ECLI:NL:RBSGR:2012:BY4811

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-758336-12
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op juwelierszaak met gebruik van pepperspray en vuurwapen gelijkend voorwerp

Op 30 november 2012 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met mededaders een gewapende overval heeft gepleegd op juwelier Koekkoek in Wassenaar. De overval vond plaats op 24 mei 2012, waarbij de verdachte en zijn medeplichtigen op gewelddadige wijze de juwelierszaak binnendrongen. Tijdens de overval werd een medewerkster met pepperspray bespoten en een andere medewerker werd bedreigd met een voorwerp dat leek op een vuurwapen. De daders hebben achttien waardevolle horloges van het merk Omega gestolen en daarbij de slachtoffers grote angst bezorgd. De rechtbank oordeelde dat het brutale gedrag van de verdachte, dat enkel ingegeven leek door financieel gewin, strafverzwarend was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar, mede omdat hij eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om een bedrag van € 1.709,80 te betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden van het bezit van het vuurwapen gelijkend voorwerp, en heeft hem daarvan vrijgesproken. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffiers en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/758336-12
Datum uitspraak: 30 november 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte B],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] (Litouwen),
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [naam PI]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 31 augustus 2012 en 16 november 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. van Gosen en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. A.A. van Harmelen, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 mei 2012 te Wassenaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid horloges, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Koekkoek Juwelier en/of [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- (weg)duwen van die [slachtoffer A] en/of
- het spuiten van pepperspray, althans een bijtende en/of traanverwekkende stof, in de richting van die [slachtoffer B] en/of die [slachtoffer C] en/of
- het (met kracht) zetten van een knie tegen het lichaam van die [slachtoffer B] en/of
- tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer D];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 24 mei 2012 te Wassenaar te zamen en in vereniging met een ander of anderen een wapen van categorie I onder 7°, te weten een aansteker in de vorm van een pistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een Beretta model 92FS), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Inleiding
De verdenking komt erop neer dat verdachte samen met anderen op 24 mei 2012 een gewapende overval heeft gepleegd op juwelier Koekkoek te Wassenaar (feit 1). Tevens is het bezit van het daarbij gebruikte op een vuurwapen gelijkende voorwerp ten laste gelegd (feit 2).
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging1
Op 24 mei 2012 omstreeks 10:00 uur komen in ieder geval drie mannen juwelierswinkel Koekkoek, gevestigd aan de Langstraat 99 te Wassenaar, binnen. De voorste man loopt naar een medewerkster, [slachtoffer B], en spuit pepperspray in haar gezicht, waardoor zij door haar benen zakt. Vervolgens drukt de man [slachtoffer B] klem door vermoedelijk zijn knie tegen haar lichaam aan te zetten. Als zij niet meer klemgezet wordt, kruipt [slachtoffer B] achter een wandje en blijft daar zitten. Op dat moment hoort zij glasgerinkel.2 De eigenaar van de juwelier, de heer [slachtoffer A], is op dat moment met een medewerker, [slachtoffer D], in het aangrenzende pand waar de werkplaats is gevestigd. Nadat zij glasgerinkel hebben gehoord, rennen [slachtoffer D] en [slachtoffer A] naar het pand waarin de juwelier is gevestigd. [slachtoffer D] gaat binnendoor en [slachtoffer A] loopt via de buitenkant.3
Als [slachtoffer D] de juwelierswinkel binnenkomt, ziet hij twee mannen staan. Hij hoort dat er nog meer personen aanwezig zijn, maar ziet hen niet. [slachtoffer D] gooit een hamer naar één van de mannen toe, waarna deze man naar hem toe rent met een vuurwapen in zijn hand. [slachtoffer D] rent weg en de man rent achter hem aan terwijl hij het vuurwapen hoog houdt. [slachtoffer D] rent naar de werkplaats en de man keert terug naar de winkel.4
Op het moment dat [slachtoffer A] buiten komt, ziet hij drie mannen de winkel uit lopen. Eén man was even daarvoor bezig in een vitrine naast de voordeur van de winkel. De drie mannen duwen [slachtoffer A] daarbij op de grond. Ze zetten het buiten direct op een rennen en rennen weg in de richting van de Molenstraat. Vervolgens loopt een vierde man de winkel uit. Hij kijkt kwaad en kwijlt. Deze man laat op de hoek van de Molenstraat en de Langstraat een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op de grond vallen en rent vervolgens weg in dezelfde richting als de andere drie mannen.5
De ruit van de vitrine direct naast de voordeur van de juwelierswinkel blijkt te zijn vernield en daaruit zijn achttien horloges van het merk Omega weggenomen.6
Om 10:05:06 uur komt bij de meldkamer van 112 de eerste melding van de overval binnen. Deze melding komt van een medewerkster van de schuin tegenover de juwelier gelegen Blokker. Zij hoort een hoop gegil en ziet mensen rennen, maar heeft verder geen zicht.7 Hieruit leidt de rechtbank af dat de overval in de minuten daarvoor gebeurd moet zijn.
