Parketnummers 09/720670-12 en 09/721172-12
Datum uitspraak: 7 december 2012
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] 1984 te [geboorteplaats verdachte],
adres: [adres verdachte].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 november 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. dr. K.E. van Tuijn en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. H.F. van Kregten, advocaat te Waddinxveen, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
Parketnummer 09/720670-12
1.
hij in of omstreeks de periode van 2 tot en met 8 maart 2012 te Gouda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning ([adres 1]) heeft weggenomen een camera en/of juwelen en/of sieraden en/of geld (5000 euro) en/of waardepapieren en/of een of meerdere horloge(s) en/of een of meerdere laptop(s) en/of een dvd speler (met een totaalwaarde van ongeveer 300.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een ruit in te slaan en/of een of twee kluis/kluizen open te breken/open te slijpen;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 maart 2012 te Gouda en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere siera(a)d(en) en/of waardepapier(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat siera(a)d(en) en/of waardepapier(en) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 tot en met 16 maart te Gouda en/of 's Gravenhage en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geldbedrag (van in totaal ongeveer 12.800 euro) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of van dat geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat geldbedrag, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij in of omstreeks 2 tot en met 8 maart 2012 te Gouda, tezamen en in vereniging, althans alleen, een gebouw, te weten een woning ([adres 1]), opzettelijk heeft vernield of beschadigd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de zich in dat gebouw bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 2 tot en met 8 maart 2012 te Gouda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk de vloer en/of het plafond van een woning en/of de zich in die woning bevindende goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk de chiffon van de wastafel open te draaien en/of de waterkraan open te draaien;
3.
hij in of omstreeks de nacht van 04 op 5 januari 2012 te Ridderkerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning heeft weggenomen een bankpas en/of een TOMTOM en/of een kluis en/of waardepapieren en/of een computer en/of een tas en/of een tv en/of een fototoestel en/of diverse waardepapieren en/of sieraden en/of mobiele telefoons en/of een bloedsuikermeter en/of geld (25 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 maart 2012 te Rotterdam en/of Gouda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een bankpas en/of een TOMTOM heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bankpas en/of TOMTOM wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
parketnummer 09/721172-12
hij op of omstreeks 5 januari 2012 te Ridderkerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan [adres 2], alwaar verdachte(n) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge en/of een handtas en/of een GSM, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte(n).
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna ook: [medeverdachte]) zijn op 16 maart 2012 aangehouden in de auto van verdachte. De aanleiding hiervoor was gelegen in twee MMA-meldingen bij de politie. De meldingen hielden in dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2], allebei wonende in de [straatnaam adres verdachte], plotseling zeer grote hoeveelheden geld en sieraden bezaten, dat zij de sieraden (die zijn buitgemaakt bij een overval op een juwelier in week 10 van 2012) naar Rotterdam zouden brengen voor de verkoop en dat zij reden in een auto die op naam stond van verdachte.
Naar aanleiding van de toen in de auto en bij de verdachte en [medeverdachte] aangetroffen goederen heeft de politie verder onderzoek verricht. Dit onderzoek heeft geresulteerd in de verdenking dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen met een ander plegen van drie woninginbraken, dan wel de heling van (een deel van) de uit die woningen gestolen goederen (dagvaarding 09/720670-12, feit 1 en 3 en het feit op dagvaarding 09/721172-12) en de vernieling van een woning met gevaar voor de in de woning aanwezige goederen, dan wel het tezamen met een ander plegen van een vernieling (dagvaarding 09/720670-12, feit 2).
In het navolgende wordt de dagvaarding met het parketnummer 09/720670-12 aangeduid als dagvaarding I en de dagvaarding met het parketnummer 09/721172-12 als dagvaarding II.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen verklaard dient te worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem bij dagvaarding I onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte van de hem bij dagvaarding I onder 1 primair, 1 subsidiair, tweede cumulatief/alternatief, feit 2 primair en subsidiair, feit 3 primair en subsidiair en bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het verdachte bij dagvaarding I onder 1 subsidiair, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging1
3.4.1. Feit 1 primair, feit 1 subsidiair eerste cumulatief/alternatief en feit 2
Allereerst dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte (een van) degene(n) is geweest die de hem ten laste gelegde inbraak in de woning van aangever [aangever 1] heeft gepleegd en de daar ontstane waterschade heeft veroorzaakt. Ter beantwoording van deze vraag acht de rechtbank het volgende van belang.
