vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
zaaknummer / rolnummer: 426380 / HA ZA 12-1049
Vonnis van 19 december 2012
[A],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen,
1. [B], h.o.d.n. “[B] Ontwerpen”,
wonende en zaakdoende te [woonplaats],
gedaagde 1 in conventie, eiser in reconventie,
advocaat: mr. P.J. Gijsbertsen,
2. de commanditaire vennootschap WR ONDERHOUD,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde 2 in conventie,
eerst niet verschenen; advocaat nu alsnog mr. L.F. Jansen.
De rechtbank zal de procespartijen in deze civiele procedure over een mislukte verbouwing hierna [A], [B] en WR Onderhoud noemen.
1.1 De rechtbank heeft bij het wijzen van dit vonnis rekening gehouden met de navolgende processtukken, uit welke opsomming ook het procesverloop blijkt:
? de dagvaardingen van 21 en 22 augustus 2012, met producties 1 t/m 5a van [A];
? de beslissing van de rechtbank van 6 september 2012 (project civiele procesinnovatie);
? de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 17 oktober 2012, met producties 1 t/m 6 van [B];
? het tussenvonnis van de rechtbank van 17 oktober 2012;
? de op 12 november 2012 ontvangen brief van mr. Thunnissen met een conclusie van antwoord in reconventie en met de extra producties 5b t/m 13 van [A];
? het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 27 november 2012, met de daarin vermelde, ter zitting ontvangen originele schetsontwerpen en werktekeningen.
1.2 Ter zitting van 27 november 2012 is vonnis bepaald op vandaag, 19 december 2012. Daarna heeft mr. Jansen bij B2-formulier van 29 november 2012 (bestemd voor de rolzitting van vandaag 19 december 2012) het aan WR Onderhoud ter eerste rolzitting van 5 september 2012 verleende verstek alsnog gezuiverd (art. 142 Rv).
2.1 [A] heeft naar aanleiding van een offerte van 20 februari 2011 aan architect [B] opdracht gegeven voor de op zijn offerte vermelde ontwerpwerkzaamheden voor en bouwbegeleiding bij de verbouwing van haar woning aan de [adres] te [woonplaats], alles voor de daarop vermelde prijs van kort gezegd € 50,- excl. BTW per uur.
2.2 [A] heeft daarna naar aanleiding van een offerte van 27 maart 2011 aan aannemer WR Onderhoud opdracht gegeven voor de verbouwingswerkzaamheden aan haar woning zoals nader omschreven in die offerte voor kort gezegd € 23,- per manuur plus materiaalkosten.
2.3 De verbouwing van de woning van [A] is vanaf april 2011 op zeer veel punten niet verlopen zoals [A] dat wenste en zich had voorgesteld. Bij brief van 23 juni 2011 heeft zij [B] uit onvrede over zijn bouwbegeleiding van het werk gestuurd. Bij brief van 6 juli 2011 heeft WR Onderhoud daarna uit onvrede over [A] de overeenkomst opgezegd en is WR Onderhoud van het werk weggebleven.
2.4 Volgens een in opdracht van [A] opgemaakt rapport van Lengkeek Expertises van 28 november 2011 bedraagt de schade van [A] voor noodzakelijke herstelwerkzaamheden in totaal € 22.947,80 incl. BTW en voor noodzakelijke afrondingswerkzaamheden € 12.662,- incl. BTW. Bij offerte van 17 april 2012 biedt Lapré Bouwbedrijf BV aan [A] de noodzakelijke herstelwerkzaamheden voor de 12 elektragroepen inclusief bijkomend herstel van plafonds aan voor € 17.868,60 incl. BTW.
2.5 [A] heeft de laatste factuur van [B] van 1 juli 2011 van per saldo nog € 4.600,40 inclusief BTW onbetaald gelaten. Tussenkomst van DAS Rechtsbijstand voor [A] en de advocaat van [B] heeft buiten rechte niet tot een oplossing geleid.
