vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
zaaknummer / rolnummer: 414106 / HA ZA 12-273
Vonnis van 19 december 2012
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] BEHEER B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] ASSURANTIEN B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B] HOLDING B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
3. [C],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. D.R.D. van Lenningh te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Beheer en in enkelvoud [X] c.s. genoemd worden. Waar noodzakelijk zullen gedaagden ieder afzonderlijk worden aangeduid met [X], Holding en [C].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 12 januari 2012, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van 19 juni 2012 waarin een comparitie van partijen is gelast;
- de akte overlegging producties, tevens akte wijziging van eis, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende akte vermeerdering van eis in conventie, tevens houdende nadere akte in conventie;
- het proces-verbaal van comparitie van 26 september 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Medio 2007 heeft Beheer 100% van de aandelen in het toenmalige [X] Assurantiën B.V. (hierna: [X] Oud) verworven. [X] Oud dreef een onderneming in assurantiën. Op 4 september 2007 hebben Beheer en Holding [X] opgericht. Beheer is daarbij vertegenwoordigd door [A] en Holding door [C]. Bij oprichting hebben Beheer en Holding ieder voor 50% deelgenomen in het kapitaal van [X]. Beheer is tot bestuurder benoemd. Na oprichting van [X] is de verzekeringsportefeuille van [X] Oud aan [X] overgedragen. De portefeuille had destijds een waarde van € 280.950,--.
2.2. Op 28 december 2007 heeft Beheer haar aandelen in [X] aan Holding overgedragen. Beheer is daarbij vertegenwoordigd door [A] en Holding door [C]. De koopprijs bedroeg € 9.000,--, zijnde de nominale waarde van de aandelen. Beheer is ontslagen als bestuurder en Holding is als zodanig benoemd.
2.3. De notariële akte van levering van de aandelen bevat voorts als overeenkomst tussen Beheer en Holding de bepaling dat met ingang van 1 januari 2008 [A] in privé in loondienst zal zijn bij [X]. Voorts bepaalt de akte:
"Zolang genoemde heer [A] in loondienst bij de vennootschap (lees: [X], rechtbank ) is heeft [A] Beheer B.V. recht op vijftig procent (50%) van het door de vennootschap uitgekeerd dividend. Ook heeft [A] Beheer B.V. recht op vijftig procent (50%) van de door koper (lees: Holding, rechtbank) bij deze behaalde verkoopwinst ingeval zij overgaat tot de verkoop van de aandelen van [X] Assurantiën B.V. dan wel op vijftig procent (50%) van de door de vennootschap behaalde winst ingeval zij overgaat tot de verkoop van de activiteiten van de vennootschap indien deze worden verkocht aan een derde.
[B] Holding B.V. verplicht zich omtrent het al dan niet uitkeren van dividend overleg te voeren met [A] en indien laatstgenoemde dat wenst winsten van de vennootschap die volgens goed koopmansgebruik voor uitkering als dividend beschikbaar zijn zonder dat de verdere groei en bloei van de vennootschap daardoor belemmerd worden als dividend uit te keren.
Omtrent verkoop van de vennootschap of een belangrijk deel van haar onderneming zal eveneens overleg dienen plaats te vinden. [A] heeft het recht een overeengekomen verkoopprijs voordat verkoop plaatsvindt door een onafhankelijke accountant te laten toetsen."
Voorts hebben [A] en Beheer een eerste recht van koop verkregen indien Holding voornemens is haar aandelen in [X] (of een gedeelte daarvan) te verkopen.
2.4. Op 22 juni 2009 hebben [D] & [E] Verkade B.V., Verkade Finance Pro B.V. en [X] tezamen [D] & [E] Verkade V.O.F. (hierna: de vof) opgericht. Bij de oprichting heeft [X] een deel van haar assurantieportefeuille ingebracht. [X] is daarbij vertegenwoordigd door haar indirecte bestuurder [C]. Bij de oprichting is bepaald dat [X] gerechtigd is tot 30% van het vennootschappelijk vermogen. Daarnaast verkocht [X] het overige deel van haar portefeuille aan de vof voor € 367.000,--.