Verdachte en [medeverdachte] zijn op 16 maart 2012 in Rotterdam aangehouden en daarbij is de auto van verdachte doorzocht. In de achterbak van de auto is (in een vak aan de zijkant) een plastic tas met horloges en edelstenen aangetroffen. In de middenconsole lag een grote hoeveelheid VVV-bonnen en in het dashboardkastje een navigatiesysteem van het merk TomTom en een multitool.2 In de fouillering van [medeverdachte] zat onder meer een goudkleurige armband en een VVV-bon.3
Aangever [aangever 1] heeft op 17 maart 2012 aangifte gedaan van een diefstal die in de periode van 2 tot en met 8 maart 2012 in zijn woning is gepleegd. De bij verdachte aangetroffen horloges en de multitool en de bij [medeverdachte] aangetroffen armband zijn door [aangever 1] herkend als goederen die uit zijn woning zijn weggenomen.4
Ter terechtzitting heeft verdachte over de herkomst van de sieraden verklaard dat hij wist dat het 'foute boel' betrof én dat hij fout zat, maar dat hij hier verder niets kon of wilde verklaren, uit angst voor represailles.5
3.4.2. Conclusies ten aanzien van feit 1 primair, feit 1 subsidiair eerste cumulatief en feit 2
Bij verdachte is slechts een beperkt deel van de (aanzienlijke) buit aangetroffen, terwijl het tijdsverloop tussen de ontvreemding en het aantreffen van de goederen bij verdachte met een periode van 8 tot 14 dagen relatief lang is. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank het enkele bezit van de betreffende goederen, ook al is daar geen enkele verklaring voor gegeven, niet tot de conclusie leiden dat verdachte deze goederen ook daadwerkelijk heeft weggenomen. Nu verder bewijs, op grond waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte op de plaats van het delict is geweest, ontbreekt, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is die de inbraak, alleen of met een ander, heeft gepleegd. Dat betekent dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het hem bij dagvaarding I onder 1 primair ten laste gelegde feit.
De vernieling, ten laste gelegd bij dagvaarding I onder 2, lijkt samen te hangen met de inbraak, waarvan verdachte wordt vrijgesproken. Nu ook verder bewijs voor zijn betrokkenheid bij de vernieling ontbreekt, zal ook daarvan vrijspraak volgen.
Ten aanzien van de subsidiair (eerste cumulatief/alternatief) ten laste gelegde opzetheling leidt de rechtbank uit de ter zitting afgelegde verklaring van verdachte af, dat hij wist dat de in zijn auto aangetroffen sieraden in zijn auto lagen en dat deze van diefstal afkomstig waren. Uit het feit dat [medeverdachte] zich in de auto van verdachte bevond en dat [medeverdachte] een bij die diefstal weggenomen armband en een VVV-bon - waarvan een groot aantal bij [aangever 1] is weggenomen - in zijn bezit had, leidt de rechtbank voorts af dat [medeverdachte] moet hebben geweten dat de sieraden (ook) in de auto lagen. Daarmee is gegeven dat er tussen verdachte en [medeverdachte] een nauwe en bewuste samenwerking bestond op het onder zich hebben en houden van de sieraden. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling van 10 horloges, een armband, een edelsteen en een aantal VVV-bonnen.
3.4.3. Feit 1 tweede cumulatief/alternatief
Ten aanzien van de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 12.800,- acht de rechtbank het volgende redengevend.