3.1 In de zaak tussen [A] en [B] vordert [A] in conventie betaling door [B] van een schadevergoeding wegens wanprestatie van in totaal € 50.808,40 in hoofdsom, met nevenvorderingen. In reconventie vordert [B] betaling door [A] van zijn eindfactuur van € 4.600,40, met nevenvorderingen.
3.2 In de zaak tussen [A] en WR Onderhoud vordert [A] betaling door WR Onderhoud van een schadevergoeding van € 12.662,-, met nevenvorderingen.
3.3 Voor de details van de stellingen van partijen verwijst de rechtbank kortheidshalve naar de inhoud van alle hiervoor onder 1.1 opgesomde processtukken met alle producties. De relevante stellingen komen hierna bij de beoordeling van de vorderingen aan de orde.
De beoordeling in de zaak tussen [A] en [B]
4.1 Opdrachtgeefster [A] baseert haar hoofdvordering van € 50.808,40 in conventie op wanprestatie van [B] als architect en vooral als bouwbegeleider. [B] betwist dat hij wanprestatie heeft gepleegd, betwist de meeste schadeposten en betwist dat hij in verzuim is, dat laatste omdat [A] hem voortijdig van het werk heeft gestuurd waardoor [B] niet de kans heeft gekregen eventuele fouten te herstellen.
4.2 Naar het oordeel van de rechtbank heeft [B] als architect geen wanprestatie gepleegd. [A] en Lengkeek Expertises verwijten [B] weliswaar dat de door hem geleverde werktekeningen onvoldoende gedetailleerd waren voor aannemer WR Onderhoud, maar dit verwijt is naar het oordeel van de rechtbank niet terecht. De ter zitting overhandigde originele werktekeningen van [B] zijn immers na bestudering voldoende gedetailleerd gebleken voor een vakkundige aannemer om de door [A] gewenste verbouwing naar behoren uit te kunnen voeren. Bovendien heeft [B] ter zitting onweersproken verklaard dat hij als bouwbegeleider ter plekke nog extra uitleg heeft gegeven aan het personeel van WR Onderhoud en vooral aan haar bedrijfsleider en naamgever [C], onder meer door het maken van extra tekeningen op muren.
4.3 Naar het oordeel van de rechtbank heeft [B] wel wanprestatie gepleegd als bouwbegeleider. Een behoorlijk en redelijk handelend bouwbegeleider moet er immers voor zorgen dat zijn opdrachtgeefster achteraf niet met grove, nog slechts met veel breekwerk te herstellen fouten van een aannemer wordt geconfronteerd zoals die blijken uit het rapport van Lengkeek Expertises, althans niet zonder tijdig te waarschuwen en in te grijpen voordat de volgende bouwfase ingaat. De beschrijving van zijn taak als bouwbegeleider in de door [B] zelf opgestelde offerte van 20 februari 2011 is immers: “Het overleggen, controleren en aansturen van de overeengekomen werkzaamheden van het aannemingsbedrijf met haar onderaannemers in overleg met de opdrachtgever”.
4.4 [B] kan zich daarbij niet verschuilen achter fouten van het volgens hem ondeskundige Oost-Europese personeel van de door [A] (tegen de adviezen van [B] in) uitgekozen goedkoopste aannemer WR Onderhoud. [A] betoogt terecht dat, indien [B] niet met WR Onderhoud wilde samenwerken en alleen met de hem bekende en door hem zelf voorgestelde duurdere aannemers, [B] in dat geval de opdracht tot bouwbegeleiding van [A] niet had moeten accepteren. Nu hij dat tegen betaling wel heeft gedaan, behoorde hij als goed bouwbegeleider WR Onderhoud en [A] waar mogelijk en nodig in ieder geval tijdig te waarschuwen dat de verbouwing op relevante misliep en moest hij de desbetreffende bouwfase zo nodig stilleggen opdat een praktische oplossing tussen [A] en WR Onderhoud voor het bouwprobleem zou kunnen worden getroffen, in plaats van WR Onderhoud zonder relevante waarschuwing aan [A] door te laten gaan met de volgende bouwfase in de hoop dat alles naderhand nog wel goed zou komen. Daarvoor huurt een particuliere opdrachtgeefster als [A] nu juist een deskundig te achten bouwbegeleider als [B] tegen betaling in.