De filiaalhouder van een tegenover de juwelier gelegen kinderkledingwinkel, de heer [getuige 9], ziet en hoort de overval gebeuren en rent achter de drie mannen aan.
Een medewerker van Hema, [slachtoffer C], en een andere voorbijganger, [voorbijganger 1], rennen vervolgens ook achter hen aan.8 De voorste man houdt tijdens het rennen een blauwe plastic tas voor zich.9 De mannen rennen naar het parkeerterrein bij de Bonifaciusschool aan het Kloosterland. Daar pakken de twee voorste mannen twee fietsen uit een stalling en rijden daarop weg. Op het moment dat de derde man ook een fiets wil pakken, springt [slachtoffer C] op hem. Daarop spuit de man pepperspray in het gezicht van [slachtoffer C] en probeert wederom de fiets te pakken. [slachtoffer C] en [voorbijganger 1] springen op de man en houden hem in bedwang totdat de politie arriveert en hem om 10:11 uur aanhoudt. De man blijkt [verdachte B] te zijn. Nabij de plaats waar hij wordt aangehouden, wordt op de grond een busje pepperspray aangetroffen.10
Om 10:18 uur wordt nog een verdachte van de overval aangehouden in de sloot langs het fietspad van de Katwijkseweg (in het verlengde van de Van Zuylen van Neijeveltstraat en op 1,2 km afstand van juwelier Koekkoek11). Hij blijkt
[verdachte C] te zijn en kwam volgens omstanders een aantal minuten daarvoor hard aan rennen uit de richting van het Kloosterland. Het wapen dat één van de daders nabij de juwelier in de Langstraat heeft laten vallen, blijkt een aansteker te zijn in de vorm van een pistool, dat sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen van het merk Beretta en model 92 FS.12 Op het wapen is het DNA-profiel van [verdachte C] aangetroffen.13
Bij zowel verdachte [verdachte B] als verdachte [verdachte C] is een ticket van busonderneming Ecolines aangetroffen. Beide tickets betreffen de busreis van Kaunas (Litouwen) naar Amsterdam (Nederland) met vertrek op 21 mei 2012 om 16:30 uur en aankomst op 22 mei 2012 om 19:50 uur.14 Gelet hierop en gelet op de volgnummers van de tickets, die slechts twee cijfers verschillen (2609188 en 2609190), alsmede gelet op het feit dat de tickets op dezelfde datum zijn uitgeprint (19 mei 2012), is het zeer waarschijnlijk dat [verdachte B] en [verdachte C] met dezelfde busreis naar Nederland zijn gekomen, dat ze elkaar kennen en dat nog een derde persoon met hen is mee gereisd.
De raadsvrouw heeft betoogd dat het feit dat verdachte uit de richting van de juwelierszaak, waar kort tevoren een overval was gepleegd, kwam rennen en dat in zijn buurt een busje pepperspray is aangetroffen, onvoldoende bewijs oplevert dat verdachte heeft deelgenomen aan de overval.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Uit de verklaringen van onder andere [slachtoffer A] en [getuige 9] volgt dat verdachte één van de mannen is die na de overval de juwelierszaak uitkwam en wegrende. Daar komt bij dat verdachte vervolgens dezelfde kant als twee van de andere mannen is opgerend en, net als die twee mannen, heeft geprobeerd om weg te vluchten op een fiets die kennelijk (niet op slot) klaar stond. Toen iemand hem probeerde tegen te houden, heeft verdachte zich bovendien verzet door pepperspray in het gezicht van die persoon te spuiten.