Uit onderzoek naar de telefoon van verdachte is gebleken dat met zijn telefoon op 11 maart 2012 omstreeks 01.25 uur gebruik is gemaakt van het draadloze netwerk van Holland Casino. Hierop is nader onderzoek gedaan bij Holland Casino. Daarbij is door [medewerker Casino], een medewerkster van Holland Casino, verklaard dat een groep van vier personen, bestaande uit verdachte, [medeverdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], met bankbiljetten van € 100,- voor een totaalbedrag van € 2.000,- aan fiches kocht, waarna zij een rondje om de tafel liepen en direct daarop bij de kassa vroegen om de fiches in te wisselen voor biljetten van € 500,-. Vervolgens werd door de groep een bedrag van € 5.500,- aan fiches gewisseld, waarop het personeel van Holland Casino hun heeft laten weten dat het geen zin had om te proberen de fiches voor grotere coupures in te wisselen. Hierop zijn de fiches weer teruggewisseld.6
[medeverdachte 2] is door de politie aangehouden en gehoord. Hij heeft verklaard dat verdachte, [medeverdachte] en [medeverdachte 3] hebben geprobeerd geld te wisselen bij het casino in Scheveningen. Het ging om biljetten van € 100,- en € 50,- die moesten worden ingewisseld voor briefjes van 500 euro, maar dat is mislukt. Het geld was volgens [medeverdachte 2] allemaal van verdachte.7
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij in de nacht van 10 maart 2012 op 11 maart 2012 met [medeverdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in het casino is geweest8, maar hij heeft tegengesproken dat hij een bedrag van € 7.500,- voorhanden heeft gehad en dat zij daar hebben geprobeerd om een geldbedrag van in totaal € 7.500,- om te wisselen.
De verklaring van [medewerker Casino] wordt grotendeels bevestigd door de verklaring van [medeverdachte 2] en deels door de verklaring van verdachte, terwijl voorts niet valt in te zien waarom [medewerker Casino] hierover in strijd met de waarheid zou verklaren. De rechtbank stelt op grond van deze verklaringen dan ook vast dat verdachte op 11 maart om 01.25 uur een geldbedrag van € 7.500, bestaande uit biljetten van € 100,- en € 50,-, in zijn bezit had.
Bij verder onderzoek naar de telefoon van verdachte heeft de politie twee foto's aangetroffen, die volgens de systeemtijd van de telefoon zijn gemaakt op 10 maart 2012 omstreeks 10:56 uur. Op deze foto's is een grote hoeveelheid bankbiljetten te zien, die liggen uitgestald op een grijze automat. Het gaat hoofdzakelijke om biljetten van € 50,- en € 100,- en er zit een biljet van € 200,- bij.9 Het gaat in totaal om een bedrag van
€ 12.800,-.10 Naar aanleiding hiervan is door de politie een foto gemaakt van de auto van verdachte, in het bijzonder van de mat aan de zijde van de bijrijder.
De rechtbank heeft ter terechtzitting kennis genomen van de foto waarop het geld is te zien en de foto van de auto van verdachte, en zij heeft waargenomen dat beide foto's voor wat betreft de automat, de concrete ligging daarvan op de autovloer en het zichtbare interieur van de auto - waaronder heel concreet een ontbrekend dopje onderaan in de deurstijl - grote gelijkenissen vertonen.11
Verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat hij de foto van het geld niet herkent, dat hij die foto niet zelf heeft gemaakt en dat hij nooit een geldbedrag van € 12.800,- onder zich heeft gehad.
Aangezien de foto van het geldbedrag is genomen met de telefoon van verdachte en hetgeen op de foto zichtbaar is grote gelijkenissen vertoont met het interieur van de auto van verdachte, terwijl verdachte iets meer dan een etmaal later een geldbedrag van € 7.500,- in dezelfde soort coupures (van € 100,- en van € 50,-) onder zich had, staat het voor de rechtbank buiten redelijke twijfel dat de foto is genomen in de auto van verdachte én dat het verdachte was die dat geldbedrag van € 12.800,- onder zich had.
