beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2012/63
rekestnummer: 427419/ HA RK 12-547
zaaknummer: 1178791 / RP VERZ 12-50556
datum beslissing: 22 oktober 2012
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [plaats], gemeente [gemeente],
verzoeker,
gemachtigde: mr. R.J.J.M. Witlox,
de naamloze vennootschap [X] N.V.,
gevestigd te [plaats],
belanghebbende,
advocaat: mr. S.W. Polak,
strekkende tot wraking van:
mr. J.L.M. Luiten,
rechter en kantonrechter-plaatsvervanger in de rechtbank 's-Gravenhage;
hierna te noemen: de kantonrechter-plaatsvervanger.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop.
* Verzoeker heeft op 20 juni 2012 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ex art. 1019w Rv ingediend. Vervolgens heeft verzoeker bij brief van 5 september 2012 een overzicht van de door zijn gemachtigde gemaakte kosten overgelegd. Belanghebbende heeft op 6 september 2012 een verweerschrift ingediend.
* De behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2012. Van het verhandelde ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
* Bij brief van 17 september 2012, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 18 september 2012, heeft verzoeker de kantonrechter-plaatsvervanger gewraakt.
* Bij brief van 26 september 2012 heeft de kantonrechter-plaatsvervanger op het wrakingsverzoek gereageerd.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
Op 8 oktober 2012 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is verschenen. Zijn gemachtigde is - met voorafgaand bericht aan verzoeker - niet verschenen. De kantonrechter-plaatsvervanger en de advocaat van belanghebbende hebben laten weten niet bij de behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig te zullen zijn. Het wrakingsverzoek is door verzoeker toegelicht.
3. Het standpunt van verzoeker.
Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker zich beroepen op een rechterlijke uitspraak ter ondersteuning van zijn standpunt dat het door hem gehanteerde uurtarief (voor door verzoeker gemaakte buitengerechtelijke kosten) redelijk is. De kantonrechter-plaatsvervanger heeft in reactie hierop meegedeeld dat in talloze door hem geraadpleegde uitspraken het door de gemachtigde van verzoeker gehanteerde uurtarief als onbehoorlijk werd gekwalificeerd. Toen de gemachtigde van verzoeker vroeg welke uitspraken de kantonrechter-plaatsvervanger bedoelde, zwaaide hij met een dik pak papier. Door tijdens de behandeling ter zitting zijn eigen (negatieve) interpretatie over de uitspraken te geven zonder dat daartoe aanleiding was of daarnaar was gevraagd, heeft de kantonrechter-plaatsvervanger de schijn van partijdigheid dan wel vooringenomenheid gewekt.
Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker nog toegelicht dat hij tijdens de behandeling ter zitting merkte dat er irritatie tussen zijn gemachtigde, de advocaat van belanghebbende en de kantonrechter-plaatsvervanger ontstond over de buitengerechtelijke kosten. Verzoeker vreesde dat dat zijn weerslag zou hebben op de inhoudelijke behandeling van zijn zaak.
4. Het standpunt van de kantonrechter-plaatsvervanger.
De kantonrechter-plaatsvervanger stelt primair dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek, nu dit niet tijdig is gedaan.
Subsidiair stelt de kantonrechter-plaatsvervanger dat het verzoek moet worden afgewezen, omdat het hem vrij staat om een partij tijdens een mondeling behandeling te confronteren met uitspraken waarin is geoordeeld dat de door diens gemachtigde in rekening gebrachte buitengerechtelijke kosten te hoog zijn. Dit geldt temeer wanneer die gemachtigde zich ter zitting op het standpunt stelt dat hij een marktconform uurtarief hanteert en zich daarbij beroept op een uitspraak, terwijl hij uit eigen wetenschap ermee bekend is dat er recentere uitspraken zijn waarin anders is geoordeeld.
De kantonrechter-plaatsvervanger betwist te hebben gesproken over 'talloze uitspraken'. Voorts stelt hij niet te hebben gezwaaid met een dik papier, nu hij één uitspraak erbij heeft gepakt om deze voor te houden aan de gemachtigde en bovendien de betreffende uitspraken in totaal 14 pagina's beslaan. Hij stelt bovendien niet te hebben gezegd dat het gehanteerde uurtarief in de uitspraken als 'onbehoorlijk' is gekwalificeerd. Mogelijk heeft hij wel de term 'apert onredelijk' gebruikt.
5.1 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2 Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3 De wrakingskamer gaat voorbij aan de stelling van de kantonrechter-plaatsvervanger dat verzoeker niet-ontvankelijk zou zijn in zijn verzoek. Nu de zitting op donderdag 13 september 2012 heeft plaatsgevonden en verzoeker direct na het weekend zijn wrakingsverzoek heeft verzonden, is naar het oordeel van de wrakingskamer in dit geval het wrakingsverzoek tijdig ingediend. Hiermee heeft verzoeker geen onredelijk lange tijd voor bezinning over de noodzaak van het indienen van een wrakingsverzoek genomen.
5.4 De wrakingskamer is van oordeel dat de gang van zaken ter zitting niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek kan leiden. Weliswaar acht de wrakingskamer het voorstelbaar dat verzoeker tijdens de behandeling ter zitting voor de kantonrechter-plaatsvervanger vreesde dat de door verzoeker gevoelde irritatie bij de kantonrechter-plaatsvervanger - wat hier ook van zij - zijn weerslag zou hebben op de behandeling van zijn zaak, maar die vrees is naar het oordeel van de wrakingskamer niet objectief gerechtvaardigd. Nu de hoogte van de buitengerechtelijke kosten onderdeel van het geschil tussen partijen was, was het juist de taak van de kantonrechter-plaatsvervanger om de jurisprudentie die afweek van de uitspraak waarop de gemachtigde van verzoeker zich beriep aan die gemachtigde voor te houden, zodat de gemachtigde zijn standpunt daarover naar voren kon brengen. Niet is komen vast te staan dat de kantonrechter-plaatsvervanger ter zitting een negatieve interpretatie van die uitspraken heeft gegeven. Evenmin is komen vast te staan dat de bejegening van verzoeker en zijn gemachtigde door de kantonrechter-plaatsvervanger zodanig was dat genoemde vrees objectief gerechtvaardigd zou zijn. Daarbij merkt de wrakingskamer op dat - anders dan de gemachtigde van verzoeker heeft gesteld - niet is gebleken dat de kantonrechter-plaatsvervanger met een dik pak papier heeft gezwaaid. Ook verzoeker heeft ter zitting van de wrakingskamer gesteld dat de kantonrechter-plaatsvervanger enkele blaadjes liet zien.
5.5 De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder 3. weergegeven, geven dan ook geen grond te vrezen dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt, noch is ten aanzien van verzoeker de schijn van partijdigheid gewekt.
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn gemachtigde mr. R.J.J.M. Witlox;
• verweerder in de hoofdzaak [X] N.V., p/a haar advocaat mr. S.W. Polak;
• de kantonrechter mr. J.L.M. Luiten.
Deze beslissing is gegeven door mrs. I.D. Bellaart, A.M.H. van der Poort-Schoenmakers en K.M. Braun, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Geerling als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2012.