In het licht van het bovenstaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij in de juwelier een horloge voor zijn vrouw aan het uitzoeken was, in paniek wegrende toen hij glasgerinkel hoorde en daarbij per ongeluk een busje pepperspray heeft meegenomen, ongeloofwaardig. Daarbij komt dat tijdens zijn aanhouding geen geld of een ander betaalmiddel bij verdachte is aangetroffen.
De rechtbank acht dit alles onder de gegeven omstandigheden voldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte één van de personen is die de overval hebben gepleegd (feit 1).
Hoewel vaststaat dat verdachte met anderen een overval heeft gepleegd waarbij gebruik is gemaakt van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 2 ten laste gelegde (medeplegen van het) bezit van dit vuurwapen ten aanzien van verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Nu enkel het DNA-profiel van medeverdachte [verdachte C] op dit wapen is aangetroffen en de verdachten allen zwijgen over de geplande gang van zaken tijdens de overval, kan niet worden vastgesteld dat de overige verdachten (ook) beschikkingsmacht over het wapen hebben gehad. Derhalve zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 24 mei 2012 te Wassenaar tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid horloges, toebehorende aan Koekkoek Juwelier en/of [slachtoffer A], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- (weg)duwen van die [slachtoffer A] en
- het spuiten van pepperspray in de richting van die [slachtoffer B] en die [slachtoffer C] en
- het met kracht zetten van (vermoedelijk) een knie tegen het lichaam van die [slachtoffer B] en
- tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer D].
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en voorts geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van de strafmaat.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders op gewelddadige wijze een overval gepleegd op een juwelierswinkel in Wassenaar. Tijdens deze overval is een in de winkel aanwezige medewerkster met pepperspray bespoten en is een andere medewerker met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) bedreigd. De daders hebben een glazen vitrine kapot geslagen en hebben daaruit achttien waardevolle horloges van het merk Omega weggenomen. Vervolgens heeft verdachte zich, nadat hij de juwelierszaak had verlaten, op gewelddadige wijze verzet tegen zijn aanhouding door omstanders. Tijdens die aanhouding - op klaarlichte dag in een winkelstraat - heeft verdachte één van de personen die hem probeerde te overmeesteren, bespoten met pepperspray.
Door aldus te handelen heeft verdachte bij de slachtoffers grote gevoelens van angst teweeg gebracht. De ervaring leert dat slachtoffers van een gewapende overval daarvan in het algemeen een langdurige en ernstige psychische nasleep ondervinden. Dit nietsontziende, brutale gedrag van verdachte werd kennelijk slechts ingegeven door beoogd financieel gewin.
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 25 mei 2012, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van een uittreksel uit het European Criminal Records Information System 13 september 2012 op naam van [X], waarvan is vastgesteld dat diens vingerafdruk gelijk is aan die van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte in verschillende Europese landen eerder is veroordeeld, waaronder in Litouwen, tot gevangenisstraffen voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van 10 augustus 2012. De reclassering onthoudt zich van een advies over strafoplegging en kan geen recidive-inschatting maken, gelet op het feit dat verdachte (in Nederland) niet eerder met justitie in aanraking is gekomen en de tenlastegelegde feiten ontkent. Verdachte stelt zich weinig ontvankelijk op voor begeleiding dan wel hulpverlening in een verplicht kader. Het feit dat zijn leven in Litouwen vooralsnog moeizaam is verlopen en het verdachte grote moeite kost om financieel voor zijn gezin te zorgen, zijn mogelijk aanwezig criminogene factoren. Gelet op zijn ontkenning is het voor de reclassering echter niet mogelijk om een delictrelatie te leggen.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die gewoonlijk voor een overval worden opgelegd. Die straffen bedragen, gelet op de jurisprudentie en de straftoemetingsrichtlijnen, gemiddeld twee tot vijf jaren gevangenisstraf. Daarbij werkt strafverzwarend dat het feit met behulp van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en pepperspray is gepleegd, waardoor twee van de slachtoffers letsel hebben opgelopen. Daarnaast is het feit op de openbare weg in een winkelstraat en onder het oog van veel publiek begaan. Het heeft dus niet alleen bij de slachtoffers, maar ook bij dit publiek gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. Ten slotte geldt ten nadele van verdachte dat hij eerder voor soortgelijke feiten en ook voor andere geweldsdelicten is veroordeeld. Gelet hierop acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenis van vier jaar passend en geboden.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer B] (gemachtigde: A.M.C. Govers van DAS Rechtsbijstand) heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 1.709,80.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.709,80 subsidiair 27 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer B].