Bij de beantwoording van de vraag of verdachte zich met het voorhanden van dit geldbedrag schuldig heeft gemaakt aan het witwassen is van belang dat verdachte, zoals hij ook ter terechtzitting heeft bevestigd, met ingang van 14 juni 2011 een Wajong-uitkering ontvangt en dat hij sindsdien verder geen geregistreerde inkomsten heeft genoten.12
3.4.4. Conclusies ten aanzien van feit 2 subsidiair tweede cumulatief/alternatief
De rechtbank stelt allereerst vast dat op grond van de feiten en omstandigheden die uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting volgen, geen rechtstreeks verband is te leggen tussen het bij verdachte aanwezige geldbedrag en de eerder besproken diefstal bij [aangever 1], nu het bij die diefstal weggenomen geldbedrag qua hoogte niet overeen komt en een andere samenstelling had. Overigens is ook geen rechtstreeks verband te leggen met een concreet misdrijf waar verdachte het geldbedrag uit zou hebben verkregen. Op grond van de hiervoor weergegeven gegevens over de inkomsten van verdachte kan de aanwezigheid van een geldbedrag van € 12.800,- echter niet worden verklaard. Daar komt bij dat uit het strafdossier reeds is gebleken dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een winstgevend feit als opzetheling en dat verdachte en zijn medeverdachte hebben getracht het geld in te wisselen voor grotere biljetten, wat ook een indicatie is voor de malafide afkomst van het geld.
Deze feiten en omstandigheden zijn van dien aard dat zij een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Gelet hierop mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Het gaat er om dat de verklaring van verdachte over de herkomst van het geld concreet, min of meer verifieerbaar en niet zo onwaarschijnlijk is dat zij bij de vorming van het bewijsoordeel zonder meer terzijde kan worden gesteld. Nu verdachte heeft ontkend het geldbedrag voorhanden te hebben gehad en derhalve in het geheel geen verklaring heeft gegeven voor het bezit van dat geld is, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig is én dat verdachte dat wist.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen nu hij op 10 maart 2012 een bedrag van € 12.800,- (alleen) voorhanden heeft gehad, en op 11 maart 2012 een deel van dit bedrag (€ 7.500,-) tezamen en in vereniging met anderen voorhanden heeft gehad.
3.4.5 Redengevende feiten en omstandigheden voor feit 3 en voor het feit van dagvaarding II
Ten aanzien van de onder feit 3 primair ten laste gelegde diefstal acht de rechtbank het volgende redengevend.
Door een verbalisant is geconstateerd dat het serienummer van het - in het voorgaande reeds genoemde - in het voertuig van verdachte aangetroffen navigatiesysteem overeen komt met dat van het navigatiesysteem dat in de nacht van 4 op 5 januari 2012 is weggenomen uit de woning van aangever [aangever 2/3], welke woning is gelegen aan [adres 3] te Ridderkerk. Daar komt bij dat bij een doorzoeking in de woning waar [medeverdachte] verbleef, in zijn kamer, (onder meer) op 17 maart 2012 een ING-bankpas op naam van [aangever 2] is aangetroffen13, welke bankpas eveneens bij de in de nacht van 4 op 5 januari 2012 gepleegde diefstal is weggenomen.14 Bij deze diefstal is naast de ING-pas en het navigatiesysteem een groot aantal goederen weggenomen, waaronder een kluis, diverse waardepapieren, een computer, een tas, een tv, een fototoestel, sieraden, mobiele telefoons, een bloedsuikermeter en geld. Volgens [aangever 2/3] heeft iemand zich op onbekende wijze de toegang tot de woning verschaft.15
Voorts is uit onderzoek naar de telefoon die bij [medeverdachte] in gebruik was, gebleken dat deze in de nacht van 4 op 5 januari 2012 tussen 04.00 uur en 05.43 uur op zes verschillende tijdstippen een zendmast aan het [lokatie zendmast], in de nabije omgeving van [adres 3] en [adres 2], te Ridderkerk heeft aangestraald.16
[medeverdachte] heeft als verklaring voor het bezit van de bankpas van [aangever 2/3] naar voren gebracht dat hij deze in Gouda op straat heeft gevonden, dat hij deze naar de politie wilde brengen, maar dat hij daar in eerste instantie geen tijd voor had en in tweede instantie is vergeten. De rechtbank acht deze verklaring op zichzelf reeds onaannemelijk. Nu daarbij op grond van de telefoongegevens van de telefoon van [medeverdachte] kan worden vastgesteld dat hij in Ridderkerk was in de nacht dat de diefstal in de woning van [aangever 2/3] is gepleegd, acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan deze diefstal.
