ECLI:NL:RBSGR:2012:BY4772

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/2984
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een maatregel opgelegd op grond van de Werkloosheidswet (WW) wegens het stellen van eisen die het aanvaarden van passend werk belemmeren

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 november 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over een opgelegde maatregel op grond van de Werkloosheidswet (WW). Eiseres ontving sinds 2 augustus 2010 een uitkering op basis van de WW en had eerder gewerkt als administratief medewerker bij Ziggo. Na een conflict met haar werkgever werd haar arbeidsovereenkomst ontbonden. Verweerder legde eiseres op 15 november 2011 een maatregel op van verlaging van haar uitkering met 25% gedurende vier maanden, omdat zij volgens verweerder onvoldoende had gesolliciteerd en passende arbeid had geweigerd. Eiseres ging tegen dit besluit in beroep.

De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor het verwijtbaar handelen bij verweerder ligt, aangezien het een ambtshalve opgelegde maatregel betreft. De rechtbank constateerde dat verweerder onvoldoende had onderbouwd dat eiseres zich verwijtbaar had gedragen. De rechtbank verwierp het standpunt van verweerder dat de bewijsvoeringslast bij eiseres zou liggen, en stelde vast dat het werkaanbod niet door verweerder, maar door een potentiële werkgever gedaan moet worden. Eiseres was afgewezen voor een functie bij SNT omdat zij niet voldeed aan de vereiste targets, en er was geen bewijs dat zij specifieke eisen had gesteld die het verkrijgen van de functie belemmerden.

De rechtbank concludeerde dat verweerder de oorspronkelijke grondslag van de maatregel had moeten laten vallen, omdat deze niet op feiten was gebaseerd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waarbij de maatregel werd herroepen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 november 2012.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2984
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2012 in de zaak tussen
[eiseres], te [plaats],
(gemachtigde: mr. J.M. Breevoort),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: F.J. Latenstein).
Procesverloop
1.1. Bij besluit van 15 november 2011 heeft verweerder eiseres een maatregel opgelegd ter zake van haar uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
1.2. Bij besluit van 5 maart 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.3. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Eiseres heeft medische informatie overgelegd. Verweerder heeft in reactie hierop een nadere rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 25 juni 2012 overgelegd.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2012.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is verschenen de partner van eiseres, [partner van eiseres]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.7. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat verweerder bij de werkcoach zal nagaan waarom deze twee functies van callcenter medewerkers geselecteerd zijn en of er geen administratieve functies beschikbaar waren en als er een keuze was, waarom dan een callcenter functie aan eiseres werd aangeboden en niet een administratieve functie.
1.8. Verweerder heeft bij brief van 13 juli 2012 een nadere reactie gegeven. Eiseres heeft op 24 juli 2012 een nadere reactie toegezonden.
1.9. Nadat partijen voor het achterwege blijven van een nader onderzoek ter zitting schriftelijke toestemming hebben gegeven, heeft de rechtbank bepaald dat verder onderzoek achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden en regelgeving.
2.1 Eiseres ontvangt sinds 2 augustus 2010 uitkering op grond van de WW.
2.2. Eiseres is werkloos geworden vanuit een betrekking bij Ziggo. Zij heeft daar ruim 9 jaar gewerkt, meestentijds als administratief medewerker, voor welk soort werk zij is opgeleid. De laatste twee jaar werkte zij vanwege een interne herplaatsing als medewerker klantenservice (call-center). Over dat werk is een conflict ontstaan met haar werkgever waarna haar arbeidsovereenkomst door tussenkomst van de kantonrechter is ontbonden.
2.3. Bij haar “intake” door verweerder is vastgelegd dat eiseres werk zoekt als administratief medewerkster.
2.4. Na telefonische contacten op 12 en 14 september met haar werkcoach [A] is eiseres op 19 september 2011 telefonisch uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek op 22 september 2011 voor een functie van medewerker klantenservice bij SNT/CAK (verder: SNT). Deze functie is telefonisch met haar besproken. Deze bijeenkomst zou inhouden dat eiseres een presentatie van het bedrijf te zien kreeg en daarna, als zij nog belangstelling had, een sollicitatiegesprek.