4.5 Die plicht tot tijdig waarschuwen en ingrijpen bij grove fouten, die nu nog slechts met veel breekwerk achteraf kunnen worden hersteld, heeft [B] als bouwbegeleider geschonden. Voor de daardoor veroorzaakte en daaraan toe te rekenen eerste categorie schadeposten van [A] is [B] aansprakelijk. Dat geldt niet voor de tweede categorie schadeposten door fouten van WR Onderhoud waarvoor [B] wel tijdig heeft gewaarschuwd en/of die nog door WR Onderhoud met relatief lichte ingrepen konden worden verholpen. Voor de hiervoor bedoelde eerste categorie schadeposten geldt immers dat nakoming in de rechtsverhouding tussen [A] en [B] blijvend onmogelijk is geworden, maar voor de hiervoor bedoelde tweede categorie schadeposten geldt dat geen sprake is van wanprestatie of verzuim zoals bedoeld in art. 6:74 lid 2 BW. Aan verzuim als vereiste voor schadevergoeding van die tweede categorie schadeposten staat nu eenmaal in de weg dat [A] [B] op 23 juni 2012 voortijdig van het werk heeft gezonden.
4.6 De hoofdvordering van [A] van € 50.808,40 bestaat uit meerdere schadeposten. De rechtbank zal die deelposten hierna beoordelen met inachtneming van de hiervoor onder 4.3 t/m 4.5 vooropgestelde uitgangspunten.
4.7 De eerste deelvordering van [A] bestaat verkort weergegeven uit een gestelde vertragingsschade van € 10.000,- plus € 2.992,-. Naar het oordeel van de rechtbank moeten deze schadeposten worden afgewezen, omdat [A] - gelet op de gemotiveerde betwisting door [B] - onvoldoende concreet heeft gesteld dat [B] zich jegens [A] contractueel had verbonden aan de volgens [A] tussen haar en WR Onderhoud overeengekomen planning en opleverdatum van de werkzaamheden. Dit blijkt ook onvoldoende uit de offerte van [B] en uit de overige producties van [A].
4.8 De tweede deelvordering bestaat uit € 17.868,60, het bedrag van de offerte voor herstel van de door WR Onderhoud foutief aangesloten 12 elektragroepen, inclusief breekwerk en herstelwerk van de plafonds (zie onder 2.4). Dit behoort naar het oordeel van de rechtbank tot de hiervoor onder 4.5 bedoelde eerste categorie schadeposten waarvoor bouwbegeleider [B] wegens wanprestatie jegens [A] schadeplichtig is. Hij kan zich daarbij niet verschuilen achter zijn stelling dat hij niet deskundig is op het gebied van elektra, nog daargelaten dat uit productie 13 van [A] blijkt dat [B] in mei 2010 wel degelijk voorschriften heeft gegeven over en controle heeft uitgeoefend op de door WR Onderhoud aangelegde elektra en de elektragroepen. [B] had als bouwbegeleider zich er samen met in ieder geval [C], en zo nodig met een deskundige externe elektricien, van moeten (laten) overtuigen dat de 12 elektragroepen goed en volgens de wensen van [A] waren aangesloten, voordat hij toestemming gaf de plafonds dicht te laten maken waarboven nu alle verkeerd aangesloten elektradraden lopen. Dat heeft [B] nagelaten, en nakoming was blijvend onmogelijk nadat de volgende bouwfase (plafonds dicht) inging. Deze deelvordering zal dus worden toegewezen.
4.9.1 De derde deelvordering bestaat uit € 22.997,80, het totaalbedrag van de hiervoor onder 2.4 genoemde noodzakelijke herstelwerkzaamheden uit het partijrapport van Lengkeek Expertises. Dat totaalbedrag bestaat op haar beurt uit de schadeposten 2 t/m 18 uit dat rapport. Anders dan namens [B] bij antwoord is gesteld, heeft dit rapport van Lengkeek Expertises wel degelijk waarde, ondanks het feit dat [B] geen zeggenschap heeft gehad bij de totstandkoming daarvan. [B] heeft ter zitting immers de gelegenheid gekregen en grotendeels ook genomen om die schadeposten 2 t/m 18 alsnog te becommentariëren. In het licht van de hiervoor onder 4.3 t/m 4.5 vermelde uitgangspunten en gelet op het mondeling commentaar van [B] ter zitting zal de rechtbank deze deelposten hierna beoordelen.
