ECLI:NL:RBSGR:2012:BY6562

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
427621/ HA RK 12-556
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van bestuursrechter wegens schijn van vooringenomenheid

In deze zaak heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. E.I. Batelaan-Boomsma, de rechter die haar zaak behandelde. Verzoekster stelde dat de rechter de indruk wekte dat haar oordeel al vaststond, wat haar het gevoel gaf dat ze niet voldoende ruimte kreeg om haar standpunt naar voren te brengen. Dit werd onderbouwd door de manier waarop de rechter de zitting leidde en de bewoordingen die zij gebruikte. Verzoekster vond dat de rechter geen aandacht schonk aan haar juridische argumenten en dat de inleiding van de zitting vooringenomen was. De rechter had in haar reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat zij volgens de nieuwe zaaksbehandeling werkte en dat haar oordeel niet klaar lag. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de vrees van verzoekster voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd was. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking toegewezen en bepaald dat het onderzoek in de hoofdzaak opnieuw moet worden aangevangen met een andere rechter. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 22 oktober 2012.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2012/64
rekestnummer: 427621/ HA RK 12-556
zaaknummer: AWB 12/3835
datum beslissing: 22 oktober 2012
BESLISSING
op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [plaats], gemeente [gemeente],
verzoekster,
gemachtigde: mr. R.G.N. le Roy,
en
Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht,
belanghebbende,
strekkende tot wraking van:
mr. E.I. Batelaan-Boomsma,
rechter in de rechtbank 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de rechter.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop.
Op 13 september 2012 is ter zitting van de enkelvoudige kamer van deze rechtbank, sector bestuursrecht, het beroep van verzoekster tegen een besluit van belanghebbende tot terugvordering van aan verzoekster uitgekeerde kinderopvangtoeslag behandeld.
Ter zitting heeft verzoekster de rechter gewraakt alsmede de wrakingsgronden geformuleerd.
De rechter heeft bij brief van 2 oktober 2012 te kennen gegeven niet in de wraking te berusten en haar standpunt ter zake kenbaar gemaakt.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
Op 8 oktober 2012 is het wrakingsverzoek ter openbare zitting van deze wrakingskamer behandeld. Namens verzoekster is verschenen haar gemachtigde mr. Le Roy. Voorts is als toehoorder verschenen mevrouw [A]. De rechter en de belanghebbende zijn - zoals vooraf bericht - niet verschenen. Het wrakingsverzoek is door de gemachtigde van verzoekster toegelicht.
3. Het standpunt van verzoekster.
Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. De rechter geeft de indruk dat de uitspraak al vaststaat. Het punt van verweerder dat de eigen bijdrage terugbetaald is, wordt als vaststaand gepresenteerd terwijl het volgens verzoekster een schenking betreft. Tijdens de inleiding van deze zitting is gezegd dat er geen kosten zijn gemaakt en dat er geen rechten kunnen worden ontleend aan de media. De hele inleiding was vooringenomen. Er is gezegd dat er al een uitspraak van de meervoudige kamer ligt. Het gaat om de termen die zijn gebruikt en de manier van bejegening. Daaruit blijkt dat de rechter vooringenomen was. Ook werd door de rechter geen aandacht geschonken aan de juridische argumenten van verzoekster.
4. Het standpunt van de rechter.
De rechter wijst erop dat zij heeft gewerkt volgens de zogenoemde nieuwe zaaksbehandeling, waarbij de rechter zich actiever opstelt en aan het begin van de zitting een korte inleiding houdt waarin wordt gepoogd het geschil af te bakenen en richting te geven aan de behandeling. Ook kan de rechter daarbij uitleg en inzicht geven in de proces- en bewijspositie van partijen. Doordat de gemachtigde van verzoekster haar op verschillende punten onderbrak en tegensprak (onder meer bij het aanhalen van een uitspraak van de meervoudige kamer van de sector bestuursrecht van deze rechtbank), met haar in discussie ging en opmerkte haar te gaan wraken, was volgens de rechter vrij snel een punt bereikt waarop alles wat de rechter zei verkeerd viel. Vervolgens werden de rechter woorden in de mond gelegd, waarbij de rechter nog geprobeerd heeft enige uitleg te geven. De rechter stelt dat het allemaal heel ongelukkig is verlopen, maar dat zij geen dingen heeft gezegd die kunnen leiden tot de stelling dat ze vooringenomen was. Volgens de rechter was het beslist niet zo dat haar oordeel al klaar lag.