2.5. Vervolgens heeft deze bijeenkomst op 22 september 2011 plaatsgevonden. Eiseres heeft een sollicitatiegesprek gehad. Zij is volgens de “terugkoppeling” van SNT naar verweerder afgewezen omdat zij problemen heeft targets te halen en de functie niet leuk vond.
2.6. Nadien heeft eiseres op 29 september 2011 nog een sollicitatiegesprek gehad voor een vacature bij L&H te Leidschendam. Dit heeft niet tot resultaat geleid.
2.7. Op 17 oktober 2011 heeft een gesprek plaatsgevonden met eiseres in tegenwoordigheid van [A] waarbij de uitkomst van deze twee sollicitatiegesprekken is besproken.
2.8. Bij besluit van 15 november 2011 heeft verweerder aan eiseres een maatregel opgelegd van verlaging van de uitkering met 25% gedurende vier maanden wegens onvoldoende solliciteren en het weigeren van passende arbeid.
2.9. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft de grondslag van de maatregel gewijzigd. In het bestreden besluit baseert verweerder de maatregel op het stellen van eisen door eiseres die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren en het niet nakomen van de verplichtingen uit het reintegratieplan of reintegratievisie. Daarmee heeft eiseres volgens verweerder artikel 24, eerste lid, onder b, ten vierde en artikel 26, eerste lid, onder l, WW overtreden.
2.10. Ingevolge artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, ten vierde, van de WW voorkomt de werknemer dat hij werkloos is of blijft doordat hij in verband met door hem te verrichten arbeid eisen stelt die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.
2.11 Op grond van artikel 27, derde lid, van de WW weigert het Uwv de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk indien de werknemer een verplichting hem op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel b, ten vierde, niet of niet behoorlijk is nagekomen.
3. Partijen nemen thans de volgende standpunten in.
3.1. Verweerder heeft bij brief van 13 juli 2012 aangegeven dat hij contact heeft
opgenomen met de werkcoach [A] en het standpunt inneemt dat de maatregel niet is opgelegd vanwege de houding van eiseres jegens L&H, maar vanwege de houding jegens SNT. Eiseres heeft volgens verweerder niet eens de bereidheid getoond om deel te nemen aan de interne training van enkele dagen om te bezien of het aangeboden werk haar zou liggen of niet. Verweerder acht de functie bij SNT niet op medische gronden niet passend voor eiseres. Deze functie is haar aangeboden in het kader van een zogenoemd “passend werkaanbod (pawa)”. Daaraan verbindt verweerder de conclusie dat als een dergelijk aanbod niet tot werkaanvaarding leidt, dit aan eiseres te wijten moet zijn. Verweerder handhaaft daarom dat eiseres eisen heeft gesteld die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren. Ter zitting heeft verweerder overtreding van artikel 26, eerste lid, onder l, WW als grondslag van de maatregel laten vallen.
3.2. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet heeft geweigerd om passende arbeid te verrichten. Zij werd door SNT afgewezen voor deze functie omdat zij er niet geschikt voor was. Voorts is zij van mening dat van haar niet verwacht kan worden dat zij de functies van callcentermedewerker, zoals laatstelijk is aangeboden, kan verrichten, gelet op haar medische situatie.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In geschil is thans nog of eiseres tegenover SNT zodanige eisen heeft gesteld dat zij daardoor de aangeboden functie van medewerker klantenservice niet heeft verkregen en of deze functie op medische gronden niet passend voor haar zou zijn.
