ECLI:NL:RBSGR:2012:BY6630

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
427873 / HA RK 12-569
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 oktober 2012 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H. Loonstein en mr. E. Kouwenhoven, was gericht tegen rechter mr. Kouwenhoven. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Buitenlandse Zaken. Tijdens de procedure heeft verzoeker verzocht om uitstel van de zitting, welke verzoeken niet zijn gehonoreerd. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees van verzoeker voor onpartijdigheid van de rechter. De gang van zaken rondom het wrakingsverzoek wekte de indruk dat verzoeker het middel van wraking enkel had ingezet om uitstel te verkrijgen, wat werd gezien als misbruik van het wrakingsmiddel. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de vrees voor onpartijdigheid konden rechtvaardigen. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd in het openbaar uitgesproken, en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2012/66
rekestnummer: 427873 / HA RK 12-569
zaaksnummer: AWB 12/2933
datum beslissing: 30 oktober 2012
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [plaats], gemeente [gemeente],
verzoeker,
gemachtigde: mr. H. Loonstein,
strekkende tot wraking van:
mr. E. Kouwenhoven,
rechter in de rechtbank te 's-Gravenhage.
Belanghebbende:
de minister van Buitenlandse Zaken,
zetelend te 's-Gravenhage,
gemachtigde: mr. I.S. IJserinkhuijsen.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop
1.1. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen een besluit van belanghebbende. Bij faxbericht van 26 juli 2012 is aan de gemachtigde van verzoeker bericht dat de rechtbank voornemens is het beroep op 20 september 2012 in de ochtend te behandelen. Op 31 augustus 2012 is de kennisgeving voor de zitting van 20 september 2012 per aangetekende brief verzonden.
1.2. Op 13 september 2012 heeft de gemachtigde van verzoeker gevraagd de zitting te verdagen. Dat verzoek is niet gehonoreerd, net zomin als een herhaald verzoek daartoe. Ter zitting van 20 september 2012 heeft J.M. Loonstein, eveneens gemachtigde van verzoeker, mr. Kouwenhoven gewraakt.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
2.1. Op 16 oktober 2012 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. J.M. Loonstein is als gemachtigde van verzoeker verschenen en heeft het wrakingsverzoek toegelicht. Mr. Kouwenhoven heeft te kennen gegeven niet bij de behandeling aanwezig te zullen zijn en is niet verschenen.
3. Het standpunt van verzoeker
3.1. Aan het wrakingsverzoek is - zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Door omstandigheden heeft verzoeker pas laat kennis gekomen van de kennisgevingsbrief van 31 augustus 2012. Verzoeker en zijn (oorspronkelijke) gemachtigde waren beiden verhinderd op de zittingsdatum. Daardoor is het beginsel van hoor en wederhoor geschonden. Door het verzoek tot uitstel van de zitting af te wijzen, heeft mr. Kouwenhoven blijk gegeven van vooringenomenheid, dan wel de schijn van vooringenomenheid gewekt en heeft zij de belangen van verzoeker genegeerd. Daarnaast is de beslissing onzorgvuldig voorbereid en tot stand gekomen.
4. Het standpunt van Kouwenhoven
4.1. Mr. Kouwenhoven heeft zich bij brief van 27 september 2012 op het standpunt gesteld dat voor wraking geen grond bestaat. Zij voert daartoe - samengevat - aan dat de vaste gang van zaken bij het appointeren is gevolgd. Verzoeker, althans zijn gemachtigde, heeft nagelaten in een eerder stadium de verhindering op 20 september 2012 kenbaar te maken en om uitstel te verzoeken. Er zijn geen redenen aangevoerd op basis waarvan kan worden geoordeeld dat het uitblijven van een (tijdige) reactie op de voornemenbrief verschoonbaar is. Voor zover het bij de oproep voor de zitting kenbaar gemaakte tijdstip pas tot het inzicht van de verhindering heeft geleid, dient dat voor rekening en risico van gemachtigde te blijven.
5. De beoordeling
5.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3. Het wrakingsverzoek ziet op een afwijzende beslissing van de rechter op het aanhoudingsverzoek van verzoeker. Vooropgesteld wordt dat het niet aan de wrakingskamer is om deze beslissing en de daaraan ten grondslag liggende motivering op inhoudelijke juistheid te beoordelen. De vraag is of de beslissing en de motivering daarvan feiten en omstandigheden opleveren die blijk geven van vooringenomenheid of die de vrees voor onpartijdigheid objectief rechtvaardigen.
5.4. De wrakingskamer beantwoordt die vraag ontkennend. Het betreft hier een niet ongebruikelijke processuele beslissing waaruit geen vooringenomenheid blijkt, terwijl ook de vrees voor onpartijdigheid niet objectief gerechtvaardigd is. Bijzondere omstandigheden zijn gesteld noch gebleken. Anders dan verzoeker stelt, is geen sprake van schending van het beginsel van hoor en wederhoor. Verzoeker is immers in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 20 september 2012 en is daar bij gemachtigde verschenen. De gang van zaken die heeft geleid tot het wrakingsverzoek doet sterk de indruk ontstaan dat verzoeker het wrakingsmiddel enkel heeft ingezet om het door hem gewenste uitstel van de behandeling te bereiken. In dat geval heeft verzoeker misbruik gemaakt van het middel van wraking. Een en ander leidt tot de conclusie dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.
6. De beslissing
De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Awb wordt toegezonden aan:
- verzoeker, via zijn gemachtigde mr. H. Loonstein;
- de rechter, mr. Kouwenhoven;
- belanghebbende, via zijn gemachtigde mr. I.S. IJserinkhuijsen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E.A.G.M. van Rens, G.P. Verbeek en A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.A. van Dijk-Verheij als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2012.