ECLI:NL:RBSGR:2012:BY7062

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/10900
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening inzake evenementenvergunning voor schaatsbaan in Leidse binnenstad

Op 29 november 2012 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een zaak betreffende een evenementenvergunning voor een schaatsbaan in de Leidse binnenstad. De vergunning was verleend aan Centrum Management Leiden voor de periode van 7 december 2012 tot en met 6 januari 2013. Verzoekster, Stadsrederij Rembrandt B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, omdat de afsluiting van de Nieuwe Rijn voor de opbouw en het evenement de mogelijkheid voor haar om rondvaarten te organiseren ernstig zou belemmeren. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er aanzienlijke belangen zijn voor alle betrokken partijen, maar dat het belang van verzoekster om haar rondvaarten te kunnen continueren zwaarder weegt dan het belang van de vergunninghouder en de gemeente bij het doorgaan van het evenement.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de afsluiting van de Nieuwe Rijn voor een lange periode niet in overeenstemming is met de normale risico's die ondernemers in de binnenstad moeten dragen. Daarom heeft de rechter besloten om de evenementenvergunning te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 874,-, en het griffierecht van € 310,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er kan geen hoger beroep tegen worden ingesteld.

Uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/10900
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzoek om een voorlopige voorziening van
Stadsrederij Rembrandt B.V., te Leiden, verzoekster
(gemachtigde: mr. R.TH.G. van der Veldt),
tegen
de burgemeester van Leiden, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Lever).
Derde belanghebbende: Centrum Management Leiden (vergunninghouder)
I Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
Bij besluit van 9 november 2012, heeft verweerder een evenementenvergunning verleend aan Centrum Management Leiden voor een ijsbaan in de periode 7 december 2012 tot en met zondag 6 januari 2013 tussen 10.00 en 21.00 uur met muziek tot 20.00 uur (cat.1) op het water van de Nieuwe Rijn, Vismarkt, te Leiden. De opbouw zal plaatsvinden vanaf maandag 3 december 2012 om 7.00 uur; de afbouw zal duren tot 10 januari 2013 tot 18.00 uur.
Tegen dit besluit heeft verzoekster een bezwaarschrift ingediend.
Tevens heeft zij een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Het verzoek om voorlopige voorziening is op 29 november 2012 ter zitting behandeld.
Verzoekster is daarbij vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Voorts was namens verzoekster aanwezig [A].
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren namens verweerder aanwezig [B] en [C]. Namens de derde-belanghebbende was aanwezig [D].
Verzoekster heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat door de evenementenvergunning voor de ijsbaan het (vaar)water van de Nieuwe Rijn volledig zal zijn afgesloten voor de periode 3 december 2012 vanaf 7.00 uur tot en met 10 januari 2013 tot 18.00 uur. Door deze afsluiting wordt het de rederij onmogelijk gemaakt om de rondvaarten door het historische centrum van Leiden in deze periode te continueren.
Artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening Leiden luidt als volgt.
Artikel 2:25 Evenement
1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te houden of te doen houden.
2. De burgemeester kan bij de beoordeling van een aanvraag om vergunning de volgende belangen in aanmerking nemen:
a. de mate waarin door het evenement beslag wordt gelegd op de ruimte, de tijd en de hulpdiensten;
b. het aantal bezoekers dat wordt verwacht;
c. of de aard van het evenement zich verdraagt met het karakter of de bestemming van de gevraagde locatie;
d. of er gevaar bestaat voor de openbare orde, gezondheid of veiligheid, waaronder de brandveiligheid en het belang van het voorkomen van wanordelijkheden;
e. of er gevaar bestaat voor belemmeringen van het verkeer;
f. of er gevaar bestaat voor een onevenredige belasting van het woon- of leefklimaat in de omgeving van het evenement;
g. of er gevaar bestaat voor verontreiniging, aantasting van het uiterlijk aanzien van de stad, beschadiging van de groenvoorzieningen of van voorzieningen voor het openbaar nut;
h. of de organisator voldoende waarborgen biedt of kan bieden voor een goed verloop van het evenement,
i. of de organisator voldoende waarborgen biedt om de schade aan het milieu te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken.