4.2. De bewijslast dat eiseres zich verwijtbaar heeft gedragen berust bij verweerder, aangezien het een ambtshalve opgelegde maatregel als herstelsanctie betreft. De rechtbank verwerpt het standpunt van verweerder dat de bewijsvoeringslast in dit geval bij eiseres zou liggen, omdat uit het niet tot een positief resultaat leiden van een passend werkaanbod een rechtsvermoeden zou voortvloeien van verwijtbaar handelen door de verzekerde. Zoals verweerder ook zelf aangeeft houdt een passend werkaanbod in dat de verzekerde twee sollicitatiegesprekken krijgt. Het werkaanbod moet dan ook uiteindelijk niet door verweerder worden gedaan maar door een potentiële werkgever. Het is dus ook die werkgever die beslist over het daadwerkelijk aanbieden van een vacature aan de verzekerde. Daarom dient verweerder, als een werkaanbod niet tot resultaat leidt, op grond van artikel 3:2 Awb te onderzoeken waarom dat is gebeurd, of dat aan de verzekerde valt te verwijten en dat te motiveren.
4.3. In dit geval blijkt uit de verslaglegging van verweerder dat SNT eiseres heeft afgewezen omdat zij niet of onvoldoende voldeed aan het vereiste targets te kunnen halen. Dit vindt bevestiging in de mededeling van werkcoach [A] op 17 oktober 2011 dat eiseres tegenover SNT aangaf dat zij het, op basis van haar laatste werkervaring bij Ziggo, waarschijnlijk niet zou redden om binnen de gestelde beltijd klanten te woord te staan. Verder is in de verslaglegging van verweerder niets terug te vinden van een aanbod van SNT aan eiseres om eerst een opleiding/training te volgen. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat SNT dit aanbod niet aan eiseres heeft gedaan, maar haar op grond van het sollicitatiegesprek al ongeschikt heeft bevonden voor de functie van medewerker klantenservice. Dat eiseres het werk ook niet leuk vond, hetgeen zij bepaald niet onder stoelen of banken steekt, doet daar niet aan af. In elk geval blijkt niet dat eiseres enige specifieke eis zou hebben gesteld die het verkrijgen van deze functie heeft belemmerd.
4.4. Verweerder heeft dus onvoldoende onderbouwd dat eiseres zich verwijtbaar heeft gedragen. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, Awb.
5.1. Deze uitkomst betekent dat bezien moet worden of het geschil finaal kan worden beslecht. Concreet moet de vraag worden beantwoord of verweerder de opgelegde maatregel nog met een verbeterde motivering of een aangepaste grondslag zou kunnen handhaven. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Verweerder heeft immers bij het bestreden besluit al de oorspronkelijke grondslag van het primaire besluit, dat eiseres passend werk zou hebben geweigerd te aanvaarden en onvoldoende zou hebben gesolliciteerd, moeten laten vallen omdat daarvoor geen basis in de feiten bestond. Vervolgens heeft verweerder ter zitting ook de subsidiaire grondslag van het bestreden besluit om dezelfde reden moeten laten vallen. Daarna heeft verweerder in het kader van een informele bestuurlijke lus het gedrag van eiseres ten opzichte van één van de twee potentiële werkgever met wie zij een gesprek heeft gehad laten vallen als feitelijke basis voor de maatregel. De rechtbank ziet daarom geen aanknopingspunt dat verweerder alsnog een toereikende feitelijke en juridische grondslag voor de maatregel zou kunnen vinden. De opgelegde maatregel ontbeert een feitelijke en juridische grondslag en is daarmee in strijd met artikel 24 en 27 WW opgelegd.
5.2. Daarom kan de rechtbank het geschil definitief beslechten door het bezwaar van eiseres gegrond te verklaren en het primaire besluit te herroepen.
6. De vraag of de aangeboden functie bij SNT op medische gronden als niet passend voor eiseres zou moeten worden beschouwd hoeft geen bespreking meer.
7. Verweerder wordt met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb veroordeeld in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op grond van het bepaalde in het Besluit proceskostenbestuursrecht vastgesteld op € 874 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit van 5 maart 2012;
verklaart het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 15 november 2011 gegrond, herroept dit besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
gelast verweerder aan eiseres de door haar gestorte griffierechten ad in totaal € 42,-- te vergoeden;
veroordeelt verweerder in de proceskosten aan de zijde van eiseres tot een bedrag van € 874,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, rechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden naar partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.