ECLI:NL:RBSGR:2012:BY4812

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-758338-12
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige overval op juwelierszaak met pepperspray en vuurwapen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 30 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met mededaders op 24 mei 2012 een gewapende overval heeft gepleegd op juwelier Koekkoek in Wassenaar. Tijdens de overval werd een medewerkster met pepperspray bespoten en een andere medewerker werd bedreigd met een voorwerp dat leek op een vuurwapen. De daders hebben achttien waardevolle horloges van het merk Omega gestolen. De rechtbank oordeelde dat het gewelddadige gedrag van de verdachte grote angst heeft veroorzaakt bij de slachtoffers, wat leidt tot langdurige psychische gevolgen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar, waarbij strafverzwarend werd meegewogen dat de overval met geweld en bedreiging is gepleegd. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om een bedrag van € 1.709,80 te betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de gepleegde feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/758338-12
Datum uitspraak: 30 november 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte C],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] (Litouwen),
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [naam PI]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 31 augustus 2012 en 16 november 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. van Gosen en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. L. Leenders, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 mei 2012 te Wassenaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid horloges, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Koekkoek Juwelier en/of [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] en/of [slachtoffer C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- (weg)duwen van die [slachtoffer A] en/of
- het spuiten van pepperspray, althans een bijtende en/of traanverwekkende stof, in de richting van die [slachtoffer B] en/of die [slachtoffer C] en/of
- het (met kracht) zetten van een knie tegen het lichaam van die [slachtoffer B] en/of
- tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer C];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 24 mei 2012 te Wassenaar te zamen en in vereniging met een ander of anderen een wapen van categorie I onder 7°, te weten een aansteker in de vorm van een pistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een Beretta model 92FS), voorhanden heeft gehad;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Inleiding
De verdenking komt erop neer dat verdachte samen met anderen op 24 mei 2012 een gewapende overval heeft gepleegd op juwelier Koekkoek te Wassenaar (feit 1). Tevens is het bezit van het daarbij gebruikte op een vuurwapen gelijkende voorwerp ten laste gelegd (feit 2).
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging1
Op 24 mei 2012 omstreeks 10:00 uur komen in ieder geval drie mannen juwelierswinkel Koekkoek, gevestigd aan de Langstraat 99 te Wassenaar, binnen. De voorste man loopt naar een medewerkster, [slachtoffer B], en spuit pepperspray in haar gezicht, waardoor zij door haar benen zakt. Vervolgens drukt de man [slachtoffer B] klem door vermoedelijk zijn knie tegen haar lichaam aan te zetten. Als zij niet meer klemgezet wordt, kruipt [slachtoffer B] achter een wandje en blijft daar zitten. Op dat moment hoort zij glasgerinkel.2 De eigenaar van de juwelier, de heer [slachtoffer A], is op dat moment met een medewerker, [slachtoffer C], in het aangrenzende pand waar de werkplaats is gevestigd. Nadat zij glasgerinkel hebben gehoord, rennen [slachtoffer C] en [slachtoffer A] naar het pand waarin de juwelier is gevestigd. [slachtoffer C] gaat binnendoor en [slachtoffer A] loopt via de buitenkant.3
Als [slachtoffer C] de juwelierswinkel binnenkomt, ziet hij twee mannen staan. Hij hoort dat er nog meer personen aanwezig zijn, maar ziet hen niet. [slachtoffer C] gooit een hamer naar één van de mannen toe, waarna deze man naar hem toe rent met een vuurwapen in zijn hand. [slachtoffer C] rent weg en de man rent achter hem aan terwijl hij het vuurwapen hoog houdt. [slachtoffer C] rent naar de werkplaats en de man keert terug naar de winkel.4
Op het moment dat [slachtoffer A] buiten komt, ziet hij drie mannen de winkel uit lopen. Eén man was even daarvoor bezig in een vitrine naast de voordeur van de winkel. De drie mannen duwen [slachtoffer A] daarbij op de grond. Ze zetten het buiten direct op een rennen en rennen weg in de richting van de Molenstraat. Vervolgens loopt een vierde man de winkel uit. Hij kijkt kwaad en kwijlt. Deze man laat op de hoek van de Molenstraat en de Langstraat een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op de grond vallen en rent vervolgens weg in dezelfde richting als de andere drie mannen.5
De ruit van de vitrine direct naast de voordeur van de juwelierswinkel blijkt te zijn vernield en daaruit zijn achttien horloges van het merk Omega weggenomen.6
Om 10:05:06 uur komt bij de meldkamer van 112 de eerste melding van de overval binnen. Deze melding komt van een medewerkster van de schuin tegenover de juwelier gelegen Blokker. Zij hoort een hoop gegil en ziet mensen rennen, maar heeft verder geen zicht.7 Hieruit leidt de rechtbank af dat de overval in de minuten daarvoor gebeurd moet zijn.
