ECLI:NL:RBSGR:2012:BY4751

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/5010
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten: verzekeringsvereisten en Europese regelgeving

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 november 2012 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een tegemoetkoming ingevolge de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) voor het jaar 2010. Eiser, een inwoner van Duitsland met de Nederlandse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in verband met bijkomende kosten door chronische aandoeningen. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser niet verzekerd was volgens de Zorgverzekeringswet (Zvw). Eiser stelde dat hij recht had op de tegemoetkoming, omdat hij in Duitsland woonde en daar zorg ontving, en dat hij zich had aangemeld bij het College voor zorgverzekeringen op basis van de Europese Verordening EG 1408/71.

De rechtbank overwoog dat alleen ingezetenen van Nederland zich kunnen verzekeren volgens de Zvw en dat eiser, als inwoner van Duitsland, niet aan deze voorwaarde voldeed. De rechtbank stelde vast dat de termijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaar van eiser slechts met twee dagen was overschreden, wat geen gevolgen had voor de rechtmatigheid van het besluit. Eiser had ook betoogd dat hij ongelijk werd behandeld ten opzichte van ingezetenen van Nederland, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van ongelijke behandeling van gelijke gevallen, aangezien eiser geen ingezetene van Nederland was.

De rechtbank concludeerde dat eiser geen aanspraak had op de tegemoetkoming ingevolge de Wtcg, omdat hij niet verzekerd was tegen ziektekosten zoals bedoeld in de Zvw. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/5010
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 november 2012 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats], Duitsland,
en
het Centraal Administratiekantoor, verweerder
(gemachtigde: mr. E.A.M.H. Huijben).
Procesverloop
Bij besluit van 8 januari 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag voor een tegemoetkoming ingevolge de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (hierna: Wtcg) voor 2010 afgewezen.
Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 16 mei 2012 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 27 september 2012 ter zitting behandeld. Eiser is, met bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. S.F. Fernhout.
Overwegingen
1. Eiser heeft op 18 november 2011 bij verweerder een tegemoetkoming in het kader van de Wtcg voor 2010 aangevraagd. Deze betreft bijkomende kosten vanwege chronische aandoeningen. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser niet is verzekerd ingevolge de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) en er geen zorg is vergoed ten laste van de Zvw door een zorgverzekeraar zoals bedoeld in de Zvw. Daarmee voldoet eiser niet aan een aantal voorwaarden van de Wtcg en heeft hij geen te honoreren aanspraak op een tegemoetkoming ingevolge die wet. Verweerder heeft het primaire besluit na heroverweging gehandhaafd.
2. Eiser heeft allereerst naar voren gebracht dat verweerder na het verstrijken van de daarvoor geldende beslistermijn een beslissing op zijn bezwaar heeft genomen en dat daarom alleen al het beroep gegrond zou moeten worden verklaard. De rechtbank stelt voorop dat de termijn die is verbonden aan het geven van een beslissing op een bezwaarschrift een zogeheten termijn van orde is en niet een fatale termijn. Het na die termijn beslissen op een bezwaar betekent niet dat de gegeven beslissing daarom niet in rechte stand zou kunnen houden. Het voorgaande betekent dat de – overigens slechts met twee dagen overschreden beslistermijn – geen consequenties heeft voor het bestreden besluit.
