uitspraak van de meervoudige kamer van 21 november 2012 in de zaak tussen
[A] en [B], te [plaats], eisers
(gemachtigde: C.M.L. Willems-Dekkers),
Het College van Burgemeester en Wethouders van Leidschendam-Voorburg, verweerder
(gemachtigden: mr. H. Wijten en K. Mohammadi).
Bij besluit van 13 januari 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder op grond van artikel 2.20, vijfde lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit) maatwerkvoorschriften gesteld ten aanzien van de inrichting “Scouting [C]”, (verder: de Scouting) gelegen aan [adres].
Het bestreden besluit heeft met ingang van 3 februari 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eisers hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2012.
Eiser [B] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De Scouting heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid aan het geding deel te nemen.
1.1. In opdracht van de gemeente Leidschendam-Voorburg heeft adviesbureau Peutz B.V. (hierna: Peutz) een akoestisch onderzoek uitgevoerd in verband met een voorgenomen verplaatsing van de elders gesitueerde botenloods naar een locatie naast het huidige clubhuis van de Scouting op het perceel [adres].
Bij besluit van 25 maart 2011 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het in afwijking van het bestemmingsplan oprichten van een botenloods. Vast staat dat het bestaande clubhuis samen met de geprojecteerde botenloods als inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer moet worden aangemerkt. De Scouting heeft op 28 april 2010 een melding krachtens het Activiteitenbesluit aan verweerder gedaan. Bij brief van 16 februari 2011 heeft verweerder deze melding geaccepteerd. De inrichting wordt aangemerkt als type-B inrichting als bedoeld in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit.
Bij brief van 25 augustus 2011 heeft verweerder de stichting meegedeeld voornemens te zijn twee maatwerkvoorschriften te stellen. Enerzijds hebben deze voorschriften betrekking op het tijdens geluidbelastende werkzaamheden gesloten moeten houden van ramen en deuren en anderzijds betreft het de verplichting om die werkzaamheden tijdens de dagperiode uit te voeren.
Bij brief van 1 september 2011 heeft de Scouting verweerder haar bedenkingen kenbaar gemaakt met betrekking tot het laatstgenoemde voorschrift.
In het ontwerpbesluit van 13 september 2011 is dit voorschrift niet meer opgenomen.
1.2. Eisers bewonen een woning in de directe nabijheid van de geprojecteerde botenloods op een afstand van circa 30 meter. Zij vrezen overlast te ondervinden van de activiteiten in de botenloods in de vorm van geluid. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van eisers verklaard dat zij thans geen geluidoverlast ondervinden van het clubgebouw en de activiteiten die de Scouting daar uitvoert. In hun zienswijze van 12 oktober 2011 hebben eisers verzocht het voorgestelde maatwerkvoorschrift aan te passen en aan de melding drie nadere voorschriften toe te voegen.
1.3. In de rapportage van Peutz van 25 juni 2010 is op basis van rekenresultaten geconcludeerd dat zowel het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau als de maximale geluidniveaus aan de geluidgrenswaarden voor woonomgevingen zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit voldoet. In het nadere rapport van 8 november 2010 is Peutz tot dezelfde conclusie gekomen. Op de gevel van de meest dichtbij de botenloods gelegen woning bedraagt het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de dagperiode 43 dB(A) en in de avondperiode 26 dB(A). Het maximale geluidniveau komt volgens Peutz uit op 69 dB(A) in de dagperiode en 58 dB(A) in de avondperiode.
1.4. Bij brief van 17 juli 2012 hebben eisers een rapport van bureau Tauw bv (hierna: Tauw) van 16 juli 2012 overgelegd. Hierin wordt het rapport van Peutz van 8 november 2010 op diverse punten becommentarieerd.
2.1. In het bestreden besluit is overwogen dat uit akoestisch onderzoek (rapport van Peutz van 8 november 2010) is gebleken dat de inrichting zonder maatregelen niet aan de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit zal voldoen. Om deze reden zijn ter bescherming van het milieu maatwerkvoorschriften opgesteld om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken te voorkomen, of indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk – bij voorkeur bij de bron – te beperken en ongedaan te maken.