2.5. Bij mail van 5 januari 2012 heeft [D] (bestuurder van een vennoot van de vof) verklaard dat is uitgegaan van een waardering van de portefeuille van [X] van € 700.000,-- (€ 350.000,-- (doorlopende provisie) x (factor) 2).
2.6. Op 20 mei 2009 heeft [D] & [E] B.V. € 100.000,-- aan Verkade Finance Pro overgemaakt en op 25 juni 2009 € 267.000,-- aan Holding onder vermelding van onder andere "betaling restant koopsom".
2.7. Op 3 augustus 2011 hebben [X], [D] & [E] Verkade B.V. en Verkade Finance Pro B.V. een overeenkomst gesloten waarbij de vof en de tussen partijen bestaande firmaovereenkomst d.d. 22 juni 2009 ten aanzien van [X] wordt ontbonden. Partijen zijn overeengekomen dat [X] ter zake haar uittreding een bedrag zal ontvangen van de andere partijen van in totaal € 100.000,--. Partijen hebben de betaling van dit bedrag omgezet in een geldlening, waarbij de eerste betaling van € 50.000,-- op 1 januari 2012 verschuldigd is.
2.8. Ter verzekering van haar vordering heeft Beheer conservatoire beslagen gelegd ten laste van [X] onder de vof, [E] Verkade B.V. en Verkade Finance Pro B.V.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Beheer vordert, na vermeerdering van eis - samengevat -
1. hoofdelijke veroordeling van [X] c.s. tot betaling van € 209.522,--, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW, buitengerechtelijke incassokosten van € 4.000,-- en proceskosten, alsmede
2. veroordeling van [X] tot betaling van tot betaling van € 57.758,38, althans € 60.724,--, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente ex art. 6:119a BW.
3.2. Beheer legt hieraan ten grondslag dat [X] en Holding wanprestatie hebben gepleegd. Door de inbreng en verkoop door [X] van haar assurantieportefeuille in de vennootschap onder firma is sprake van een verkoop van de activiteiten van de vennootschap. Beheer heeft op grond van de onder 2.3 genoemde akte recht op de helft van de verkoopwinst en genoemde partijen hebben, ondanks sommatie, nagelaten dit bedrag te voldoen. Voorts handelen [X], [C] en Holding onrechtmatig door verhaal van Beheer te frustreren, gelden aan het vermogen van [X] te onttrekken en Beheer als schuldeiser te benadelen, aldus Beheer.
3.3. [X] c.s. voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5. [X] c.s.vordert, na wijziging van eis - samengevat - veroordeling van Beheer tot betaling van
I. € 42.469,38 (na verrekening met de vordering in conventie), althans € 75.000,--, aan gedaagden, althans aan Holding;
II. € 25.000,-- aan gedaagden, althans aan [X];
III. € 14.000,--, althans € 6.750,-- aan gedaagden, althans aan [X];
IV. € 23.000,-- aan gedaagden, althans aan [C]
alles vermeerderd met de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente, en kosten.
3.6. Beheer voert verweer.
3.7. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1. Niet in geschil is dat de portefeuille ten tijde van de toetreding van Holding als aandeelhouder van [X] € 280.950,-- waard was. Evenmin is in geschil dat de portefeuille in 2009 tegen een belang van 30% van het vennootschappelijk vermogen van de vof + € 367.000,-- is ingebracht in de vennootschap onder firma.
4.2. Partijen verschillen van mening over de vraag wat de waarde was van het belang van 30% in de vof. Beheer stelt zich op het standpunt dat dit aandeel in het vermogen in juni 2009 een waarde van € 330.000,-- vertegenwoordigde. Zij heeft hierbij verwezen naar de oprichtingsakte voor de vennootschap onder firma, maar daarin is geen aanknopingspunt te vinden voor deze waardering. Voorts heeft zij verwezen naar de onder 2.5 genoemde schatting van [D]. [X] c.s. heeft deze schatting betwist en aangevoerd dat zij op 3 augustus 2011 het belang van 30% in de vennootschap onder firma aan de achterblijvende vennoten heeft verkocht voor € 250.000,--.