3. Met betrekking tot eisers aanspraak op een tegemoetkoming ingevolge de Wtcg overweegt de rechtbank het volgende. De Wtcg heeft tot doel chronisch zieken en gehandicapten die geconfronteerd worden met meerkosten door problemen die zij met hun gezondheid ervaren, tegemoet te komen in deze kosten. Van een te honoreren aanspraak op een tegemoetkoming is volgens artikel 2a, achtste lid, van de Wtcg uitgezonderd degene die niet verzekerd is krachtens een zorgverzekering als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zvw, behoudens een zich hier niet voordoende uitzondering.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser in Duitsland woont en dat hij vanuit Nederland een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA) ontvangt. Wanneer iemand, zoals eiser, zich buiten Nederland vestigt in een EU/EER-land of Zwitserland, terwijl hij een uitkering uit Nederland ontvangt, wordt op grond van het feit dat men dan geen Nederlands ingezetene meer is en om die reden niet meer verzekerd is voor de Zvw, door zijn zorgverzekeraar per datum verhuizing de zorgverzekering ingevolge de Zvw opgezegd en wordt er geen nominale premie meer geïnd.
4.1 De zorg waarvoor eiser zegt meerkosten te hebben gemaakt heeft hij in Duitsland ontvangen. Hij heeft op grond van Verordening EG 1408/71 (hierna: Vo 1408/71) recht op zorg in dat land ten laste van Nederland. Eiser heeft zich, in overeenstemming met artikel 69, eerste lid, van de Vo 1408/71, voor het verkrijgen van deze zorg en de vergoeding van de kosten ervan, aangemeld bij het College voor zorgverzekeringen. Hij is ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Zvw daarvoor een bijdrage verschuldigd, die wordt ingehouden op zijn WIA-uitkering. In het woonland is hij verder geen premie verschuldigd.
4.2 Eiser heeft te kennen gegeven dat hij in Nederland bij Agis tegen ziektekosten is verzekerd en dat hij daarvoor premies betaalt, maar heeft dat op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft ter zitting betoogd dat zo'n verzekering in Nederland ook niet mogelijk is. Eiser zou zich nog wel in Nederland aanvullend kunnen verzekeren, maar daarvan is niet gebleken. Een ziektekostenverzekering zoals bedoeld in de Zvw kan alleen door ingezetenen van Nederland worden afgesloten. Dat volgt uit artikel 5, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ) in samenhang met artikel 2 van de AWBZ en artikel 2, eerste lid, van de Zvw. Als ingezetene van Duitsland heeft eiser voor de verzekering tegen ziektekosten de keus tussen gebruikmaking van de regeling van Vo 1408/71 of zich verzekeren in het woonland.
4.3 Ten slotte heeft eiser betoogd dat hij in strijd met het Europese recht niet gelijk wordt behandeld aan een ingezetene van Nederland. De rechtbank is van oordeel dat eisers geval niet gelijk is aan dat van een ingezetene van Nederland die in Nederland is verzekerd tegen ziektekosten overeenkomstig de Zvw. Dat maakt dat eiser op zich ongelijk behandeld wordt, maar er is geen sprake van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Immers, eiser is geen ingezetene (meer) van Nederland. Voorts betaalt hij in Nederland een – jaarlijks op grond van een zogeheten woonlandfactor vastgestelde - bijdrage die hem recht geeft op zorg in Duitsland. Dat is niet een premie voor een ziektekostenverzekering zoals bedoeld in de Zvw, maar een bijdrage voor deelname aan de regeling van Vo 1408/71. Eiser is dan ook, hoewel hij op grond van de regeling van Vo 1408/71 recht houdt op zorg in Nederland, niet tegen ziektekosten in Nederland verzekerd. Hij heeft daarom, gelet op artikel 2a van de Wtcg, ook geen aanspraak op een tegemoetkoming ingevolge die wet. Dit geldt voor alle Nederlanders die buiten Nederland wonen. Deze Nederlanders worden daarmee – als gelijke gevallen – gelijk behandeld.
5. Nu eiser geen te honoreren aanspraak heeft op een tegemoetkoming in het kader van de Wtcg, omdat hij niet in Nederland tegen ziektekosten is verzekerd als bedoeld in de Zvw, kan de rechtbank eisers betoog dat verweerder geen onderzoek heeft gedaan naar zijn medisch dossier verder onbesproken laten.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Verbeek, voorzitter, en mr. H.P.M Meskers en mr. G.F. van der Linden-Burgers, leden, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2012.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.