ECLI:NL:RBSGR:2012:BY6020
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voornaamswijziging in verband met strafrechtelijk verleden
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 december 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot voornaamswijziging. De verzoeker, die in Nederland woont en feitelijk verblijft in een penitentiaire inrichting, heeft verzocht zijn voornaam te wijzigen van '[voornaam 1]' naar '[voornaam 2]'. Dit verzoek is ingediend op 2 juli 2012 en is behandeld op de zitting van 5 november 2012. De verzoeker heeft aangevoerd dat zijn huidige voornaam, in verband met zijn strafrechtelijk verleden, resocialisatie in de weg staat en dat hij eenvoudig te traceren is via internet. Hij vreest dat hij regelmatig op ongewenste manieren met zijn verleden zal worden geconfronteerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij rechtsmacht heeft op basis van artikel 3 aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en dat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek, zoals bepaald in artikel 10:19, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake is van een 'zwaarwichtig belang' dat een wijziging van de voornaam rechtvaardigt, zoals vereist door artikel 1:4 BW.
De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot voornaamswijziging geen rechtens te respecteren belang dient. Hoewel de rechtbank begrijpt dat een weinig voorkomende voornaam een persoon kan achtervolgen, is het aantreffen van onwelgevallige informatie op internet, zelfs in het geval van een strafrechtelijk verleden, in beginsel geen reden voor wijziging van de voornaam. De rechtbank wijst erop dat een dergelijke redenering zou leiden tot een situatie waarin een grote groep mensen hun voornaam zou kunnen wijzigen enkel op basis van informatie op internet, wat strijdig zou zijn met het belang van naamsconsistentie in het rechtsverkeer.
De rechtbank concludeert dat de door verzoeker gestelde omstandigheden niet onder het door de wetgever aangegeven 'zwaarwichtig belang' vallen en wijst het verzoek tot voornaamswijziging af. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit de rechters A.M. Brakel, S.M. Westerhuis-Evers en J.M.C. Louwinger-Rijk, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.