De werkzaamheden aan de boten die geluidproducerend zijn dienen in de botenloods plaats te vinden. Gelet op de te verwachten geluidproductie in de avonduren (58 dB(A)), is er geen reden om de bedrijfstijd te beperken tot de dagperiode. De werkzaamheden vinden plaats aan boten van de stichting. Ook buiten de periode oktober tot en met april kan aan de geluidnormen worden voldaan.
2.2. In dit maatwerkvoorschrift is het volgende opgenomen: tijdens geluidbelastende werkzaamheden zoals slijpen, schuren, hameren (geen hameren op de scheepshuid) en verfkrabben dienen de ramen en deuren, behoudens het onmiddellijk doorlaten van personen en goederen, gesloten te zijn.
3.1. Eisers betogen allereerst dat aan het rapport van Peutz van 8 november 2010 zodanige gebreken kleven dat verweerder hier niet of niet zonder meer vanuit had mogen gaan. Bij de berekeningen is uitgegaan van een onjuiste geluidbelasting dan wel geluidbronnen in de bestaande situatie, waardoor de berekeningen ten aanzien van de geluidbelasting naar hun mening lager uitkomen dan daadwerkelijk het geval is. Zij wijzen er hierbij op dat vrijwel dagelijks papier wordt gestort in de stalen papiercontainers met hard dichtslaande stalen deksels. Daarnaast wordt wekelijks oud papier opgehaald door een (zware)vuilniswagen. Voorts gaat het om aanzienlijk meer dan vier personenauto’s die het terrein aandoen.
Ten onrechte zijn de verkeersbewegingen van bezoekers van de tafeltennisvereniging, die eveneens van dezelfde rijroute gebruik maken, niet meegenomen in het onderzoek. Er moet van vier in plaats van twee vlakschuurmachines worden uitgegaan, aldus eisers.
3.2. Voorts voeren zij aan dat het bestreden besluit onvoldoende grondslag biedt om, indien nodig, handhavend te kunnen optreden. Daarom hadden specifieke gebruiksvoorschriften moeten worden opgenomen.
4. In het verweerschrift is gesteld dat naar aanleiding van het advies van de commissie bezwaar en beroep om aan de omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en strijdig gebruik de voorwaarde te verbinden dat alle werkzaamheden binnen worden uitgevoerd. In het akoestisch onderzoek zijn de overige geluidproducerende activiteiten beoordeeld en is geconcludeerd dat de geluidproductie van de inrichting voldoet aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit. Voor de overige activiteiten zijn geen maatwerkvoorschriften noodzakelijk. Er zijn vier vlakschuurmachines aanwezig, maar er is als ‘worst case’ benadering uitgegaan van het continue in werking zijn van twee machines.
5.1. Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit, voor zover hier van belang, geldt voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, dat de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer mogen bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden.
De in tabel 2.17a aangegeven waarden bedragen, voor zover hier van belang, voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer dan 50 en 45 dB(A) in de dag-, en avondperiode.
5.2. In artikel 2.20, vijfde lid, is bepaald dat het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift kan bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen teneinde aan de geldende geluidsnormen te voldoen.
6.1. Blijkens de Nota van Toelichting bij artikel 2.20, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit, voor zover hier van belang, kunnen technische voorzieningen en gedragsregels betrekking hebben op het gesloten houden van ramen en deuren of het aanbrengen van een geluidbegrenzer op een muziekinstallatie.
6.2. Niet bestreden is dat verweerder, gelet op het Activiteitenbesluit, bevoegd was het in het bestreden besluit het genoemde maatwerkvoorschrift op te leggen.
6.3. Ter zitting is gebleken dat het terrein tussen het clubgebouw en de botenloods tot de inrichting behoort.
6.4. De rechtbank stelt vast dat in het rapport van Tauw is geconcludeerd dat er onduidelijkheden zijn met betrekking tot de uitgangspunten van het akoestisch onderzoek en dat het aannemelijk is dat de bijdrage van een aantal bronnen lager is berekend dan in de praktijk zal plaatsvinden. Voorts is Tauw tot de conclusie gekomen dat de geluidrapportage een onvolledig en onjuist beeld geeft van de geluidbelasting op de woningen. Naar de mening van Tauw kan verweerder zijn besluitvorming en het maatwerkvoorschrift niet op de uitkomsten van het akoestisch onderzoek baseren.