3. De burgemeester kan de vergunning weigeren ter bescherming van de in het tweede lid genoemde belangen, dan wel aan de vergunning voorschriften en beperkingen verbinden met het oog op de in het tweede lid bedoelde belangen en ter verzekering van de nakoming van deze voorschriften in de vergunning bepalen dat een borgsom moet worden verstrekt voordat het evenement wordt gehouden.
(…).
Voorop gesteld wordt dat verweerder de aanvraag om een evenementenvergunning aan de hand van de in artikel 2:25 van de APV limitatief opgesomde weigeringsgronden dient te beoordelen. Het toetsingskader voor verweerder bij de beoordeling van een aanvraag voor een evenementenvergunning is derhalve de APV.
De APV biedt geen toetsingskader voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het evenement (of het evenemententerrein); die komt eerst aan de orde in het kader van de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Niet in geschil is dat voor het te houden evenement zowel een omgevingsvergunning als een evenementenvergunning vereist is.
Het antwoord op de vraag of de door burgemeester en wethouders op 26 november 2012 verleende omgevingsvergunning thans in rechte vast staat, is – wat hier verder van zij -derhalve niet bepalend voor het belang dat verzoekster heeft in het verzoek om onderhavige voorlopige voorziening ten aanzien van de verleende evenementenvergunning.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat zij ervan overtuigd is geraakt, dat alle betrokken partijen een aanzienlijk belang hebben bij het al dan niet plaatshebben van het evenement. Daarbij is duidelijk geworden dat partijen niet van mening lijken te verschillen over het gegeven dat het desbetreffende gedeelte van de Nieuwe Rijn als fraai stadsgezicht en onlosmakelijk onderdeel van de historische stad Leiden kan worden beschouwd.
Verzoekster heeft voorshands voldoende aannemelijk kunnen maken dat de doorgangsroute over het water van de Nieuwe Rijn een essentieel onderdeel vormt van de aantrekkelijkheid van haar aanbod aan rondvaarten, en dat deze route niet te vergelijken is met de door verweerder genoemde alternatieve routes, zoals die over de Oude Rijn. Door verweerder is voorts niet overtuigend bestreden dat het binnenvaren van de Nieuwe Rijn tot aan de Koornbrug, om vervolgens ter plekke draaiend dan wel achteruitvarend de Nieuwe Rijn weer te verlaten, geen reële optie is voor verzoekster.
De voorzieningenrechter is anderszijds onvoldoende overtuigd geraakt van het standpunt van verweerder, dat voor de beoogde plaats van de ijsbaan – over het water van de Nieuwe Rijn - geen enkel alternatief zou bestaan op een andere plaats in de Leidse binnenstad (al dan niet gesitueerd op of over water). Het komt de voorzieningenrechter tevens voor, dat verweerder onvoldoende heeft stilgestaan bij de mogelijkheid de ijsbaan over de Nieuwe Rijn zodanig te situeren dat er een doorgang voor vaartuigen kan blijven bestaan.
Daar komt bij, dat de afsluiting in dit geval van een dusdanig lange duur is, dat niet kan worden volgehouden dat de afsluiting van vaarwegen in verband met evenementen en festiviteiten in de binnenstad voor ondernemers als verzoekster – die opereren in diezelfde binnenstad - behoort tot de in het maatschappelijk verkeer normaal te achten risicosfeer.
Derhalve is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoekster bij het kunnen continueren van rondvaarten door de Nieuwe Rijn - zwaarder weegt dan het belang van verweerder - en de vergunninghouder - bij het doorgaan van het evenement op de beoogde plek.
In dit verband geeft de voorzieningenrechter verweerder in overweging om in de toekomst in soortgelijke gevallen eerder tot besluitvorming te komen. Daarmee kan de voor alle bij dit soort evenementen betrokken belanghebbenden mogelijke schade, zo veel mogelijk worden beperkt.
Verweerder wordt met toepassing van artikel 8:75, eerste lid van de Awb veroordeeld in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 874,- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437,-).
II Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, in die zin dat
1. het bestreden besluit van 9 november 2012 wordt geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
2. veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 874,- welke kosten verweerder aan verzoekster dient te vergoeden;
3. bepaalt dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 310,- vergoedt.
De uitspraak is gedaan door mr. A.H. Bergman, rechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.
Datum Uitspraak: 29-11-2012 Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage Zaaknummer: AWB-12_10900
Datum Opslag: 29-11-2012 Sector: Bestuur Concipiënt: H.G. Egter van Wissekerke
Opmerking(en):
zaaknummer: AWB 12/109004
Datum Uitspraak: 29-11-2012 Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage Zaaknummer: AWB-12_10900
Datum Opslag: 29-11-2012 Sector: Bestuur Concipiënt: H.G. Egter van Wissekerke
Opmerking(en):
uitspraak