4.3. De waarde per 3 augustus 2011 kan echter niet bepalend zijn voor de waarde per juni 2009, omdat zich in de tussenperiode omstandigheden kunnen hebben voorgedaan die de waarde hebben beïnvloed. Dat de waarde per juni 2009 op € 250.000,-- dient te worden gesteld kan derhalve niet zonder meer worden aangenomen. Beheer heeft haar stelling dat de waarde per juni 2009 op € 330.000,-- moet worden gesteld bij conclusie van antwoord in reconventie nader onderbouwd en gemotiveerd. [X] c.s. heeft deze nadere onderbouwing naar het oordeel van de rechtbank niet (voldoende gemotiveerd) betwist, zodat de rechtbank uit zal gaan van de juistheid van de stellingen van Beheer. Dit betekent dat de verkoopwaarde van de portefeuille (de opbrengst) op € 367.000,-- + € 330.000,-- = € 697.000,-- gesteld moet worden.
4.4. [X] c.s. heeft tot verweer aangevoerd dat Holding erop heeft vertrouwd dat het woord "winst" in de onder 2.3 geciteerde akte moet worden opgevat als: "het reguliere voordeel (uit te keren dividend) en een vervreemdingsvoordeel (opbrengst minus kosten)". Het gaat aldus [X] c.s. om de "boekhoudkundige winst", waarbij alle relevante kosten moeten worden verdisconteerd.
Ter onderbouwing van dit verweer heeft [X] c.s. een memo van 1 februari 2012 van de heer [F] de toenmalige accountant van zowel Beheer als Holding, overgelegd waarin deze stelt (uitgaande van de aankoopprijs van de portefeuille van € 280.950,--): "Partijen waren de mening toegedaan dat de portefeuille in het economisch verkeer een hogere waarde zou kunnen vertegenwoordigen. De afspraak die in de akte van aandelenoverdracht van 16 oktober 2007 is neergelegd houdt in mijn beleving, gebaseerd op gesprekken die bij mij op kantoor zijn gevoerd, in dat de opbrengsten die met de portefeuille zou worden gerealiseerd alsnog gezamenlijk zou worden gedeeld." Vervolgens heeft [X] c.s. de berekening van deze accountant als uitgangspunt voor haar stellingen genomen, waarbij zij gesuggereerd heeft dat [F] als onafhankelijk deskundige zou moeten worden beschouwd. Beheer heeft gemotiveerd bestreden dat [F] als neutrale derde kan worden gezien.
4.5. Dienaangaande geldt dat naar het oordeel van de rechtbank de betrokkenheid van [F] als accountant en adviseur van beide partijen niet als die van een neutrale en onafhankelijke deskundige kan worden aangemerkt, zodat ook zijn berekening niet kan worden gezien als afkomstig van een onafhankelijke derde. Dat tussen Beheer en [X] c.s. een nadere afspraak zou zijn gemaakt met betrekking tot de vaststelling van de te verdelen winst kan voorts niet uit het onderhavige memo worden afgeleid. Verklaringen of gedragingen van Beheer waaruit kan blijken dat een dergelijke afspraak desalniettemin is gemaakt, zijn door [X] c.s. onvoldoende gesteld en ook niet gebleken.