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, gelet op de bepleite vrijspraak.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De omvang van de vordering is door of namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
Wat de immateriële schade betreft acht de rechtbank een bedrag van € 1.500,- als vergoeding naar billijkheid toewijsbaar.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.709,80.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.709,80 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer B].
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage C aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien
met behulp van dit voorwerp het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan en dit
voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met
de wet of met het algemeen belang.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36b, 36c, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer B] (gemachtigde: A.M.C. Govers van DAS Rechtsbijstand), een bedrag van € 1.709,80;
met bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.709,80 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer B] (gemachtigde: A.M.C. Govers van DAS Rechtsbijstand);
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 27 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten:
1.00 STK Spuitbus Kl:zwart, PFEFFER ko Jet.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Timmermans, voorzitter,
mrs C. Fetter en J.J. Peters, rechters,
in tegenwoordigheid van
mrs J.M.N. Schrover en I. Verstraeten-Jochemsen, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 november 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer 2012109370 (voorgeleidingsdossier), van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 588).
2 Proces-verbaal verhoor aangeefster, [slachtoffer B], 24 mei 2012, p. 17-18.
3 Proces-verbaal verhoor aangever, [slachtoffer A], 24 mei 2012, p. 12-13, proces-verbaal verhoor aangever, [slachtoffer D], 24 mei 2012, p. 29-30.
4 Proces-verbaal verhoor aangever, [slachtoffer D], 24 mei 2012, p. 29-30.
5 Proces-verbaal verhoor aangever, [slachtoffer A], 24 mei 2012, p. 12-13; Proces-verbaal verhoor getuige, [getuige 8], 24 mei 2012, p. 50-51; Proces-verbaal verhoor getuige, [getuige 1], 26 mei 2012, p. 212-213; Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 2], 31 mei 2012, p. 232-233; Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 3], 31 mei 2012, p. 234-235; Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 4], 31 mei 2012, p. 236-237; Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 5], 12 juni 2012, p. 285-286 en bijlage p. 287.
6 Proces-verbaal, 26 mei 2012, p. 172 en bijlage p. 173, Proces-verbaal van bevindingen, 31 mei 2012, p. 325-333; Aanvullend dossier (ongenummerd): Proces-verbaal van bevindingen, 1 november 2012.
7 Geschriften, te weten een print incident d.d. 24 mei 2012, p. 89-93 en een rapport incident d.d. 24 mei 2012, p. 94-101; Proces-verbaal meldkamer gesprekken, 30 mei 2012, p. 174-175.
8 Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 9], 31 mei 2012, p. 225-228; Proces-verbaal verhoor aangever, [slachtoffer C], 24 mei 2012, p. 21-25; Proces-verbaal verhoor getuige, [voorbijganger 1], 24 mei 2012, p. 36-39.
9 Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 10], 30 mei 2012, p. 238-239 en bijlagen p. 243-244; Proces-verbaal verhoor getuige, [getuige 11], 29 mei 2012, p. 245-246.
10 Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige 9], 31 mei 2012, p. 225-228; Proces-verbaal verhoor aangever, [slachtoffer C], 24 mei 2012, p. 21-25; Proces-verbaal verhoor getuige, [voorbijganger 1], 24 mei 2012, p. 36-39; Proces-verbaal verhoor getuige, [getuige 12], 26 mei 2012, p. 215-217; Proces-verbaal aanhouding [verdachte B], 24 mei 2012, p. 130-131; Proces-verbaal, 24 mei 2012, p. 71-72.
11 Proces-verbaal van bevindingen, 25 maart (de rechtbank leest: mei) 2012, p. 152-153.
12 Proces-verbaal, 24 mei 2012, p. 69-70.
13 Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2012.06.18.005, op 3 september 2012 opgemaakt en ondertekend door dr. R.J. Bink, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA.
14 Proces-verbaal signalementen verdachten, 30 mei 2012, p. 199-203; Proces-verbaal signalementen verdachten, 30 mei 2012, p. 189-193; Proces-verbaal van bevindingen, 29 mei 2012, p. 183-188 en geschriften, te weten twee prints p. 186-187.