Na dit oordeel ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of ten aanzien van verdachte eveneens wettig en overtuigend bewezen kan worden dat hij zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte] aan deze diefstal schuldig heeft gemaakt.
De rechtbank acht voor de beoordeling daarvan allereerst relevant dat uit het voorgaande volgt dat verdachte en [medeverdachte] goede bekenden van elkaar zijn, dat zij vaker met elkaar optrekken en dat zij zich daarbij ook schuldig maken aan strafbare feiten. Tegen die achtergrond bezien acht de rechtbank het redengevend dat zowel verdachte als [medeverdachte] goederen onder zich hadden die bij [aangever 2/3] zijn weggenomen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verklaring van verdachte dat hij het navigatiesysteem voor € 60,- heeft gekocht in een cafetaria, niet aannemelijk is geworden. Ter terechtzitting heeft verdachte niet kunnen zeggen sinds hoe lang hij het navigatiesysteem al in zijn bezit had. Wel heeft hij verklaard dat hij het navigatiesysteem heeft gebruikt, maar van de zeven in het navigatiesysteem ingevoerde locaties, zoals deze door de politie zijn onderzocht, zou hij er slechts één kennen: [adres in navigatiesysteem]. Echter, volgens verdachte betrof dit een woonwijk, terwijl de verbalisanten hebben gerelateerd dat dit een bedrijfsterrein betreft.
Verder is van belang dat door een verbalisant is gerelateerd dat hij op 13 januari 2012 in Gouda heeft gesproken met [getuige 1]. Deze [getuige 1] heeft tegenover die verbalisant verklaard dat hij op 8 januari 2012 met verdachte heeft gesproken en dat verdachte op de brug van de Schoonhovenseweg wees op een kluis in het water en zei dat hij (verdachte) die op 7 januari 2012 daar in het water zou hebben gegooid. [getuige 1] verklaarde dat hij een deel van de kluis boven het water zag liggen en dat deze grijs van kleur was. Hij wist ook dat verdachte een week eerder een kraak had gezet, aldus [getuige 1].17
Oordeel over de bewijswaarde van de verklaring van getuige [getuige 1]
Ter terechtzitting van 14 juni 2012 heeft de rechtbank op verzoek van de verdediging bepaald dat [getuige 1] door de rechter-commissaris als getuige moest worden gehoord. Uit een proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van 21 september 2012 volgt dat ondanks meerdere pogingen om contact met [getuige 1] te krijgen het niet mogelijk is gebleken hem op te roepen voor dat verhoor.
Door de raadsman is ter terechtzitting bepleit dat de verklaring van [getuige 1], vanwege de onmogelijkheid hem op te roepen voor een verhoor bij de rechter-commissaris, niet toetsbaar is en derhalve niet mag worden gebezigd voor het bewijs.
Uit vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens volgt hierover dat een tegenover de politie afgelegde, voor verdachte belastende verklaring van een getuige die de verdediging niet op enig moment heeft kunnen ondervragen, voor het bewijs kan worden gebruikt mits deze verklaring in belangrijke mate steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de vraag of de verklaring van [getuige 1] in belangrijke mate steun vindt in de overige bewijsmiddelen overweegt de rechtbank het volgende.
