ECLI:NL:RBSGR:2012:BY6793

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
428434/ HA RK 12-586
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de rechter-commissaris in faillissementsprocedure

In deze zaak heeft verzoekster, een schuldeiser in de faillissementsprocedure van de besloten vennootschap [Y] B.V., een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter-commissaris mr. R. Cats. Verzoekster stelt dat de rechter-commissaris haar verzoeken, zoals neergelegd in een brief van 18 september 2012, incompleet en onzorgvuldig heeft beantwoord. Zij meent dat de rechter-commissaris de schijn van partijdigheid heeft gewekt door zijn benadering van rechtzoekenden en door zijn afhankelijkheid van de curator. De wrakingskamer heeft de feiten en omstandigheden die verzoekster aanvoert, beoordeeld en geconcludeerd dat er geen grond is om te vrezen dat de rechter-commissaris niet onpartijdig is. De rechter-commissaris heeft in zijn brief van 25 september 2012 adequaat gereageerd op de verzoeken van verzoekster en heeft zijn beslissing op goede gronden genomen. De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af en bepaalt dat verdere verzoeken om wraking in deze zaak niet in behandeling worden genomen, aangezien dit reeds de tweede wraking is en er gegronde vrees bestaat voor misbruik van het wrakingsmiddel. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 november 2012.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2012/70
zaaknummer: 428434/ HA RK 12-586
insolventienr: F09/604
datum beschikking: 12 november 2012
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
de besloten vennootschap [X] B.V.
gevestigd te [plaats],
verzoekster,
vertegenwoordigd door [A];
tegen
de besloten vennootschap [Y]B.V.
gevestigd te [plaats],
belanghebbende,
curator: mr. F.J.H. Somers;
strekkende tot wraking van:
mr. R. Cats,
rechter-commissaris in de rechtbank te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de rechter-commissaris.
1.De voorgeschiedenis en het procesverloop
1.1 Op 25 augustus 2009 is het faillissement van belanghebbende uitgesproken.
Mr. Cats is sinds 7 januari 2011 de rechter-commissaris. Verzoekster is als schuldeiser betrokken in de faillissementsprocedure van belanghebbende.
1.2 Op 17 juli 2012 is ter griffie van deze rechtbank het verzoek tot wraking van de rechter-commissaris binnengekomen. Bij beslissing van 10 september 2012 heeft de wrakingskamer van deze rechtbank verzoekster onder meer niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wraking van de rechter-commissaris (wrakingsnummer 2012/47).
1.3 Bij brief van 18 september 2012 heeft verzoekster de rechter-commissaris verzocht
- de eerder aan hem verstrekte bewijzen "info aandeelhouders m.b.t. liquiditeitspositie van [Y] B.V. " d.d. 7 april 2009 te duiden, alsmede minimaal zes notulen van aandeelhoudersvergaderingen op te vragen bij de bestuurder;
- de curator verantwoordelijk te houden voor het verstrekken van verkeerde
informatie aan de rechter-commissaris respectievelijk het verzwijgen van informatie voor de rechter- commissaris;
- de curator aansprakelijk te stellen voor alle schade die door zijn (gebrek aan)handelen, omtrent het zonder noodzaak en redenen verlenen van finale kwijting aan partijen die verdacht worden van paulianeus handelen, ontstaan is; en
- inzage te geven in de vaststellingsovereenkomst.
Voorts heeft verzoekster op voorhand bezwaar gemaakt tegen elke handeling en beslissing die zal leiden tot beëindiging van het faillissement, zonder dat zij in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord door de rechter-commissaris en in de gelegenheid is gesteld de veroorzakers van het faillissement te horen of te laten horen dan wel bezwaar te maken.
Bij brief van 25 september 2012 heeft de rechter-commissaris verzoekster medegedeeld dat het voor hem niet mogelijk is de curator aansprakelijk te stellen, dat hij verzoekster omtrent het verstrekken van informatie reeds in het verleden heeft bericht en dat de brief van verzoekster van 18 september 2012 is doorgezonden aan de curator en dat hij zo nodig de inhoud daarvan met de curator zal bespreken.
1.4 Bij brief van 1 oktober 2012, ontvangen op 2 oktober 2012 ter griffie van deze rechtbank, heeft verzoekster een verzoek tot wraking van de rechter-commissaris gedaan. De rechter-commissaris heeft bij brief van 17 oktober 2012 op dit verzoek gereageerd en medegedeeld niet te zullen verschijnen ter zitting van de wrakingskamer. De curator van belanghebbende heeft bij brief van 23 oktober 2012 zijn reactie op het wrakingsverzoek gegeven en medegedeeld niet te zullen verschijnen ter zitting.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Het wrakingsverzoek is op 29 oktober 2012 ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door [A]. De rechter-commissaris is niet verschenen. De curator is evenmin verschenen.