De filiaalhouder van een tegenover de juwelier gelegen kinderkledingwinkel, de heer [getuige 9], ziet en hoort de overval gebeuren en rent achter de drie mannen aan.
Een medewerker van Hema, [slachtoffer C], en een andere voorbijganger, de heer [voorbijganger 1], rennen vervolgens ook achter hen aan.8 De voorste man houdt tijdens het rennen een blauwe plastic tas voor zich.9 De mannen rennen naar het parkeerterrein bij de Bonifaciusschool aan het Kloosterland. Daar pakken de twee voorste mannen twee fietsen uit een stalling en rijden daarop weg. Op het moment dat de derde man ook een fiets wil pakken, springt [slachtoffer C] op hem. Daarop spuit de man pepperspray in het gezicht van [slachtoffer C] en probeert wederom de fiets te pakken. [slachtoffer C] en [voorbijganger 1] springen op de man en houden hem in bedwang totdat de politie arriveert en hem om 10:11 uur aanhoudt. De man blijkt [verdachte B] te zijn. Nabij de plaats waar hij wordt aangehouden, wordt op de grond een busje pepperspray aangetroffen.10
Op het moment dat [verdachte B] door omstanders wordt overmeesterd en een andere man het parkeerterrein af fietst, ziet getuige [getuige 14] nog een man aan komen rennen uit dezelfde richting als waar de eerdere mannen vandaan kwamen. Deze man gaat op een normaal tempo lopen als hij ziet dat [verdachte B] wordt aangehouden. Hij slaat rechtsaf voor de bibliotheek een steeg in richting de Langstraat. De man heeft donkerkleurig achterover gekamd haar en draagt een zwart of donkerblauw overhemd met lange mouwen.11 Getuige [getuige 15] ziet rond dat tijdstip in de Langstraat ter hoogte van de bibliotheek een bezwete man met donkerkleurig achterover gekamd haar en rood doorlopen ogen lopen, die zijn zwarte overhemd uittrekt. De man loopt ter hoogte van Brasserie Bas een steeg in en komt er even later weer uit zonder het overhemd in zijn handen. De politie treft later in deze steeg in een container een zwart overhemd aan.12 [getuige 15] ziet dat de man (nadat hij het overhemd heeft uitgetrokken) een blauw horizontaal gestreept t-shirt draagt en wegloopt in de richting van de Berkheistraat en de Van Zuylen van Neijeveltstraat.13 Getuige [getuige 16] ziet vervolgens op de hoek van de Berkheistraat en de Van Zuylen van Neijeveltstraat een bezwete man lopen met achterover gekamd haar en een wit/blauw horizontaal gestreept t-shirt.14
Om 10:18 uur treft de politie in de sloot langs het fietspad van de Katwijkseweg (in het verlengde van de Van Zuylen van Neijeveltstraat en op 1,2 km afstand van juwelier Koekkoek15) een man aan die symptomen van besmetting met pepperspray vertoont, te weten veel slijmverlies en vocht uit de ogen. De man wordt aangehouden en blijkt [verdachte C] te zijn. Omstanders verklaren dat hij een aantal minuten daarvoor heel hard uit de richting van het Kloosterland was komen rennen en dat hij daarbij voorover op zijn gezicht was gevallen. Daarna was hij gedesoriënteerd en wilde hij zijn vlucht door de sloot voortzetten. Een omstander overhandigt aan de politie een wit/blauw horizontaal gestreept t-shirt en verklaart dat de aangehouden verdachte deze tijdens het rennen had uitgetrokken en had weggegooid langs het fietspad nabij de plaats waar hij de sloot in was gegaan.16
Bij zowel verdachte [verdachte B] als verdachte [verdachte C] is een ticket van busonderneming Ecolines aangetroffen. Beide tickets betreffen de busreis van Kaunas (Litouwen) naar Amsterdam (Nederland) met vertrek op 21 mei 2012 om 16:30 uur en aankomst op 22 mei 2012 om 19:50 uur.17 Gelet hierop en gelet op de volgnummers van de tickets, die slechts twee cijfers verschillen (2609188 en 2609190), alsmede gelet op het feit dat de tickets op dezelfde datum zijn uitgeprint (19 mei 2012), is het zeer waarschijnlijk dat [verdachte B] en [verdachte C]met dezelfde busreis naar Nederland zijn gekomen, dat ze elkaar kennen en dat nog een derde persoon met hen is mee gereisd.