Op 11 januari 2012 is bij de politie een melding binnen gekomen dat een kluis was aangetroffen aan de waterkant van de IJssel, ter hoogte van de Oudebrugweg te Gouda. Deze kluis was zichtbaar geworden als gevolg van de lage waterstand. Ter plaatse werd door een verbalisant waargenomen dat de kluis was opengeslepen en werden rondom de kluis goederen gevonden die bij de diefstal bij [aangever 2/3] waren weggenomen.18 Over de plaats waar de kluis is aangetroffen, is gebleken dat dit in de directe nabijheid van de buurt van de Schoonhovenseweg is.19 De omstandigheden dat een kluis is aangetroffen op de plek waarover [getuige 1] heeft verklaard en de aangetroffen kluis dicht bij de oppervlakte van het water lag, terwijl de kluis en de bij de kluis aangetroffen goederen deel uitmaken van dezelfde buit als het bij verdachte aangetroffen navigatiesysteem, geven naar het oordeel van de rechtbank in aanzienlijke mate steun aan de inhoud van de verklaring van [getuige 1]. Daar komt nog bij dat uit (een ander deel van) de verklaring van [getuige 1] volgt, dat verdachte tegen hem zou hebben gezegd dat verdachte door [getuige 1] te stelen koper bij zijn oom zou kunnen brengen voor geld, terwijl verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat zijn oom in oud ijzer handelt.20 Nu de verklaring van [getuige 1] overigens ook kort na het plegen van de diefstal en klaarblijkelijk niet in het kader van het nadien opgestarte opsporingsonderzoek naar deze diefstal is afgenomen, is de rechtbank, alles bijeengenomen, van oordeel dat de verklaring van [getuige 1] in belangrijke mate steun vindt in andere bewijsmiddelen en dat deze derhalve voor het bewijs kan worden gebezigd.
3.4.6. Conclusies ten aanzien van feit 3 primair
Op grond van genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de diefstal uit de woning van aangever [aangever 2/3] in de nacht van 4 januari op 5 januari 2012 te Ridderkerk. Omdat niet duidelijk is geworden op welke wijze verdachte en zijn mededader(s) zich toegang tot de woning hebben verschaft, zal verdachte worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid 'door middel van een valse sleutel'.
3.4.7. Redengevende feiten en omstandigheden voor het feit op dagvaarding II
Door [aangever 4] is op 5 januari 2012 aangifte gedaan van diefstal uit een woning van Woonvisie gelegen aan [adres 2] te Ridderkerk, gepleegd in de nacht van 5 januari 2012 tussen 00.30 en 07.30 uur. Bij deze diefstal zijn een horloge, een portefeuille, een handtas en een gsm weggenomen.21
Op 8 januari 2012 heeft de heer [naam visserman], die aan het vissen was bij de Julianasluis, gelegen aan de Rotterdamseweg te Gouda, twee tassen uit het water gehaald. In de eerste tas zat een zwart rugtasje met een spuit voor een suikerpatiënt. In de tweede tas zaten een rijbewijs en een id-bewijs op naam van [aangever 4], twee portemonnees, diverse winkelpassen en een agenda.22 De aangetroffen agenda is door mevrouw [aangever 2/3] herkend als haar agenda die bij de bij haar gepleegde diefstal is weggenomen.23
3.4.8. Conclusies ten aanzien van het feit op dagvaarding II
Op grond van de onder 3.4.5 en 3.4.7. weergegeven bewijsmiddelen, waaruit volgt dat (een deel van) de buit van twee diefstallen die kort na elkaar in dezelfde buurt te Ridderkerk zijn gepleegd in Gouda in één tas (de 'tweede' tas) is aangetroffen, stelt de rechtbank vast dat degenen die de diefstal bij [aangever 2/3] hebben gepleegd, zijnde verdachte en [medeverdachte], eveneens de diefstal bij aangever [aangever 4] hebben gepleegd. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het hem bij dagvaarding II ten laste gelegde feit.
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
1 subsidiair.
op 16 maart 2012 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander sieraden en waardepapieren voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die sieraden en waardepapieren wisten, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
op tijdstippen in de periode van 9 tot en met 16 maart te Gouda of 's Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, een geldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
in de nacht van 4 op 5 januari 2012 te Ridderkerk tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning heeft weggenomen een bankpas en een TomTom en een kluis en waardepapieren en een computer en een tas en een tv en een fototoestel en sieraden en mobiele telefoons en een bloedsuikermeter en geld, toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 3];
op 5 januari 2012 te Ridderkerk tezamen en in vereniging met een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres 2], alwaar verdachten zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge en een handtas en een GSM, toebehorende aan [aangever 4].