3. Het standpunt van verzoekster
Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Verzoekster meent dat de rechter-commissaris het merendeel van haar verzoeken, zoals neergelegd in haar brief van 18 september 2012, incompleet en onzorgvuldig heeft beantwoord. Door zijn wijze van benadering van rechtzoekenden en benadeelden heeft de rechter-commissaris in deze procedure de schijn opgeroepen niet onpartijdig te zijn.
De rechter-commissaris heeft ervan blijk gegeven op de hand van de curator te zijn en ook afhankelijk te zijn van de curator. De rechter-commissaris verzuimt zijn plicht indien hij de curator niet inhoudelijk controleert.
4. Het standpunt van de rechter-commissaris
De rechter-commissaris heeft zich op het standpunt gesteld dat hij in zijn brief van
25 september 2012 op goede gronden niet is ingegaan op de opmerkingen van verzoekster ter zake van de behandeling van het onderhavige faillissement. Het behoort niet tot zijn taak om uitgebreid over de inhoudelijke kanten van een faillissement met schuldeisers, waaronder verzoekster, te corresponderen en zeker niet om een curator aansprakelijk te stellen. De curator is het eerste aanspreekpunt voor individuele schuldeisers en dient zich daarbij te richten op het belang van de boedel. Daarbij komt de curator in beginsel een ruime mate van (beleids)vrijheid toe. De rechter-commissaris voert geen medebeheer of opperbestuur, maar houdt toezicht op het beheer en de vereffening, hetgeen in de praktijk met name tot uidrukking wordt gebracht door middel van preventief toezicht (artikel 68, tweede lid, van de Faillissementswet). De veronderstelling dat een rechter-commissaris bij voortduring het beleid in volle omvang toetst is onjuist; een dergelijke toetsing vindt plaats in het kader van een verzoek ex artikel 69 van de Faillissementswet. De betrokkenheid bij dit faillissement wordt enkel en alleen ingegeven door zijn taak als rechter-commissaris. Van een daarboven uitstijgende betrokkenheid bij (één van de) belanghebbenden bij dit faillissement is geen sprake. Ten slotte heeft de rechter-commissaris zich op het standpunt gesteld dat het hem voor komt dat verzoekster een verzoek tot wraking beschouwt als een middel om haar grieven tegen de behandeling van dit faillissement in het algemeen en tegen de rechter-commissaris in het bijzonder tot uitdrukking te brengen. Hiervoor is een wraking niet bedoeld. De rechter-commissaris verzoekt de wrakingskamer dan ook te bepalen overeenkomstig artikel 39, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
5. Het standpunt van de curator
De curator heeft zich op het standpunt gesteld dat op geen enkele wijze de schijn van partijdigheid van de rechter-commissaris wordt gewekt. In feite beoogt verzoekster met haar nieuwe wrakingsverzoek 'verkapt hoger beroep' aan te tekenen tegen de beslissing van de wrakingskamer van 10 september 2012. Het verzoek van de rechter-commissaris tot toepassing van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de curator terecht voor.
6. De beoordeling
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
De wrakingskamer stelt vast dat de kern van het wrakingsverzoek wordt gevormd door de uit de brief van 25 september 2012 volgende beslissing dat de rechter-commissaris de curator niet aansprakelijk zal stellen voor diens -door verzoekster gestelde- falen in de onderhavige faillissements-procedure.
De wrakingskamer overweegt dat de door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder 3. weergegeven geven geen grond geven te vrezen dat het de rechter-commissaris aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van hem de schijn van partijdigheid gewekt. De rechter-commissaris heeft in zijn brief van 25 september 2012, met verwijzing naar zijn taak in de onderhavige faillissementsprocedure, zijn beslissing gegeven op al hetgeen verzoekster in haar brief van 18 september 2012 heeft verzocht. Het behoort tot de bevoegdheid van de rechter-commissaris, met inachtneming van zijn taak
in de procedure, om een verzoek van een belanghebbende af te wijzen. Niet aannemelijk is
geworden dat de rechter-commissaris daarbij de grenzen van zijn bevoegdheid overschreden
heeft. Het wrakingsverzoek zal derhalve worden afgewezen.
Het verzoek van de rechter-commissaris op de voet van artikel 39 lid 4 Rv te bepalen dateen eventueel volgend wrakingsverzoek in dezelfde zaak niet meer in behandeling zal worden genomen wordt toegewezen. Daartoe is van belang dat dit reeds de tweede wraking is en er gegronde vrees bestaat dat verzoeker het wrakingsmiddel zal misbruiken om bezwaren te uiten tegen inhoudelijke beslissingen van de rechter-commissaris, waartegen
een ander rechtsmiddel open staat.
7. De beslissing
De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- bepaalt dat verdere verzoeken om wraking in de onderhavige zaak niet in behandeling
worden genomen;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster;
• de curator; en
• de rechter-commissaris.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.W. du Pon, mr. J. Mendlik en mr. S.J. Hoekstra-
van Vliet, rechters, in tegenwoordigheid van A.J. Faasse-van Rossum als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2012.