2.3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op grond van het eerste lid van artikel 31 van de Vw 2000 in samenhang met het tweede lid, aanhef en onder f, van dat artikel. Verweerder heeft geoordeeld dat afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser, omdat hij toerekenbaar geen documenten heeft overgelegd die zijn reisverhaal onderbouwen.
Vervolgens heeft verweerder zich in het bestreden besluit, bezien in samenhang met het voornemen daartoe van 28 juni 2012, op grond van een aantal vage, opmerkelijke en bevreemdingwekkende verklaringen van eiser op het niveau van de relevante bijzonderheden, op het standpunt gesteld dat het asielrelaas positieve overtuigingskracht ontbeert en (dus) ongeloofwaardig is. Daartoe heeft verweerder, meer in het bijzonder, onder meer het volgende overwogen.
Verweerder heeft allereerst aangegeven dat de verklaring van eiser, inhoudende dat hij drie jaar in Teheran als taxichauffeur heeft gewerkt zonder ooit in het bezit te zijn geweest van een rijbewijs, niet positief overtuigt. Verweerder wijst er op dat uit het algemeen ambtsbericht inzake Iran van augustus 2011 blijkt dat er in Iran een speciale vergunning bestaat voor taxichauffeurs, terwijl uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat hij in het bezit was van een dergelijke vergunning. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eiser zonder rijbewijs en vergunning zijn gestelde taxiwerkzaamheden heeft kunnen uitoefenen.
Daarnaast acht verweerder niet geloofwaardig dat eiser, zoals hij stelt, met het geld dat hij verdiende als taxichauffeur zijn moeder, [naam vriend], de meisjes in het safehouse en zichzelf kon onderhouden.
Verweerder heeft voorts aangegeven dat de verklaringen van eiser omtrent hoe hij met de meisjes in contact placht te komen, evenmin positief overtuigen. Verweerder wijst er op dat eiser hierover heeft verklaard dat hij deze meisjes in zijn taxi tegenkwam en dat zij -uit zichzelf- aan hem vertelden dat zij waren weggelopen, waarna hij de meisjes onderdak aanbood. Verweerder acht opmerkelijk dat deze meisjes uit zichzelf en aan een wildvreemde man hun problemen vertelden en vervolgens bij twee wildvreemde mannen bleven logeren. Daarbij komt dat, volgens de verklaringen van eiser, deze meisjes uit een problematische situatie kwamen, waardoor -aldus verweerder- niet valt in te zien dat zij eiser meteen vertrouwden en vervolgens met hem meegingen naar zijn huis.
Ook de verklaringen van eiser over de gang van zaken in het safehouse doen volgens verweerder afbreuk aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Verweerder wijst er op dat eiser onder meer heeft verklaard dat hij in 2008 is gearresteerd vanwege het hebben van een safehouse; dat hij hiervoor van de rechter een taakstraf en een geldboete heeft opgelegd gekregen; dat hij een verklaring moest ondertekenen waarin stond dat hij zich in het vervolg diende te onthouden van dergelijke activiteiten omdat hij anders heel zwaar zou worden gestraft; en dat hij het safehouse vervolgens op hetzelfde adres in [plaats] heeft voortgezet. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet valt in te zien dat eiser, na de door hem gestelde arrestatie in 2008, het 'verboden' safehouse zou voortzetten op hetzelfde adres.
Voorts acht verweerder het opmerkelijk dat eiser heeft verklaard tussen 2008 en 5 april 2012 nimmer problemen te hebben ondervonden vanwege het safehouse. Verweerder wijst er op dat het, volgens eiser, in het safehouse een komen en gaan is geweest van meisjes, en dat deze verschillende meisjes in één huis verbleven, bij twee jonge mannen. Niet valt in te zien, aldus verweerder, dat de buren dan wel de autoriteiten in de periode van 2008 tot 5 april 2012 het safehouse nimmer hebben opgemerkt en/of bekritiseerd. Verweerder acht dit des te meer opmerkelijk nu eiser heeft verklaard reeds eerder gearresteerd te zijn geweest vanwege het hebben van een safehouse in hetzelfde appartement, terwijl hij bovendien heeft verklaard dat het safehouse was gevestigd in een streng religieuze buurt.
Gelet op al deze aspecten stelt verweerder zich op het standpunt dat de verklaringen van eiser over zijn werkzaamheden en het hebben van een safehouse, niet positief overtuigen en derhalve ongeloofwaardig zijn. In het verlengde hiervan acht verweerder evenmin de verklaringen van eiser over zijn contact met [naam vrouw] -die, zo stelt eiser, een bezoekster van het safehouse was- en over de uit dat contact met [naam vrouw] voortvloeiende problemen, culminerend in de inval in het safe house en de inval(len) in de woning van eisers moeder, welke invallen alle zouden hebben plaatsgevonden op 5 april 2012, evenmin positief overtuigend en derhalve ongeloofwaardig.
Vervolgens heeft verweerder de verklaringen van eiser over het contact met [naam vrouw] en de daaruit voortvloeiende problemen, ook nog afzonderlijk gewogen, in die zin dat verweerder gemotiveerd heeft uiteengezet dat en waarom (ook) die verklaringen, op zichzelf, niet positief overtuigen en derhalve ongeloofwaardig zijn.