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan het deel dat gelijk is aan de tijd dat verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht onvoorwaardelijk is en het overige deel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede dat hem een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, wordt opgelegd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank primair verzocht verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur die gelijk is aan de tijd die hij reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en subsidiair om bij oplegging van een hogere straf te volstaan met een voor het overige voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in een periode van twee maanden schuldig gemaakt aan twee diefstallen uit een woning, heling van goederen en witwassen van geld.
Verdachte heeft met zijn handelen de benadeelden aanzienlijke financiële schade en groot ongemak heeft bezorgd. Zij moesten immers stuk voor stuk aangifte doen, de weggenomen goederen (voor zover mogelijk) vervangen en het huis opruimen.
Bij dit soort delicten gaat het bovendien vaak om veel meer dan geld: mensen voelen zich in hun privacy aangetast omdat er iemand in hun huis is geweest en ze blijven vaak last houden van angstgevoelens. Ze voelen zich niet meer veilig en zijn bang dat er opnieuw zal worden ingebroken. Daar komt bij dat ook het algemene gevoel van veilig zijn in eigen huis wordt aangetast. Voorts hebben zaken als sieraden vaak een emotionele waarde, omdat ze bijvoorbeeld zijn geërfd van of herinneren aan dierbaren. Verdachte heeft met de heling de afzetmarkt voor stelers in stand gehouden. Net als heling kan ook witwassen worden gezien als een misdrijf dat faciliterend werkt ten opzichte van andere misdrijven, met name als het gaat om het zeker stellen van de opbrengsten van die misdrijven.
Verdachte heeft in de feiten het hele traject van de vermogenscriminaliteit laten zien: diefstallen, heling en vervolgens witwassen. Er is dan ook geen sprake meer van een incident, maar van een reeks misdrijven die een bewuste keuze doet vermoeden.
Verdachte heeft zich van de gevolgen voor anderen niets aangetrokken en slechts oog gehad voor zijn eigen geldelijk gewin. Ook ter terechtzitting heeft verdachte met zijn voornamelijk ontkennende proceshouding geenszins getoond het laakbare van zijn handelen in te zien. Verdachte moet gaan begrijpen dat hij van andermans eigendommen af moet blijven en op een eerlijke manier aan zijn geld moet komen.
De rechtbank houdt bij de aan verdachte op te leggen straf verder rekening met de straftoemeting in vergelijkbare zaken. Voor een woninginbraak wordt in de regel al een gevangenisstraf van een aantal maanden opgelegd.
De ernst van de feiten en de proceshouding van verdachte rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank dan ook zonder meer een gevangenisstraf van een langere duur dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank houdt bij de vaststelling van de strafmaat echter ook rekening met het volgende.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 25 oktober 2012 is verdachte eerder veroordeeld wegens soortgelijke vermogensdelicten, maar de rechtbank houdt er ten voordele van verdachte rekening mee dat de laatste veroordeling van langer dan vijf jaar geleden dateert.
Verdachte is sinds begin juni 2012 op vrije voeten en hij lijkt zijn leven weer te hebben opgepakt. Hij is aan het werk en neemt al enige tijd deel aan een traject dat hem aan een vaste betaalde baan moet helpen. De rechtbank acht het niet in het belang van verdachte, noch in dat van de maatschappij, dat traject op dit moment te doorkruisen. Voorts heeft de rechtbank de indruk gekregen dat de reeds door verdachte ondergane gevangenisstraf, die van aanzienlijk langere duur was dan de tijd die hij in het verleden in detentie heeft doorgebracht, een afschrikwekkend effect op verdachte heeft gehad. Of dat daadwerkelijk zo is, zal de toekomst moeten leren.
Alles afwegende ziet de rechtbank dan ook onvoldoende aanleiding een hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
Wel moet de ernst van de feiten, die de rechtbank klaarblijkelijk meer gewicht toekent dan de officier van justitie, tot uitdrukking in een hogere werkstaf.