6.5. Verweerder heeft bij brief van 20 september 2012 gereageerd op het rapport van Tauw alsmede een notitie van Peutz van 4 september 2012 overgelegd. In deze notitie van Peutz is geconcludeerd dat onder de voorwaarde van het werken met gesloten deuren bij het uitoefenen van luidruchtige werkzaamheden een geluidsituatie wordt bereikt die in de praktijk inpasbaar is in een rustige woonwijk met weinig verkeer.
6.6. De rechtbank is van oordeel dat in het rapport van Tauw de conclusies van het rapport van Peutz van 8 november 2010 onvoldoende worden bestreden.
Indien Peutz bij de berekeningen zou zijn uitgegaan van onjuiste geluidemissies van de verschillende geluidbronnen in de bestaande dan wel toekomstige situatie, acht de rechtbank, gelet op het verschil tussen de berekende waarden op de gevels van de nabij de inrichting gelegen woningen en de maximaal toegelaten waarde, zijnde 7dB(A), het niet aannemelijk dat daardoor het maximale langtijdgemiddeld beoordelingsniveau zal worden overschreden. Daarbij betrekt de rechtbank dat de geluidbronnen waarover Tauw opmerkingen maakt, te weten de vrachtauto die oud papier ophaalt en de rolcontainer voor het afval van het clubhuis, maar een tot twee keer per week plaatsvinden. Ter zitting is gebleken dat eisers daarvan nog nooit geluidhinder hebben ondervonden. Datzelfde geldt voor het verkeer dat samenhangt met het gebruik van het clubhuis. De tafeltennisvereniging maakt gebruik van de naastgelegen sporthal, die geen deel uitmaakt van de inrichting. Er is dus geen grond om de verkeersbewegingen die voortvloeien uit het gebruik van deze sporthal bij de berekeningen te betrekken.
6.7. Gelet op hetgeen is vermeld in de notitie van Peutz van 4 september 2012, alsmede de door partijen ter zitting gegeven toelichting op de huidige en toekomstige situatie ter plaatse, is de rechtbank niet gebleken dat het rapport van Peutz van 8 november 2010 geen juist beeld geeft van de geluidbelasting op de gevels van de in de directe nabijheid van de op te richten botenloods gelegen woningen. De stelling van eisers dat verweerder zijn besluitvorming en het maatwerkvoorschrift niet op de uitkomsten van het akoestisch onderzoek mocht baseren treft dus geen doel.
6.8. Voorts is de rechtbank evenmin gebleken dat ten gevolge van de door Tauw genoemde uitgangspunten niet kan worden voldaan aan het maximale geluidniveau in de dag- dan wel avondperiode. Het rapport van Tauw bevat immers geen berekeningen waaruit blijkt dat, met inachtneming van de door Tauw gehanteerde uitgangspunten, niet aan de geldende geluidsniveaus op de gevels van de nabij de inrichting gelegen woningen kan worden voldaan. Voorts worden in de notitie van Peutz van 4 september 2012 een aantal in het rapport van Tauw genoemde onduidelijkheden nader toegelicht en een aantal kritiekpunten van Tauw afdoende weerlegd. De conclusie van Peutz dat aan de geluidgrenswaarden kan worden voldaan mits het nu opgelegde maatwerkvoorschrift wordt nageleefd is dan ook niet door Tauw weerlegd.
6.9. Ook de stelling van eisers dat het bestreden besluit onvoldoende grondslag biedt om, indien nodig, handhavend te kunnen optreden, slaagt niet, omdat verweerder bevoegd is handhavend op te treden tegen het eventueel niet naleven door de Scouting van hetgeen in de melding van 28 april 2010 is vermeld. Het is niet noodzakelijk daarvoor specifieke gebruiksvoorschriften in de vergunning op te nemen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, mr. J.C. Gerritse, en mr. F. Arichi, rechters, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2012.
Afschrift verzonden naar partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.