De raadsvrouw heeft betoogd dat er voldoende twijfel bestaat bij de betrokkenheid van verdachte bij de overval, mede gelet op het tijdpad tussen het moment van de overval en het moment dat verdachte bij de sloot is gezien en het feit dat de signalementomschrijvingen van diverse getuigen bij de sloot niet overeenkomen met het uiterlijk van verdachte.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Aan de hand van de hierboven beschreven bewijsmiddelen staat het volgende vast. Kort nadat drie van de overvallers zijn gevlucht, kwam een vierde man de winkel uit. Deze man kwijlde en liet op de hoek van de Molenstraat en de Langstraat een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op de grond vallen en rende vervolgens weg in dezelfde richting als de andere drie andere mannen. Door getuigen is gezien dat verdachte kort na de overval uit dezelfde richting is komen rennen als de daders van de overval en dat hij daarna nabij de parkeerplaats, waar één van de medeverdachten ([verdachte B]) is aangehouden, is weggelopen en zich heeft ontdaan van zijn overhemd en t-shirt. Tijdens zijn vlucht is hij gevallen en is hij op de Katwijkseweg aangetroffen door omstanders, die hem in eerste instantie probeerden te helpen. Daarbij heeft verdachte meerdere malen geprobeerd om weg te komen via een sloot en heeft hij zich verzet nadat hij eenmaal was aangehouden door de politie. De politie heeft geconstateerd dat verdachte kwijlde. Op het wapen dat nabij de juwelier in de Langstraat werd gevonden, is een DNA-profiel aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte, waarbij de kans dat dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man kleiner is dan één op één miljard.18 Dit alles in onderlinge samenhang gezien, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat verdachte degene is geweest die aangever [slachtoffer A] als laatste uit zijn winkel heeft zien lopen en het (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft laten vallen. Het feit dat in het DNA-profiel additionele, zwak aanwezige DNA-kenmerken zichtbaar zijn die kunnen duiden op de aanwezigheid van een relatief geringe hoeveelheid celmateriaal van minimaal één andere persoon, doet hieraan niets af. Ook het gevoerde verweer dat het gelet op het tijdpad tussen het moment van de overval en het moment dat verdachte bij de sloot is gezien niet zou kunnen, gaat niet op. Hoewel het onbekend is hoe laat verdachte precies is aangetroffen door omstanders, staat vast dat dit enige minuten voor 10:18 uur moet zijn geweest, hetgeen past in het tijdpad en de afstand vanaf de juwelierszaak, ook indien ervan uit zou worden gegaan dat de afstand tussen de juwelier en de plek waar verdachte is aangetroffen 1,5 kilometer bedraagt, zoals door de raadsvrouw is betoogd. Bovendien heeft verdachte geen verklaring kunnen gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA-profiel op het wapen en zijn aanwezigheid ter plaatste kort na de overval.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte één van de personen is die de overval hebben gepleegd (feit 1).
Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een wapen voorhanden heeft gehad, zoals is ten laste gelegd onder feit 2. Het wapen dat door één van de mannen voor de juwelier op de grond is gegooid en waarop het DNA-profiel van verdachte is aangetroffen, betreft een aansteker in de vorm van een pistool en vertoont voor wat betreft vorm en afmetingen sprekende gelijkenis met een vuurwapen van het merk Beretta, model 92 FS. Derhalve is dit voorwerp voor be- en afdreiging geschikt en een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie.19 Nu niet kan worden vastgesteld of verdachte dit wapen tezamen en in vereniging met anderen voorhanden heeft gehad, zal de rechtbank hem van dit onderdeel partieel vrijspreken.
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 24 mei 2012 te Wassenaar tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid horloges, toebehorende aan Koekkoek Juwelier en/of [slachtoffer A], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] en/of [slachtoffer C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- (weg)duwen van die [slachtoffer A] en
- het spuiten van pepperspray in de richting van die [slachtoffer B] en die [slachtoffer C] en
- het met kracht zetten van (vermoedelijk) een knie tegen het lichaam van die [slachtoffer B] en
- tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer C].
2.
hij op 24 mei 2012 te Wassenaar een wapen van categorie I onder 7°, te weten een aansteker in de vorm van een pistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een Beretta model 92FS), voorhanden heeft gehad.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en voorts geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van de strafmaat.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders op gewelddadige wijze een overval gepleegd op een juwelierszaak in Wassenaar. Tijdens deze overval is een in de zaak aanwezige medewerkster met pepperspray bespoten en is een andere medewerker met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) bedreigd. De daders hebben een glazen vitrine kapot geslagen en hebben daaruit achttien waardevolle horloges van het merk Omega weggenomen.
Door aldus te handelen heeft verdachte bij de slachtoffers grote gevoelens van angst teweeg gebracht. De ervaring leert dat slachtoffers van een gewapende overval daarvan in het algemeen een langdurige en ernstige psychische nasleep ondervinden. Dit nietsontziende, brutale gedrag van verdachte werd kennelijk slechts ingegeven door beoogd financieel gewin.
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 25 mei 2012, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van een uittreksel uit het Litouwse register van veroordeelde personen van 11 juni 2012. Daaruit blijkt dat verdachte in Litouwen diverse malen is veroordeeld tot gevangenisstraffen voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van 23 juli 2012 betreffende verdachte. De reclassering ziet geen meerwaarde in het opstellen van een plan van aanpak, gelet op het feit dat verdachte op het moment van aanhouding slechts twee dagen in Nederland was en niet weet of hij na zijn detentie in Nederland zal blijven. Naar eigen zeggen zijn verdachtes leefomstandigheden in Litouwen stabiel. Er is wel sprake van heroïneafhankelijkheid, maar het is de reclassering onduidelijk gebleven welke rol dit momenteel in het leven van verdachte speelt.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die gewoonlijk voor een overval worden opgelegd. Die straffen bedragen, gelet op de jurisprudentie en de straftoemetingsrichtlijnen, gemiddeld twee tot vijf jaren gevangenisstraf. Daarbij werkt strafverzwarend dat het feit met behulp van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en pepperspray is gepleegd, waardoor twee van de slachtoffers letsel hebben opgelopen. Daarnaast is het feit op de openbare weg in een winkelstraat en onder het oog van veel publiek begaan. Het heeft dus niet alleen bij de slachtoffers, maar ook bij dit publiek gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. Ten slotte geldt ten nadele van verdachte dat hij eerder voor soortgelijke feiten en ook voor andere geweldsdelicten is veroordeeld. Gelet hierop acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenis van vier jaar passend en geboden.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer B] (gemachtigde: A.M.C. Govers van DAS Rechtsbijstand) heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 1.709,80.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.709,80 subsidiair 27 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer B].
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en voorts geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van vordering van de benadeelde partij.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De omvang van de vordering is door of namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
Wat de immateriële schade betreft acht de rechtbank een bedrag van € 1.500,- als vergoeding naar billijkheid toewijsbaar.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.709,80.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.709,80, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer B].