Alles bijeengenomen acht de rechtbank een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf en een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
7. De vordering van de benadeelde partij
7.1 De benadeelde partij en de vordering
[aangever 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 232.478,78.
7.2 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in zijn vordering nu de behandeling hiervan, vanwege het ontbreken van nadere informatie over de (eventuele) vergoeding van de schade door de verzekering, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert
7.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering aangezien verdachte dient te worden vrijgesproken voor het feit waarop de vordering ziet.
7.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten waarop de vordering betrekking heeft (dagvaarding I, feit 1 primair en feit 2), zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de - op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen met parketnummer 09/720670-12 - onder 3 en 4 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte en dat het onder 5 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer. Het onder 6 genummerde voorwerp staat volgens de officier van justitie ten onrechte op de beslaglijst van verdachte en kan buiten beschouwing worden gelaten.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ter terechtzitting niet uitgelaten over het beslag.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet (langer) verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 3 en 4 genummerde voorwerpen, te weten twee paar schoenen.
Nu het onder 5 genummerde voorwerp een middel bedoeld in lijst II bij de Opiumwet en - aangezien het hashish betreft en gezien de hoeveelheid - voor verbeurdverklaring geen plaats is, zal de rechtbank het voorwerp aan het verkeer onttrekken.
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 5 genummerde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien
dit voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten is aangetroffen, terwijl het voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9,14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 311, 416 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikel 13a van de Opiumwet
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 primair en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder feit 1 subsidiair, eerste en tweede cumulatief, feit 3 primair en bij dagvaarding II tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I feit 1 subsidiair eerste cumulatief/alternatief:
medeplegen van opzetheling;
ten aanzien van dagvaarding I feit 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief:
witwassen en medeplegen van witwassen;
ten aanzien van dagvaarding I feit 3 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van dagvaarding II:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 3 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 180 uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 90 dagen;
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 1] niet ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 3 en 4 genummerde voorwerpen, te weten:
3. 1 pr schoenen kl: Zwart (D&G sneaker maat 6);
4. 1 pr schenen kl: blauw (D&G sneaker maat 10);
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 5 genummerde voorwerp, te weten:
5. 1 stk. verdovende middelen (hashish);
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. G.H.M. Smelt en mr. drs. M.L. Ruiter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. van Beek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2012.
Mr. drs. M.L. Ruiter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer PL 1620 2012041087, van de regiopolitie Hollands Midden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 819).
2 Proces-verbaal van bevindingen, p. 148.
3 Proces-verbaal van bevindingen, p. 153.
4 Proces-verbaal, p. 212; proces-verbaal, p. 215.
5 Verklaring van de verdachte, proces-verbaal van terechtzitting van 23 november 2012.
6 Proces-verbaal, p. 472-473; proces-verbaal relaas p. 816-817.
7 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 513.
8 Verklaring verdachte ter terechtzitting, proces-verbaal van terechtzitting van 23 november 2012.
9 Proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen), p. 379-385.
10 Proces-verbaal (ambtelijk verslag), p. 444, eerste gedachtestreepje.
11 Waarneming van de rechtbank, proces-verbaal van terechtzitting van 23 november 2012.
12 Proces-verbaal p. 818-819.
13 Proces-verbaal van bevindingen, p. 155; proces-verbaal van bevindingen, p. 166.
14 Proces-verbaal verhoor aangever, p. 308-309.
15 Proces-verbaal van aangifte, p. 178-179; proces-verbaal verhoor aangever, p. 308-310.
16 Proces-verbaal van relaas, p. 206-207.
17 Proces-verbaal van bevindingen, p. 174.
18 Proces-verbaal van bevindingen, p. 172-173.
19 Proces-verbaal (met bijlage), p. 176-177
20 Verklaring verdachte ter terechtzitting, proces-verbaal van terechtzitting van 23 november 2012.
21 Proces-verbaal van aangifte, p. 324-325.
22 Proces-verbaal van bevindingen, p. 175.
23 Proces-verbaal van bevindingen, p. 173.