4.9.2 Herstel foute afstelling thermostaat cv installatie € 95,20. Deze schadepost zal worden afgewezen. Zij stuit in ieder geval af op het niet in verzuim zijn van [B].
4.9.3 Tussentijdse herstelkosten gebrekkige elektrische installatie € 549,60. Deze schadepost zal worden toegewezen. [B] heeft nagelaten tijdig te (doen) controleren en te waarschuwen dat de installatie niet conform de NEN 1010 normen was. Zie ook hetgeen de rechtbank onder 4.8 heeft overwogen over de verkeerd aangesloten 12 elektragroepen.
4.9.4 Herstel niet evenwijdige afwerking haardschouw € 105,20. Deze schadepost zal worden toegewezen. [B] heeft ter zitting geen verklaring gegeven voor het feit dat hij deze door Lengkeek Expertises geconstateerde foute maatvoering als bouwbegeleider van zijn eigen ontwerp niet heeft geconstateerd en/of dat hij op dat punt kennelijk niet tijdig heeft gewaarschuwd of ingegrepen.
4.9.5 Herstel foutief geplaatste wandcontactdozen € 571,20. Deze schadepost zal worden afgewezen. Zij stuit af het feit dat [B] ter zitting (onweersproken door [A]) heeft verklaard dat hij deze fouten aan [C] van WR Onderhoud heeft gemeld en dat [C] hem heeft verzekerd dat het tijdig hersteld zou worden, waarna [B] door [A] van het werk is gestuurd. Dit waarschuwen van en afstemmen met [C] is voldoende voor een bouwbegeleider als [B] (die immers niet de verantwoordelijkheid voor budget en planning van [A] had gekregen), al had het hem gesierd indien hij ook [A] tijdig voor het probleem van de wandcontactdozen had gewaarschuwd.
4.9.6 Herstel scheuren en ook overigens gebrekkig stucwerk € 5.490,80. Deze schadepost zal worden afgewezen. [B] heeft ter zitting verklaard dat deze scheuren en overige gebreken in het door WR Onderhoud aangebrachte stucwerk voor hem nog niet aanwezig en/of waarneembaar waren voordat hij door [A] van het werk werd gestuurd. [A] heeft dit op haar beurt ter zitting onvoldoende weersproken. Er is dus geen sprake van wanprestatie en/of verzuim van [B] op dit punt.
4.9.7 Herstel fouten maatvoering betimmering inbouwkasten woonkamer en keuken voor € 3.821,80. Deze schadepost zal worden toegewezen. [B] heeft ter zitting geen steekhoudende verklaring gegeven voor deze door Lengkeek Expertises geconstateerde grove fouten in de maatvoering van de door bouwbegeleider [B] zelf ontworpen maatkasten. [B] had dan ook moeten ingrijpen en/of waarschuwen zodra de maatvoering door de timmerman fout bleek te zijn voordat de volgende bouwfase inging. Dat heeft [B] nagelaten; goed herstel is nu nog slechts mogelijk door grof breekwerk.
4.9.8 Herstel foute locaties inbouwspots plafonds € 3.717,60. Hiervoor geldt hetzelfde als voor punt 4.9.7, met dien verstande dat het hier om de locaties van de plafondspots in plaats van de maatvoering van maatkasten gaat. Ook deze schadepost is toewijsbaar.
4.9.9 Herstel foute maatvoering tussenwanden hal € 1.979,-. Deze schadepost zal worden afgewezen. [B] heeft ter zitting immers verklaard dat hij deze foute maatvoering heeft geconstateerd en aan [C] heeft gemeld, die hem verzekerde dat hij dat tijdig zou laten herstellen, waarna [A] [B] voortijdig van het werk heeft gestuurd. Deze mededelingen van [B] ter zitting vinden bovendien bevestiging in de inhoud van productie 9 van [A] (de e-mail van 17 mei 2012 van [B] aan [A] en [C] met waarschuwing op dit punt). Hier is dus geen sprake van wanprestatie en/of verzuim van [B].