5. De beoordeling.
5.1 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2 Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3 Verzoekster heeft het wrakingsverzoek ter zitting toegelicht. Zij verwijt de rechter vooral dat deze, door haar bewoordingen en wijze van presenteren ter zitting, de indruk gaf dat zij haar oordeel al klaar had voordat verzoekster haar standpunt had kunnen toelichten. Verzoekster onderbouwt dit door erop te wijzen dat de rechter verweerder niet eens aan het woord liet maar zelf vanaf het begin van de zitting de discussie met verzoekster aanging. Zo zou zij in de inleiding van de zitting hebben gezegd dat verzoekster geen eigen bijdrage had betaald en dat ze daarom geen recht zou hebben op de kinderopvangtoeslag. Op de vraag van de gemachtigde van verzoekster om dit te nuanceren, zou de rechter hebben verwezen naar een uitspraak van de meervoudige kamer van de sector bestuursrecht van deze rechtbank. Daarnaast zou de rechter zonder voorbehoud hebben gesteld dat verzoekster geen rechten kan ontlenen aan de door haar ingestuurde stukken van tijdschriften en internet, nog voordat verzoekster de gelegenheid had gekregen om toe te lichten om welke reden zij deze stukken had ingestuurd. Het feit dat de rechter heeft gezegd dat verzoekster 'een slimme zet' had gedaan, gaf voor verzoekster de doorslag om een wrakingsverzoek in te dienen.
5.4 Hetgeen verzoekster heeft gesteld over de uitlatingen van de rechter tijdens de zitting vindt steun in het proces-verbaal van de zitting zoals dat door de rechter is vastgesteld. Verzoekster had en kon naar het oordeel van de wrakingskamer door deze uitlatingen de indruk hebben dat zij onvoldoende ruimte kreeg om haar standpunt goed naar voren te brengen en dat de rechter haar oordeel over de voorliggende zaak reeds had gevormd en niet open stond voor argumenten die in een andere richting wezen. Volgens het proces-verbaal is verweerder op de zitting in het geheel niet aan het woord geweest, zodat het steeds de rechter is geweest die - zoals ook de rechter schrijft in haar reactie op het wrakingsverzoek - de discussie voerde met verzoekster. Ook geven de door de rechter blijkens het proces-verbaal gebruikte bewoordingen ('Daar kan uw cliënt geen rechten aan ontlenen') de indruk dat er voor verzoekster geen ruimte was om haar standpunt hieromtrent en de reden waarom zij deze stukken had ingediend, toe te lichten. Vervolgens reageerde de rechter op de stelling van verzoekster dat de overheid heeft nagelaten de ouders voor te lichten. In die reactie merkte de rechter blijkens het proces-verbaal het volgende op: 'Men kan wel zoveel slimme dingen verzinnen maar dat is geen garantie dat het ook echt zo is'. Hiermee wekte de rechter naar het oordeel van de wrakingskamer de indruk dat zij haar oordeel over de rechtmatigheid van de handelwijze van verzoekster en daarmee de gegrondheid van het door verzoekster ingestelde beroep al had gevormd. Tot slot stelde de rechter blijkens het proces-verbaal ook de beslissing van verzoekster om haar te wraken ter discussie.
5.5 Hoewel de rechter heeft aangevoerd dat haar oordeel beslist niet klaar lag, heeft zij door hetgeen hiervoor is weergegeven ten aanzien van de door haar gehouden inleiding en de daarop gevolgde discussie wel de schijn van vooringenomenheid en partijdigheid gewekt. Dat de rechter heeft gewerkt volgens de zogenoemde nieuwe zaaksbehandeling maakt dit niet anders. Deze wijze van behandeling ter zitting mag er immers niet toe leiden dat bij één van partijen de indruk onstaat dat er onvoldoende ruimte wordt gegeven om het standpunt toe te lichten, althans dat bij één van partijen de vrees ontstaat dat hiertoe onvoldoende ruimte zal worden gegeven.
5.6 Al het voorgaande tezamen leidt tot het oordeel dat de bij verzoekster bestaande vrees dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koestert objectief gerechtvaardigd is. Het wrakingsverzoek zal dan ook worden toegewezen.
6. De beslissing.
De wrakingskamer:
- wijst toe het verzoek tot wraking van mr. E.I. Batelaan-Boomsma;
- bepaalt dat het geschorste onderzoek ter zitting in de hoofdzaak met ingang van heden opnieuw een aanvang neemt en schorst dit onderzoek totdat het onderzoek door een andere rechter in deze rechtbank, belast met de behandeling van bestuurszaken, zal zijn hervat;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij art. 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a haar advocaat mr. R.G.N. le Roy;
• verweerder in de hoofdzaak Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht;
• de rechter mr. E.I. Batelaan-Boomsma.
Deze beslissing is gegeven door mrs. I.D. Bellaart, H.M.D. de Jong en A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Geerling als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2012.