4.6. De rechtbank stelt vast dat in de notariële akte wordt gesproken over "verkoopwinst" in geval van verkoop van de aandelen [X] en "door de vennootschap behaalde winst" in geval van verkoop van de activiteiten. Ook indien Holding het begrip winst subjectief zo heeft opgevat als onder 4.4 weergegeven, dan blijkt uit haar verweer niet op grond van welke verklaringen en gedragingen van Beheer deze opvatting bij haar redelijkerwijs heeft kunnen postvatten. Verklaringen of gedragen van [X], Holding of [C] waaruit Beheer redelijkerwijs heeft moeten begrijpen dat sprake zou zijn van de boekhoudkundige winst, waarbij allerlei kosten zouden mogen worden afgetrokken, zijn door [X] c.s. niet gesteld en ook niet gebleken. Dan blijft over dat partijen kennelijk, zoals [F] heeft verwoord, van mening waren dat de portefeuille een hogere waarde vertegenwoordigde in het economisch verkeer, welke hogere waarde zij, indien zij gerealiseerd zou worden, zouden delen. Dit laat geen andere conclusie toe dan dat onder "verkoopwinst" moet worden verstaan de opbrengst minus de waarde van € 280.950,-- bij de onder 2.1 bedoelde overdracht. De notariële akte bepaalt dat verkoopwinst dient te worden betaald in geval [X] overgaat tot verkoop van de activiteiten aan een derde. Op 22 juni 2009 is de portefeuille ingebracht in de vennootschap onder firma en daarmee heeft een vervreemding plaatsgevonden. Dit is daarmee ook het moment waartegen de portefeuille gewaardeerd moet worden. Zoals hiervoor overwogen bedraagt de opbrengst voor de portefeuille € 697.000,-- per juni 2009. Indien hierop € 280.950,-- in mindering wordt gebracht resteert € 417.050,--. De helft hiervan is € 208.525,--. Dit bedrag komt Beheer dus toe op grond van de afspraak tussen partijen.
4.7. [X] c.s. hebben zich in conventie beroepen op verrekening. De vorderingen in reconventie betreffen de volgens haar voor verrekening in conventie in aanmerking komende posten.
4.8. [X] c.s. heeft allereerst een vordering uit hoofde van geldlening aangevoerd (vordering I). Bij conclusie van antwoord in reconventie heeft Beheer het bestaan van de geldlening uitvoerig gemotiveerd betwist. Tegenover deze gemotiveerde betwisting heeft [X] c.s. haar stellingen onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd. Het overleggen van een kopie van een pagina uit de jaarrekening 2008 van Holding is daartoe niet toereikend. De rechtbank zal derhalve aan die stellingen voorbij gaan. Aan bewijslevering komt de rechtbank niet toe. Vordering I in reconventie dient te worden afgewezen. Voor verrekening van deze vordering met de vordering in conventie bestaat geen grond.
4.9. [X] c.s. heeft voorts een tweetal vorderingen op Beheer uit hoofde van onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking c.q. onverschuldigde betaling aangevoerd (vorderingen II en III). Ook voor deze vorderingen geldt dat Beheer deze bij conclusie van antwoord in reconventie uitvoerig gemotiveerd heeft betwist en dat [X] c.s. tegenover deze gemotiveerde betwisting haar stellingen onvoldoende concreet heeft gemaakt en heeft onderbouwd, zodat de rechtbank ook daaraan voorbij zal gaan. Aan bewijslevering komt de rechtbank niet toe. De vorderingen II en III in reconventie dienen te worden afgewezen en voor verrekening van deze vorderingen in conventie met het aan Beheer verschuldigde bedrag bestaat geen grond.
4.10. Ten slotte heeft [X] c.s. diverse, niet met elkaar samenhangende, vorderingen op Beheer gebundeld en als vordering IV opgevoerd. Bij wijziging van eis heeft [X] c.s. gesteld dat niet Beheer, maar [X] zelf gehouden is de vorderingen te voldoen. Beheer heeft de vorderingen bij conclusie van antwoord in reconventie gemotiveerd betwist. Tegenover deze betwisting heeft [X] c.s. ook deze vorderingen onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd. Voorts heeft [X] c.s. nagelaten toe te lichten waarom een vordering die moet worden voldaan door [X] ten laste moet komen van Beheer en verrekend kan worden met de vordering van Beheer op [X] c.s. De rechtbank zal daarom ook de stellingen van [X] c.s. op dit punt passeren. Vordering IV in reconventie dient te worden afgewezen. Voor verrekening van deze vordering met de vordering in conventie bestaat geen grond.