4.9.10 Herstel afwerking sleuf internetkabel € 380,80. Deze schadepost zal worden afgewezen. [B] heeft ter zitting onweersproken verklaard dat dit gebrek nog niet aanwezig of waarneembaar was voordat hij door [A] werd weggestuurd.
4.9.11 Herstel gebrekkig schilderwerk € 802,80. Hiervoor geldt hetzelfde als voor de af te wijzen schadepost 4.9.10.
4.9.12 Herstel afwerking recht keukenblad t.o.v. scheefstaande keukenwanden € 1.247,20. Deze schadepost is toewijsbaar. Een bouwbegeleider als [B] behoort tijdig te zorgen voor de uitvoering van de door hem zelf ontworpen rechte keukenwanden in plaats van scheve keukenwanden. Daaraan kan niet afdoen zijn stelling dat hij [A] zou hebben gewaarschuwd het RVS keukenblad nog te laten inmeten voordat zij dat liet plaatsen, nog daargelaten dat RVS keukenbladen meestal al geruime tijd vóór zo’n nameting op maat moeten worden gefabriceerd om op tijd te kunnen worden geleverd. [A] mocht er bij haar bestelling van het keukenblad van uitgaan dat de keukenwanden recht zouden zijn zoals door [B] zelf ontworpen, en dat [B] erop zou toezien dat het personeel van WR Onderhoud die wanden ook daadwerkelijk recht in plaats van scheef zou stellen.
4.9.13 Herstel stucwerk meubelplaat afzuigkap keuken € 766,40. Deze schadepost wordt afgewezen. [B] heeft ter zitting verklaard dat dit punt een specifieke afspraak tussen WR Onderhoud en [A] betrof waar hij buiten stond en waarop hij dus niet kon toezien. [A] heeft dit ter zitting onvoldoende weersproken.
4.9.14 Herstel ongeaarde elektra badkamer met breekwerk plafonds € 852,60 . Hiervoor geldt hetzelfde als overwogen onder 4.8 en 4.9.3. Deze schadepost wordt toegewezen.
4.9.15 Herstel foutief gemonteerde en geïnstalleerde kranen in badombouw inclusief breekwerk € 1.613,20. Ook op dit technische punt van de juiste kraanaansluiting had bouwbegeleider [B] naar het oordeel van de rechtbank tijdig moeten (laten) controleren en zo nodig waarschuwen, voordat hij toeliet dat personeel van WR Onderhoud de badombouw voltooide. Dat dit nu alleen nog met het nodige breekwerk kan, komt voor risico en rekening van [B]. Deze schadepost zal dus worden toegewezen.
4.9.16 Herstel afwerking leidingwerk badkamer € 95,20.
4.9.17 Herstel scheefstand hoeknaalden nis toilet € 621,20.
4.9.18 Herstel scheefstand hoeknaalden raam badkamer € 238,-. Voor deze drie schadeposten geldt dat [B] ter zitting geen relevante verklaring heeft gegeven voor deze door Lengkeek Expertises geconstateerde fouten die nu nog slechts met het nodige breekwerk kunnen worden hersteld. Deze drie schadeposten zijn dus toewijsbaar.
4.10 De optelsom van de hiervoor onder 4.8 en 4.9. in beginsel toewijsbaar geoordeelde schadeposten van [A] in conventie bedraagt € 30.730,20 in hoofdsom. De advocaat van [B] heeft daartegen bij antwoord nog het verweer gevoerd dat de gevorderde forse schadevergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaardbaar is gelet op de wanverhouding met het voor de bouwbegeleiding door [B] in rekening gebrachte geringe bedrag van € 3.272,50 inclusief BTW. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat [A] ter zitting terecht heeft betoogd dat voor risico en rekening van [B] komt dat hij niet de gebruikelijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft gesloten, nog daargelaten dat [B] kennelijk ook niet de voor architecten en bouwbegeleiders gebruikelijke algemene voorwaarden met aansprakelijkheidsbeperking tot de factuurwaarde heeft gehanteerd.
