNA-onderzoek blijkt dat haar vader haar biologische vader is. De rechtbank heeft te beoordelen of het biologisch vaderschap binnen de vereiste termijn van één jaar na de erkenning is aangetoond, zoals vereist door artikel 4 lid 4 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN).
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 7 september 2011 werd ingediend. De rechtbank heeft verschillende brieven en rapporten in overweging genomen, waaronder een DNA-onderzoek dat is uitgevoerd door een niet-geaccrediteerd laboratorium in de Verenigde Staten. Dit onderzoek voldeed niet aan de eisen van het Besluit DNA-onderzoek vaderschap. Een tweede DNA-onderzoek, uitgevoerd door een geaccrediteerd laboratorium, bevestigde echter de biologische relatie tussen de verzoekster en haar vader.
De rechtbank concludeert dat, ondanks het eerste niet-geaccrediteerde onderzoek, de bijzondere omstandigheden van de zaak en de bevestiging door het tweede onderzoek voldoende zijn om te oordelen dat het biologisch vaderschap tijdig is aangetoond. De rechtbank wijst het verzoek van de verzoekster toe en stelt vast dat zij vanaf de datum van erkenning in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. van der Helm en openbaar uitgesproken op 20 december 2012.