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage C aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en voorts geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan en met behulp van dit voorwerp het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36b, 36c, 36f, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer B] (gemachtigde: A.M.C. Govers van DAS Rechtsbijstand), een bedrag van € 1.709,80;
met bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.709,80 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer B] (gemachtigde: A.M.C. Govers van DAS Rechtsbijstand);
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 27 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten:
1. 1.00 STK Pistool, BERETTA, betreft een aansteker in de vorm van een pistool.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Timmermans, voorzitter,
mrs C. Fetter en J.J. Peters, rechters,
in tegenwoordigheid van
mrs J.M.N. Schrover en I. Verstraeten-Jochemsen, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 november 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer 2012109370 (voorgeleidingsdossier), van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 588).
2 Proces-verbaal verhoor aangeefster, [slachtoffer B], 24 mei 2012, p. 17-18.
3 Proces-verbaal verhoor aangever, [slachtoffer A], 24 mei 2012, p. 12-13, proces-verbaal verhoor aangever, [slachtoffer C], 24 mei 2012, p. 29-30.
4 Proces-verbaal verhoor aangever, [slachtoffer C], 24 mei 2012, p. 29-30.
5 Proces-verbaal verhoor aangever, [slachtoffer A], 24 mei 2012, p. 12-13; Proces-verbaal verhoor getuige, [getuige 8], 24 mei 2012, p. 50-51; Proces-verbaal verhoor getuige, [getuige 1], 26 mei 2012, p. 212-213; Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 2], 31 mei 2012, p. 232-233; Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 3], 31 mei 2012, p. 234-235; Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 4], 31 mei 2012, p. 236-237; Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 5], 12 juni 2012, p. 285-286 en bijlage p. 287.
6 Proces-verbaal, 26 mei 2012, p. 172 en bijlage p. 173, Proces-verbaal van bevindingen, 31 mei 2012, p. 325-333; Aanvullend dossier (ongenummerd): Proces-verbaal van bevindingen, 1 november 2012.
7 Geschriften, te weten een print incident d.d. 24 mei 2012, p. 89-93 en een rapport incident d.d. 24 mei 2012, p. 94-101; Proces-verbaal meldkamer gesprekken, 30 mei 2012, p. 174-175.
8 Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 9], 31 mei 2012, p. 225-228; Proces-verbaal verhoor aangever, [slachtoffer C], 24 mei 2012, p. 21-25; Proces-verbaal verhoor getuige, [voorbijganger 1], 24 mei 2012, p. 36-39.
9 Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 10], 30 mei 2012, p. 238-239 en bijlagen p. 243-244; Proces-verbaal verhoor getuige, [getuige 11], 29 mei 2012, p. 245-246.
10 Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 9], 31 mei 2012, p. 225-228; Proces-verbaal verhoor aangever, [slachtoffer C], 24 mei 2012, p. 21-25; Proces-verbaal verhoor getuige, [voorbijganger 1], 24 mei 2012, p. 36-39; Proces-verbaal verhoor getuige, [getuige 12], 26 mei 2012, p. 215-217; Proces-verbaal aanhouding [verdachte B], 24 mei 2012, p. 130-131; Proces-verbaal, 24 mei 2012, p. 71-72.
11 Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 14], 30 mei 2012, p. 250-252 en bijlage p. 255.
12 Proces-verbaal van bevindingen, 24 mei 2012, p. 74-75.
13 Proces-verbaal verhoor getuige, [getuige 15], 24 mei 2012, p. 40; Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 15], 24 mei 2012, p. 44-45.
14 Proces-verbaal verhoor getuige, [getuige 16], 24 mei 2012, p. 47.
15 Proces-verbaal van bevindingen, 25 maart (de rechtbank leest: mei) 2012, p. 152-153.
16 Proces-verbaal aanhouding [verdachte C], 24 mei 2012, p. 142-145; Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 17], 24 mei 2012, p. 54-55.
17 Proces-verbaal signalementen verdachten, 30 mei 2012, p. 199-203; Proces-verbaal signalementen verdachten, 30 mei 2012, p. 189-193; Proces-verbaal van bevindingen, 29 mei 2012, p. 183-188 en geschriften, te weten twee prints p. 186-187.
18 Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2012.06.18.005, op 3 september 2012 opgemaakt en ondertekend door dr. R.J. Bink, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA.
19 Proces-verbaal, 24 mei 2012, p. 69-70