4.11 [A] doet voorts een terecht beroep op verrekening van haar vordering tot schadevergoeding in conventie met de door haar inhoudelijk niet weersproken hoofdvordering van [B] in reconventie van € 4.600,40 inclusief BTW voor de door [A] vooralsnog onbetaald gelaten eindfactuur van [B]. Betaling daarvan zal dus plaatsvinden door verrekening in conventie. Reeds daarom is er geen plaats voor de nevenvorderingen van [B] in reconventie.
4.12 De slotsom in conventie en in reconventie is dat [B] aan [A] in hoofdsom per saldo (€ 30.730,20 - € 4.600,40 =) € 26.129,80 moet betalen, vermeerderd met de onweersproken wettelijke rente daarover vanaf (zoals gevorderd) de dag van dagvaarding, dat is 22 augustus 2012. Als de in relevante mate in het ongelijk gestelde partij moet [B] de proceskosten van [A] betalen. De rechtbank begroot die kosten op
€ 94,33 kosten dagvaarding, € 821,- griffierecht en € 1.158,- forfaitair salaris advocaat, dat is in totaal € 2.073,33. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
De beoordeling in de zaak tussen [A] en WR Onderhoud
5.1 Gelet op tekst en strekking van art. 142 Rv kon de advocaat van WR Onderhoud op 29 november 2011 (dus tussen de momenten van datumbepaling vonnis en uitspraak vonnis) het verleende verstek alsnog zuiveren. Anders dan voor de ter zitting op 27 november 2011 met de advocaat van [A] nog besproken specifieke situatie van samenloop van verstek en artikel 140 lid 2 Rv, geldt voor de nadien ontstane situatie van verstekzuivering door de advocaat van WR Onderhoud in ieder geval dat de rechtbank de zaak tussen [A] en WR Onderhoud nu gelet op de wetsartikelen 71 en 93 Rv ambtshalve moet verwijzen naar de sector kanton van deze rechtbank, locatie ’s-Gravenhage. Aldus zal worden beslist.
5.2 De hoofdvordering tegen WR Onderhoud van € 12.662,- blijft immers onder de relevante competentiegrens van € 25.000,-, en er is na de verstekzuivering geen goede reden meer om gedaagde partij WR Onderhoud de door de wetgever beoogde voordelen van procederen bij de kantonrechter (onder meer geen griffierecht door gedaagde verschuldigd) te onthouden. Bij subjectieve cumulatie van vorderingen tussen verschillende procespartijen geldt immers anders dan bij objectieve cumulatie van vorderingen tussen dezelfde procespartijen niet de optelregel van art. 94 Rv voor de bepaling van de sectorcompetentie. Zie daartoe recent onder meer de uitspraken van deze rechtbank op www.rechtspraak.nl met de LJN-nummers BQ5816, BV7131 en BW4104.
De rechtbank in de zaak tussen [A] en [B] in conventie en in reconventie:
? veroordeelt [B] tot betaling aan [A] van per saldo € 26.129,80, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 22 augustus 2012;
? veroordeelt [B] tot betaling aan [A] van € 2.073,33 voor proceskosten;
? verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
? wijst af het over en weer meer of anders gevorderde.
De rechtbank in de zaak tussen [A] en WR Onderhoud:
? verwijst dit deel van de procedure in stand waarin zij zich bevindt en dus voor antwoord door gedaagde partij WR Onderhoud naar de rolzitting van de sector kanton van deze rechtbank, locatie ’s-Gravenhage op woensdag 16 januari 2013 om 10.00 uur;
? wijst partijen erop dat zij bij de sector kanton in persoon of bij gemachtigde kunnen procederen, dat de in deze procedure door de sector civiel geheven griffierechten ingevolge art. 8 lid 4 van de WGBZ zullen worden verlaagd, en dat de teveel betaalde griffierechten door de griffier zullen worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wien en in het openbaar uitgesproken op woensdag 19 december 2012.?