4.11. Onder randnummer 34 tot en met 37 van de conclusie van antwoord in conventie/ eis in reconventie heeft [X] c.s. gesteld dat Beheer onrechtmatig heeft gehandeld door geld en middelen aan [X] te onttrekken en door ongeoorloofde transacties te verrichten, waardoor schade is ontstaan. [X] c.s. heeft deze stelling op geen enkele wijze geconcretiseerd, bijvoorbeeld door nader te specificeren om welke transacties het zou gaan, hoeveel transacties het zou betreffen en dergelijke. Voorts heeft [X] c.s. gesteld dat in 2011 cliënten van [X] zijn overgeheveld naar de vof. Ook deze stelling heeft [X] c.s. niet nader geconcretiseerd. Aan deze ongemotiveerde stellingen wordt voorbij gegaan. Aan bewijslevering komt de rechtbank niet toe.
4.12. [X] c.s. heeft zich nog beroepen op de niet-opeisbaarheid van de vordering van Beheer omdat de notariële akte geen moment van opeisbaarheid bepaalt.
4.13. Dit verweer faalt. Naar zijn aard kon de vordering van Beheer niet eerder opeisbaar worden dan na verkoop van de aandelen of de activiteiten, maar daarmee is in beginsel ook de opeisbaarheid bepaald. Dat er geen concrete datum is bepaald, betekent hooguit dat geen sprake kan zijn van verzuim zonder ingebrekestelling, omdat geen sprake kan zijn van een fatale termijn. Beheer heeft echter als productie 9 bij dagvaarding een brief van 29 december 2011 overgelegd, waarin Beheer [X] c.s. tegen 3 januari 2012 heeft gesommeerd tot betaling van een voorschot en het verschaffen van nadere informatie. De inhoud van deze brief heeft [X] c.s. niet betwist. Evenmin heeft [X] c.s. aangevoerd dat de sommatie of de gestelde termijn in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid. Dit betekent dat deze sommatie kan worden gezien als nadere bepaling van de opeisbaarheid, zodat de vordering in conventie hiermee opeisbaar is geworden.
4.14. [X] c.s. heeft bij wege van verweer voorts aangevoerd dat Beheer ten onrechte alle drie de gedaagden heeft gedagvaard.
4.15. Dienaangaande geldt het volgende. Partij bij de notariële akte is Holding. Verplichtingen uit hoofde van de akte rusten daarmee primair op Holding. Beheer heeft ingevolge de akte echter een aanspraak op [X] indien de activiteiten worden verkocht aan een derde. Niet is (voldoende gemotiveerd) gesteld of gebleken dat [X] zich niet gebonden acht aan deze verplichting. Nu geen aandelen zijn overgedragen, maar van overdracht van activiteiten moet worden uitgegaan, zal dan ook veroordeling van [X] worden uitgesproken. De notariële akte biedt geen grond voor hoofdelijke verbondenheid en andere gronden voor hoofdelijkheid zijn gesteld noch gebleken. Evenmin is gesteld of gebleken dat [C] zich persoonlijk (al dan niet hoofdelijk) heeft verbonden voor voldoening van de schuld van [X] of Holding. Voor een hoofdelijke veroordeling bestaat daarmee onvoldoende grond en de gevorderde hoofdelijkheid dient te worden afgewezen.
4.16. De door Beheer gestelde grondslagen voor persoonlijke aansprakelijkheid van [C] als (indirect) bestuurder van Holding en [X] zijn daartoe ontoereikend. Aan de vordering tot vernietiging op grond van 3:45 BW heeft Beheer onvoldoende feiten ten grondslag gelegd. De vordering jegens [C] dient te worden afgewezen.
4.17. De in conventie gevorderde buitengerechtelijke incassokosten heeft [X] c.s. gemotiveerd betwist. In randnummer 6.8 van de conclusie van antwoord in reconventie heeft Beheer hierop gereageerd, maar zij heeft verzuimd de kosten voldoende te specificeren of een overzicht van de gevorderde kosten over te leggen. Bij gebreke daarvan kan geen oordeel worden gevormd over de vraag of de kosten redelijk zijn en in redelijkheid zijn gemaakt. Deze vordering dient te worden afgewezen.
