ECLI:NL:RBSGR:2012:BY4924

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/29609
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.C. Greeuw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid bij verlenging van ophouding op grond van vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 november 2012 uitspraak gedaan in een geschil over de rechtmatigheid van de verlenging van de ophouding van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. drs. I.N. Wildschut, betoogde dat het besluit tot verlenging van zijn ophouding onbevoegd was genomen, aangezien volgens artikel 50, vierde lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) de bevoegdheid tot verlenging uitsluitend toekomt aan de Commandant der Koninklijke Marechaussee of de korpschef. Eiser stelde dat de verlenging was uitgevoerd door een brigadier van politie, die als hulpofficier van justitie handelde, en dat er geen mandaatsbesluit was overgelegd dat deze bevoegdheid rechtvaardigde.

De rechtbank overwoog dat uit het door verweerder overgelegde dienstvoorschrift bleek dat de korpschef de bevoegdheid tot verlenging had gemandateerd aan hulpofficieren van justitie. De rechtbank concludeerde dat de beschikking tot verlenging van de ophouding, genomen door de brigadier van politie, voldeed aan de wettelijke vereisten. De rechtbank oordeelde dat de verlenging van de maatregel van ophouding niet in strijd was met de Vw en dat de belangenafweging in dit geval gerechtvaardigd was.

Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12 / 29609
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 7 november 2012 in de zaak tussen
[naam eiser],
geboren op [geboortedatum], van Franse nationaliteit, verblijfplaats onbekend,
eiser,
(gemachtigde: mr. drs. I.N. Wildschut, advocaat te Amsterdam),
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder,
(gemachtigde: mr. E. Erik, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage).
Procesverloop
Verweerder heeft op 16 september 2012 aan eiser de maatregel van ophouding ex artikel 50, tweede lid, van de Vw opgelegd en deze maatregel op grond van artikel 50, vierde lid, Vw, verlengd.
Eiser heeft hiertegen op 17 september 2012 op grond van het bepaalde in artikel 93 Vw beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2012. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken. Bij brief van 8 oktober 2012 heeft verweerder deze informatie verstrekt. De gemachtigde van eiser heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank heeft het onderzoek, met toestemming van beide partijen met toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gesloten.
Overwegingen
1. Hoewel de ophouding is beëindigd, dient in verband met het verzoek om toekenning van schadevergoeding beoordeeld te worden of de verlenging daarvan onrechtmatig is geweest.
2. Eiser voert het volgende aan. Het besluit tot verlenging van eisers ophouding is onbevoegd genomen. Op grond van artikel 50, vierde lid, Vw is de bevoegdheid tot verlenging toegewezen aan de Commandant der Koninklijke marechaussee, respectievelijk de korpschef. Gelet op artikel 10:3 Awb had de bevoegdheid niet aan een hulpofficier van justitie mogen worden gemandateerd omdat de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Het betreft hier immers een vrijheidsontnemende maatregel. Dergelijke maatregelen grijpen diep in op de persoonlijke levenssfeer van burgers. Een dergelijke zware bevoegdheid laat zich niet mandateren. Voorts is het mandaatsbesluit niet overgelegd. De verlenging van de ophouding was op grond van het vorenstaande onrechtmatig.
3. Ingevolge artikel 50, vierde lid, Vw kan, indien nog grond bestaat voor het vermoeden dat de opgehouden persoon geen rechtmatig verblijf heeft, de in het tweede en derde lid bepaalde termijn door de Commandant der Koninklijke marechaussee respectievelijk door de korpschef, bevoegd ter plaatse waar die persoon zich bevindt, in het belang van het onderzoek met ten hoogste acht en veertig uren worden verlengd.
4. In artikel 4.20 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) is bepaald dat indien de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee of de korpschef zijn bevoegdheid, bedoeld in artikel 50, vierde lid, Vw mandateert, hij dat niet doet dan aan een ambtenaar, belast met het toezicht op vreemdelingen, die tevens hulpofficier van justitie is.
5. Artikel 5.1 Voorschrift Vreemdelingen (Vv) luidt: indien de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee of de korpschef de bevoegdheid, bedoeld in artikel 50, vierde lid, Vw mandateert, doet hij dat niet dan aan een ambtenaar, belast met het toezicht op vreemdelingen, die tevens hulpofficier van justitie is.
6. Nu eiser, op grond van artikel 50, tweede lid, Vw, is overgebracht en opgehouden voor verhoor bij het Bureau Vreemdelingenpolitie te Amsterdam, is ingevolge artikel 50, vierde lid Vw de korpschef van het Regiokorps Amsterdam-Amstelland bevoegd de ophouding van eiser met ten hoogste acht en veertig uren te verlengen.
7. Uit het door verweerder overgelegde Dienstvoorschrift van 14 juli 1995, nr. 07.20.5, blijkt dat de korpschef van het Regiokorps Amsterdam-Amstelland de bevoegdheid om de termijn van voormelde ophouding te verlengen per mandaatsbesluit van 11 juli 1995, onder meer, heeft gemandateerd aan hulpofficieren van justitie.
8. De beschikking tot verlenging van de ophouding op grond van artikel 50, vierde lid, Vw (formulier M111-D) van 16 september 2012 is genomen door een brigadier van politie, die tevens hulpofficier van justitie is. Daarmee is voldaan aan de vereisten die de artikelen 50 Vw en 4.20 Vb stellen aan een rechtmatige verlenging van de ophouding, zodat het hiertoe strekkende besluit bevoegd is genomen.
9. Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de maatregel van ophouding niet in strijd is geweest met de Vw. Evenmin is gebleken dat bij afweging van alle daarbij betrokken belangen verlenging van deze maatregel in redelijkheid niet gerechtvaardigd was te achten.
10. Het beroep is ongegrond.
11. De rechtbank zal het verzoek om het toekennen van schadevergoeding afwijzen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.C. Greeuw, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. van der Meijden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2012.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.