4.18. [X] c.s. hebben de verschuldigdheid van handelsrente betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 199a, zodat slechts de reguliere wettelijke rente is verschuldigd. De ingangsdatum van de rente zal de rechtbank bepalen op 3 januari 2012, ingevolge de eerdergenoemde sommatie.
4.19. [X] c.s. heeft in conventie bezwaar gemaakt tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Zij heeft daarbij gewezen op de vorderingen over en weer. Voorts heeft zij opgemerkt dat Beheer willens en wetens in strijd handelt met afspraken en geen verhaal biedt voor terugbetaling.
4.20. Bij de beoordeling van dit bezwaar dient allereerst te gelden dat de reconventionele vorderingen zullen worden afgewezen, zodat aan het argument dat over en weer vorderingen bestaan geen gewicht toekomt. Evenmin bestaat grond voor het oordeel dat Beheer willens en wetens in strijd met afspraken heeft gehandeld. Voorts staat bij de weging van de belangen van partijen in verband met een eventuele uitvoerbaarverklaring bij voorraad voorop dat de kans van slagen van een aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing dient te blijven. Daarnaast wordt vermoed dat een partij van wie een vordering tot betaling van een geldsom toegewezen wordt, het vereiste belang heeft bij de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad . Het verweer dat sprake is van een restitutierisico dient in dat verband geconcretiseerd te worden. De enkele - niet nader onderbouwde - stelling van [X] c.s. dat daarvan sprake is, is onvoldoende. De rechtbank zal de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad dan ook toewijzen.
4.21. Nu [X] c.s. in conventie overwegend in het ongelijk zal worden gesteld, maar alleen veroordeling van [X] zal volgen, bestaat aanleiding [X] in de proceskosten in conventie te veroordelen. Nu de vordering in conventie zal worden toegewezen, bestaat geen aanleiding te oordelen dat de ten laste van [X] gelegde beslagen onrechtmatig zijn. In de berekening van de proceskosten zullen de kosten van beslag derhalve worden meegenomen.
4.22. De proceskosten aan de zijde van Beheer worden tot op heden begroot op
- de dagvaarding € 76,17
- vast recht € 3.621,00
- salaris advocaat € 4.000,00 (2 punten x tarief € 2.000,--)
Totaal € 7.697,17
4.23. De beslagkosten worden begroot op (3 x € 159,94 + 5 x 64,49 =) € 802,27 voor verschotten en € 2.000,00 (1 punt x tarief € 2.000,00) voor salaris van de advocaat, in totaal derhalve € 2.802,27.
in reconventie voorts
4.24. [X] c.s. heeft bij conclusie van antwoord gesteld dat Beheer beslag heeft gelegd zonder dat zij een vordering heeft op gedaagden en (i) dat zij aansprakelijk is voor schade die gedaagden leiden door de beslaglegging en (ii) dat zij dit beslag dient op te heffen. [X] c.s. heeft aan deze stellingen echter geen consequenties verbonden in het petitum, zodat zij geen bespreking behoeven.
4.25. Nu de vorderingen in reconventie integraal worden afgewezen bestaat aanleiding [X] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van Beheer worden tot op heden begroot op € 2.131,50
(11/2 punt x tarief € 1.421,00 =) € 2.131,50.
5. De beslissing
De rechtbank
- veroordeelt [X] tot betaling aan Beheer van het bedrag van € 208.525,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [X] in de proceskosten in conventie, tot op heden aan de zijde van Beheer begroot op € 10.499,44, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis;
- veroordeelt [X] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, onder de voorwaarde dat [X] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden;
- verklaart dit vonnis in conventie in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
- wijst de vorderingen af;
-veroordeelt [X] c.s. hoofdelijk in de proceskosten in reconventie, tot op heden aan de zijde van Beheer begroot op € 2.131,50;
- verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.M. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2012 in aanwezig van de griffier.